Organisatie | Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland |
Citeertitel | ''Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland'' |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Geen |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2013 | 20-03-2018 | 6e wijziging | 01-06-2012 Website Holland Rijnland en Gemeentelijke pagina's deelnemende gemeentes | 12/ 2148 |
1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
a. de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;
b. het samenwerkingsorgaan: het openbaa lichaam, zoals bedoeld in artikel 2 van de regeling;
c. een deelnemende gemeente: een aan de regelin deelnemende gemeente;
d. het gebied het grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Lelden, Leiderdorp, Lisse,Nieuwkoop, Noordwijk
Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;
e. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerd Staten van Zuid-Holland;
f. De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgermeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsorgaan, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
1. Er is een openbaar lichaam genaamd: ''Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland''.
2. He openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet en is gevestigd in Leiden.
3. In afwijking van lid 2 kan het Algemeen Bestuur een uitzondering maken wat betreft de vestigingsplaats;
4. Het rechtsgebied van het samenwerkingsorgaan omvat he grondgebied van deelnemende gemeenten. de
Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden
Het samenwerkingsorgaan heeft tot doel, vanuit de gedachte van verlengd lokaal Bestuur en met inachtneming van wat verder in de regeling is bepaald, het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op de in artikel 5 genoemde beleidsterreinen die bepalend zijn voor een evenwichtige en voorspoedige ontwikkeling van het gebied.
2. De In het eerste lid genoemde belangenbehartiging omvat, met erkenning van de eigen bevoegdheden van de besturen van de gemeenten, het gevraagd of ongevraagd adviseren over:
a. Alle aangelegenheden, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat zij voor de intergemeentelijke verhoudingen en ontwikkelingen van wezenlijk belang zijn;
b. Aangelegenheden, waarvoor beraad door een of meer besturen van deelnemende gemeenten wordt gewenst.
Naast de in het tweede lid bepaalde word in de belangenbehartiging zoals genoemd in het eerste lid onderscheid gemaakt in:
a. Richtinggevend: waarin op regionaal niveau door het algemeen Bestuur een eenduidige beleidslijn, visie of verordening wordt vastgesteld voor taken zoals genoemd in artikel 5;
b. Platform: het bieden van een permanente onderhandelingstafel vooronderlinge afstemming tussen de deelnemende colleges. Waarbij op initiatief van één of meerdere gemeenten overleg en afstemming plaats kan vinden over onderwerpen die niet behoren tot de in artikel 5 genoemde taken, waarbij regionale afstemming of gezamenlijk optrekken van meerwaarde is;
c.Efficiency: Indien aantoonbaar is dat door de gezamenlijke uitvoering van een aan de afzonderlijke gemeenten opgedragen taak een goedkopere/of beter product kan worden geleverd.
a. Het samenwerkingsorgaan kan diensten verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten, indien deze daarom verzoeken. Diensten kunnen ook aan andere aan andere gemeenten of organisaties worden verleend.
b. Het Dagelijks Bestuur legt het verzoek tot het verlenen van een dienst voor instemming vooraan het Algemeen Bestuur.
c. Het samenwerkingsorgaan kan diensten afnemen van een deelnemende gemeente, dit tegen door het Dagelijks Bestuur nader overeen te komen voorwaarden.
Artikel 5 Beleidsterreinen, taken en bevoegdheden
Ter behartiging van de in artikel 4 lid 1 genoemde belangen voert het samenwerkingsorgaan binnen de onderstaande beleidsterreinen de volgende taken uit:
1. Economische zaken, toerisme en recreatie: het vaststellen,periodiek actualiseren en
a bedrijventerreinenstrategie;
b regionale visie toerisme en recreatie;
3.Natuur en Landschap: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procesbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma's ten behoeve van regionale landschapsontwikkeling.
4. Ruimtelijke ordening: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procedbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma's ten behoeve van regionale ruimtelijke ontwikkelingen.
a Het vaststellen, periodiek actualiseren en implementeren vaneen Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP);
b Het in stand houden van een collect Vraagafhankelijk Verveerssysteem (CVV);
c Het gestelde onder b is niet van toepas op de gemeenten Alphen aan Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude tot deze gemeenten besluiten alsnog aan te sluiten bij het Colectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem van Holland Rijnland;
d De onder c genoemde gemeenten blijven tot het moment van aansluiting op dit beleidsterrein buiten de kostentoedeling die gemoeid gaat bij de uitvoering gaat bij de uitvoering van de taken gesteld onder b;
e de onder c genoemde gemeen zijn tot het moment van aansluiting op dit it beleidsterrein niet bevoed deel te nemen aan de besluitvorming die betrekking heeft op de onder b gestelde taken.
a. Het vaststellen en periodiek actualiseren van een:
2. Regionale woningbouw- en herstructureringsprogramma;
3. Een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2, eerste lid van d e Huisvestingswet vigerend voor die gemeente waarva de raad explicitet heeft besloten deze bevoegdheid aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen; dan wel een model-huisvestingsverordening als bedoel in artike 2, eerste lid van de Huisvestingswet vigerend voor die gemeenten waarvan de raad expliciet heeft besloten deze bevoegdheid vooralsnog niet aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen, welke (model) huisvestigingsverordening slechts regels stelt met betrekking tot het in gebruik nemen of geven van woonruimte als bedoeld in hoofdstuk II van de Huisvestingswet;
b. Het sluiten van overeenkomsten als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestlngswet voor die gemeenten die de bevoegdheid expliciet hebben overgedragen;
c. Het uitvoeren van hetgeen aan burgemeester en wethouders is opgedragen in hoofdstuk V van de Hulsvestingswet;
d. Het behere van door andere overhede te vertrekken woningbouwsubsidies..
a. Het vaststellen en periodiek actualiseren van een regionaal programma voor de Sociale Agenda;
b. De instandhouding van een Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL Holland Rijnland) dat belast is met de uitoefening van de Leerplichtwet 1969
c. Het bestrijding van het voortijdig schoolverlaten door middel van de uitoefening van de taken en bevoegdheden als bedoeld In artikel 8.3.2 en artikel 8.3.3 Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h en artikel 1181
Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 162b en artikel 162c Wet op de expertisecentra;
d. De regionale inkoop van volwasseneducatie in het kader van de Wet
e. Deelname aan interregionaal overleg met de gezamenlijke gemeenten in d andere samenwerkingsgebieden in de regio van het Regionale Platvormm Arbeidsmarkt Rijn-Gouwe;
f. Het onder b en c gestelde Is niet van toepassig op de gemeenten Alphen den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude tot deze gemeenten besluitenten de onder sub b en c genoemde t en bevoegdheden over te dragen aanaëln het samenwerkingsorgaan;
g. De onder f bedoelde gemeenten blijven buite de kostentoedeling voor de onder b en c genoemde taken;
h. De onder f bedoelde gemeenten zijn niet bevoegd deel te nemen aan de besluitvorming over de onder b en c genoemde taken.
8. Regionale Investeringsstrategle:
Het instellen en beheren van het het 'Regionaal Investeringsfonds Holland Rijnland'.
a. Het samenwerkingsorgaan is bevoegd tot het ontvangen van subsidies en het verlenen van subsidies voor wat betreft de taken en bevoegdheden zoals deze in dit artikel zijn opgenomen.
b. Het samenwerkingsorgaan stelt daartoe een Algemene subsidieverordening vast met in achtneming van het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Artikel 6 Bijzondere besluitvormingsprocedure
Het Algemeen Bestuur stelt verordeningen,plannen en overige maatregelen die ingrijpende gevolgen kunne hebben voor het samenwerkingsorgaann dan wel de deelnemende gemeente slechts vast nadat het Dagelijk Bestuu de deelnemend raden of colleges, ieder voor zover het de oorspronkelijke bevoegdheid betreft, in de gelegenhei heeft gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuu te brengen;
Het Dagelijks Bestuur stel het ontwerp van een plan ,als bedoeld in het eerste lid voorlopig vast en zendt dit ontwer aan de raden van de deelnemende gemeenten, di hun beschouwingen binnen 12 weken ter kennis brengen van het Algemeen Bestuur. Het Dagelijk Bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de Inspraa over een ontwerpplan;
Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn beslist het Algemeen Bestuur omtrent de vaststelling van het plan. Indien tegen het ontwerpplan bedenkingen zijn ingediend of het Algemeen Bestuurbij het 'vaststellen van het plan afwijkt van het ontwerp wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed;
Artikel 7 Bevoegdheden en en buiten rechten
Aan de Bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan behore met betrekking tot de overgedragen taken alle aan de gemeentebesturen toekomendee bevoegdheden, voor zover niet bij de regelin of de wet uitgezondend. Het Algemeen Bestuu regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit lid toegekende bevoegdheden tot die van de besture van de deelnemende gemeentn,
Artikel 8 Taken bestaande samenwerkingsverbanden
1.De belangenbehartiging als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onverminderd het bepaalde in artikel 5,daaronder begrepen de daaraan verbonden rechten, plichten en risico', voor zover deze op de datum van inwerkingtreding van deze regeling werden uitgeoefend door het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek (SDB), het samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leide Regio (GRVE LR) en het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR), worden op voorhand door het samenwerkingsorgaan onder dezelfde voorwaarden, voor rekening en risico van de deelnemers aan de eerder genoemde samenwerkingsverbanden voortgezet:
a. Zolang geen afwikkeling en verdelin van de bestaand rechten, plichten en risico'ss ten laste van de deelnemers aan de betreffende samenwerkingsverbanden (SDB, SLR, SROVLR, SVVLR, GRVE LR en W&I LR), door een extern onafhankelijk deskundige vastgesteld, t.a.v. deze taken heeft plaatsgevonden;
b. Totdat t.a.v. de wijze en omva van de uitoefening van de bovengenoemde takenen door het algemen Bestu van het samenwerkingsorgaan n nader is beslist.
2. De belangenbehartiging als bedoeld in artike 4 eerste lid, onverminderd het bepaalde in artikel 5 ,daaronder begrepe de daaraan verbonde rechten, plichten en risico's, voor zover deze voor de datu van inwerkingtredingg van de vierde wijziging van deze regeling werden uitgeoefend door Holland Rijnland respectievelijke door de gemeenten Alphen aan den Rij n,Nieuwkoop, Rijnwoue alsmede de gemeent Kaag en Braassem als zijn de rechtsopvolger van de gemeent Jacobswoude dan wel door het Rijnstreekberaad worde op voorhand door Holland Rijnland respectlevelijk door de vorengenoemde gemeenten dan wel het Rijnstreekberaad onder dezelfde voorwaarden,voor rekening en risico voortgezet totdat t.a.v. de wijze en omvan v de uitoefening van de bovengenoemde taken door het algemeen Bestuurr van het samenwerkingsorgaan nadei Is beslist.
Artikel 9 Samenstelling Algemeen Bestuur
Voorr de overeenkomstig het eerste lid aangeweze leden van het algemeen Bestuur wijst de gemeenteraad plaatsvervangende leden aan uit zijnn midden of uit het college van burgemeeste en wethouders. Een plaatsvervangend lid treedt op bij verhindering of afwezigheid van een lid van het algemeen Bestuur.
Bij de besluitvorming beschikt elke deelnemende gemeente over één stem per 10.000 inwoners, afgerond naar boven, vermenigvuldigt met de factor 2. De verdeling van de stemmen binnen een gemeentelijke afvaaridiging vind plaats overeenkomstig het door de betreffende gemeenteraad daartoe genomen raadsbesluit.
Het lidmaatschap van het algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het Bestuur van het samenwerkingsorgaan aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld zij die in dienst van het samenwerkingsorgaan op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Indien de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in het tweede lid, blijven de door hem aangewezen leden of plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat die gemeenteraad nieuwe leden of plaatsvervangende leden heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden geen deel meer uitmaken van het gemeentebestuur. In dat geval ontstaat een vacature die tijdelijk niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.
1.Ten aanzien van de openbaarheid van vergaderingen van het Algemeen Bestuur en
het opleggen van een geheimhoudingsplicht zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.
2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaag of besloten over:
a. Het vaststellen dan wel wijzigen van de begroting;
b. Het vaststellen van de rekening;
Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht
Besturen van de deelnemende gemeenten zijn gehouden het samenwerkingsorgaan ennis te geven van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen op het taakgebied van het samenwerkingsorgaan, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van hetsamenwerkingsorgaan.
Hoofdstuk 5 Het Dagelijke Bestuur
Artikel 15 Samenstelling Dagelijks Bestuur
Een lid van het Dagelijks Bestuur kan, in geval van tijdelijke afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het Dagelijks Bestuur of, indien dit niet
mogelijk is, door een door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid Deze tijdelijke vervanging kan ook plaatshebben indien een lid van het Dagelijks Bestuur het voorzitterschap waarneemt.
De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dat Bestuur af met ingang van de dag, waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden, uitgezonderd de voorzitter, geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 16 Vergadering Dagelijks Bestuur
In de eerste vergadering van elke zittingsperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het Dagelijks Bestuur,maken de leden van het dagelijks Bestuur onderling afspraken omtrent de portefeuilleverdeling en over de onderlinge plaatsvervanging. Deze afspraken worden medegedeeld aan het algemeen Bestuur en aan de deelnemende gemeenten.
Artikel 17 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsorgaan. Hiertoe behoort in elk geval:
a.Het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;
b. Het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur;
c. Het beheer van de gelden van het samenwerkingsorgaan;
d.De zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
e.Het nemen van alle conservatoir maatregelen zowel in als buiten rechte en het
doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
f.Het houden van toezicht op alles wat het samenwerkingsorgaan aangaat;
g.Het binnen het kader van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde formatie
van het personeel benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van het samenwerkingsorgaan.
Het Dagelijks Bestuur oefent,indien en voor zover het Algemeen Bestuur daartoe
besluit en naar de door deze te stellen regels, de aan het Algemeen Bestuur toekomende bevoegdheden uit. met uitzondering van:
a. Het vaststellen,dan wel wijziging van de begroting;
b. Het vaststellen van de rekening;
c. Het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden;
d. Het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden;
e. Het vaststellen van een organisatieverordening als bedoeld in artikel 26;
f. Benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris;
g.Algemeen verbindende voorschriften,verordeningen en beleidsregels voor zover het betreft een door de deelnemende gemeenteraden overgedragen bevoegdheid.
Artikel 18 Informatie en Verantwoordingsplicht Dagelijks Bestuur
De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het
Algemeen Bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur of leden daarvan hierom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.
Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur als zodanig ontslag verlenen indien deze het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Omtrent een dergelijk ontslag zijn artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 21 Taken en bevoegdheden
De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsorgaan betrokken Is, oefent een ander door en uit het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid deze bevoegdheid ult. Degene die bevoegd is het samenwerkingsorgaan In en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen gemachtigde.
Artikel 23 Vaste commissies van toepassing
De leden van het portefeuillehouderoverleg worden aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders van elke van de deelnemende gemeenten. Lid en voorzitter van het portefeuillehouderoverleg is het lid van het Dagelijks Bestuur dat de belangen waarvoor het portefeuillehouderoverleg is ingesteld In beheer heeft.
Hoofdstuk 8 Het ambtelijk apparaat
Artikel 25 De secretaris/de controller
a. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een secretaris.
b. Het Algemeen Bestuur beslist over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de secretaris.
c. Het Algemeen Bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.
d. De secretaris is secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en staat het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taken.
e. Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan
worden door de secretaris mede ondertekend. Het Dagelijks Bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.
Het Algemeen Bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en het overige personeel van het samenwerkingsorgaan en stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie vast van de
secretaris en van het overige personeel van het samenwerkingsorgaan.
Hoofdstuk 9 Financiële bepalingen
Artikel 29 De begroting en meerjarenramingen
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen het Dagelijks Bestuur van hun gevoelen doen blijken. Door hetDagelijks Bestuur worden de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, gevoegd bij de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen, zoals deze aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden.
Artikel 30 Verschuldigde bijdrage
In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage In de kosten, voortvloeiende uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald naar het aantal inwoners of volgens een door het Algemeen Bestuur vastgestelde verdeelsleutel waarbij rekening gehouden wordt met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken zoals bedoeld in artikel 8.
Voor de berekening van de In het vorige lid bedoelde bijdrage naar inwonersaantal wordt uitgegaan van het inwonersaantal op 1januari van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het Inwonersaantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
Het Dagelijks Bestuur biedt de rekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening,ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen het Dagelijks Bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.
De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende
gemeenten verdeeld naar het inwonersaantal op 1januari van het jaar, waarop de rekening betrekking heeft of naar andere verdeelsleutels waarbij wordt rekening gehouden met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken als bedoeld in artikel 5 en artikel8.
Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De aan het onder het eerste lid bedoelde besluit voorafgaande bewilliging Is gebonden aan de volgende procedure:
a. Het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Algemeen Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek behandelt in een vergadering;
b. In deze vergadering stelt het Algemeen Bestuu een advies op, gerich aan de
raden der deelnemende gemeenten,betreffende de gevraagde toetreding;
c. Het verzoek om toetreding wordt, vergezeld van het onder b. bedoelde advies, doorgezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming;
d. Het Dagelijks Bestuur stelt de verzoekende gemeent in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder c
De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand,
volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan Gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en ook de gemeenten bindt dieniet met
Een wijziging van artikel 5 en van artikel 38,derde lid is tot stand gekomen als alle raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Een wijziging van de overige artikelen van deze regeling 1s tot stand gekomen, wanneer de raden van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.
De besluiten welke genomen zijn krachtens de regeling Samenwerkingsorgaan Duin en Bollenstreek,het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leidse Regio (GRVE LR), het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR) en het Samenwerkingsorgaan Rijnstreekberaad, inclusief wijzigingen worden geacht ter
uitvoering van deze regeling te zijn genomen. Alle rechten en verplichtingen die berusten op de voornoemde regeling gaan over naar deze nieuwe regeling.
Toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Ruim zes jaar na vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland is het tijd voor een algehele herziening van deze gemeenschappelijke regeling. Niet dat de regeling geheel op de schop is gegaan. Voor een groot deel zijn de bepalingen ongewijzigd opgenomen in de nieuwe regeling. Wel zijn diverse bepalingen aangepast naar aanleiding van de onduidelijkheid waar in de praktijk tegen aan gelopen werd. Bepalingen die puur betrekking hadden op het samengaan van de SDB en SLR zijn voor zover niet meer relevant komen te vervallen.
Ook de toelichting op de regeling is aangepast. Na de vaststelling van de regeling zijn vijf wijzigingen doorgevoerd. De toelichting is hier echter nooit op aangepast. Hierdoor sloten regeling en toelichting niet meer op elkaar aan. Bovendien is de toelichting op die punten uitgebreid waar in de praktijk bleek dat nadere uitleg over een artikel wenselijk is.
Relatie met Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen
In de regeling wordt er vanuit gegaan dat iets wat elders wettelijk geregeld is niet herhaald wordt. Het betreft m.n. bepalingen die in de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen zijn opgenomen. Daarnaast zullen in diverse verordeningen en reglementen (zoals een reglement van orde) aanvullende vo worden vastgelegd.vastgelegd. Deze zijn echt r qua aard niet zodanig dat deze in de regeling zelf opgenomen behoeven te worden.
De in de Gemeentewet opgenomen bepalingen, aangaande het dualisme, zijn niet van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Ten aanzien van het dualisme wordt, binnen de kaders van de wet, het aan de gemeenten zelf overgelaten op welke wijze zij hieraan in regionaal verband inhoud willen
geven. In de regeling wordt het aan de gemeenten overgelaten of zij naar het algemeen
bestuur alleen raadsleden dan wel raadsleden en/of collegeleden wil afvaardigen.
Hoewel er geen bevoegdheden van de burgemeester, als bestuursorgaan, worden overgedragen is er met het oog op betrokkenheid, al dan niet in portefeuille- houdersverband bij overleg- en afstemmingstaken, voor gekozen om ook de burgemeesters de regeling te laten aangaan.
Artikel 2 lid 2 Vestigingsplaats
Sinds 1 april 2006 is het regiokantoor gehuisvest te Leiden
De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) eist dat een gemeenschappelijke regeling de belangen aangeeft, waarvoor ze wordt aangegaan (art. 10, eerste lid Wgr). Onder
'belang' wordt verstaan het taakveld/beleidsterrein, waarop het samenwerkingsorgaan werkzaam kan zijn en waar het regionaal bestuur bevoegdheden kan worden toegekend.
Een efficiënte en effectieve regionale samenwerking vereist allereerst een heldere en transparante taak en werkveld-afbakening.
De taken die Holland Rijnland heeft, kunnen worden opgepakt vanuit vier verschillende rollen. Daarbij is er een onderscheid tussen de rollen in eindverantwoordelijkheid en bevoegdheid, resultaat en tijdsintensiteit. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende rollen: richtinggevende rol, platformfunctie, efficiency en verzoek externe partijen tot het verrichten van diensten. In Focus 2014 zijn de uitgangspunten vastgelegd hoe met deze verschillende rollen om te gaan.
Zijn de taken en bevoegdheden overgedragen, dan zijn niet langer de gemeenteraden of colleges bevoegd. Deze bevoegdheid ligt dan bij het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur. Door middel van de jaarlijkse financiële bijdrage hebben de deelnemende gemeente voor het uitoefenen van deze taken en bevoegdheden ook middelen beschikbaar gesteld. Bij de platformfunctie is er geen sprake van overgedragen taken of bevoegdheden. De samenwerking wordt in dat geval gebruikt om gezamenlijk op te trekken, maar de besluitvorming blijft bij de gemeenten zelf. Ook hebben de gemeenten hiervoor geen middelen beschikbaar gesteld via de jaarlijkse bijdrage.
Goede voorbeelden van de faciliterende rol die door Holland Rijland wordt opgepakt zijn het faciliteren van de samenwerking tussen de gemeenten en instellingen en de visievorming op het terrein van zorg voor jeugdigen en gezin en het faciliteren van samenwerking op het terrein van cultuurbeleid en –projecten.
Onder het behartigen van belangen (lid 3) wordt mede verstaan de voorbereiding van het proces van standpuntbepaling inzake rijks- en provinciale nota's en plannen. Het doen van subsidieaanvragen bij andere overheden ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde beleidsterrein, waaronder begrepen het indienen van zienswijzen, dan wel het coördineren van subsidieaanvragen, (bijvoorbeeld de gebruikelijke praktijk t.a.v. Gebundelde Doel Uitkeringen (GDU)).
Het derde lid biedt ook de basis voor de mogelijkheid om subsidies te ontvangen en door te geven in het kader van de platformfunctie (als de gemeenten besluiten om het “doorsluizen” van subsidie bij Holland Rijnland neer te leggen) met name gaat het dan om subsidies die niet vallen onder het bepaalde in artikel 5 lid 9.
Op basis van lid 4 kunnen zowel deelnemende gemeenten als niet deelnemende gemeenten en organisaties het samenwerkingsorgaan verzoeken aan hen diensten te verlenen. Het verzoek moet voor instemming worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Goed voorbeeld hiervan is het onderbrengen van de projectorganisatie 3D bij het samenwerkingsorgaan. Holland Rijnland levert de ondersteuning van het project. De gemeenten houden de besluitvormende bevoegdheid.
De in dit artikel weergegeven taakomschrijvingen betreffen de uitwerking van de in artikel 4 opgesomde belangen. De taken worden op analfabetische volgorde beschreven.
Gezien de jurisprudentie kan een bevoegdheid als overgedragen beschouwd worden
wanneer ze voldoende nauwkeurig is omschreven in de regeling. De regeling moet de te delegeren bevoegdheid vermelden.
Uitgangspunt van de regeling is dat alle deelnemende gemeenten ook de bevoegdheid op de in dit artikel genoemde beleidsterreinen overdraagt. Uitgangspunt is dat er geen sprake is van een cafetariamodel.
Nu Holland Rijnland in de fase van consolideren en realiseren zit, is het van belang dat dit ook tot uitdrukking komt bij dit artikel. Vandaar dat procesbegeleiding is toegevoegd aan de in dit artikel genoemde bevoegdheden. Het implementeren van beleid en aangaan van overeenkomsten is niet apart in de regeling opgenomen omdat voortvloeit uit de visie of het beleid dat op een bepaald beleidsterrein wordt vastgesteld voortvloeit.
Met het programma van de Sociale Agenda ondersteunt het samenwerkingsorgaan de gemeenten binnen Holland Rijnland op het brede terrein van samenlevingsvraagstukken
om te bereiken dat de kwaliteit, omvang en samenhang van voorzieningen in de regio van een goed niveau zijn.
De samenwerking binnen de Sociale Agenda richt zich specifiek op de volgende onderdelen:
2. leerplicht en voortijdig schoolverlaten;
3. participatie arbeidsmarktbeleid;
4. maatschappelijke ondersteuning;
De regionale sociale agenda beslaat een zeer breed terrein, van onderwijs en jeugdbeleid tot werk en inkomen, van zorg en welzijn tot cultuur. Op dit brede terrein heeft samenwerking tussen gemeenten meerwaarde wanneer het gaat om het aanpakken van maatschappelijke problemen die gemeentegrensoverschrijdend zijn, die erg complex zijn, waar schaalvoordelen behaald kunnen worden in de uitvoering of waar gemeenten door regionaal opererende organisaties en provincie worden aangesproken op het gezamenlijke beleid.
Holland Rijnland vervult op deze onderwerpen veelal een platformfunctie. Binnen de sociale agenda is een goede traditie opgebouwd dat gemeenten samen initiatieven
nemen en uitwerken, soms licht, soms zwaarder ondersteund vanuit Holland Rijnland en
waarbij de besluitvorming na bespreking in het portefeuillehoudersoverleg in de betrokken colleges en raden).
Op een beperkt aantal taken heeft Holland Rijnland een grotere beleidsmatige of coördinerende rol, te weten: voortijdig schoolverlaten, arbeidsmarktbeleid en preventie jeugdbeleid en het project ketenaanpak jeugd.
De gemeenten van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, met uitzondering van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben de taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 ondergebracht bij het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL). De taken genoemd in de Wet regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) heeft de contactgemeente Leiden van de RMC- regio Zuid-Holland Noord ondergebracht bij het Regionaal bureau leerplicht van Holland Rijnland. De gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude vallen hier niet onder omdat zij onderdeel uitmaken van de RMC regio Gouda.
Bij de taken en bevoegdheden is niet apart een bepaling opgenomen over de bemoeienissen met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij. Deze vloeien voort uit de onder lid 8 genoemde Regionale Investeringsstrategie.
Artikel 6 Besluitvormingsprocedure
Dit artikel regelt dat het Dagelijks Bestuur een uitgebreide procedure volgt bij de voorbereiding, van de in artikel 5 genoemde plannen en overige maatregelen die betrekking hebben op sturende en ordenende taken en bevoegdheden, zoals deze
worden benoemd in artikel 5 lid 4. Dit artikel is herschreven naar analogie van artikel
169 Gemeentewet. Zodoende is duidelijk dat deze procedure alleen gevolgd moet worden wanneer er sprake is van ingrijpende plannen.
Onder ingrijpend zal in ieder geval verstaan moeten worden die beleidswijzigingen die politiek gevoelig liggen of beleid dat als gevolg van de wijziging een hele andere koers
Mocht het Dagelijks bestuur in de voorbereiding van besluitvorm er niet voor gekozen hebben om toepassing te geven aan dit artikel, dan ligt hier een rol voor het portefeuillehoudersoverleg om het Dagelijks Bestuur te adviseren om alsnog de in dit
artikel genoemde besluitvormingsprocedure te volgen.
Artikel 10, tweede lid van de wet bepaalt dat de regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld, aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het
openbaar lichaam toekennen. Bij de overdracht van de bevoegdheden behoren onder meer ook de bevoegdheden tot het indienen van zienswijze op het betreffende beleidsterrein.
Verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden.
Bevoegdheden kan een openbaar lichaam in de eerste plaats ontvangen van de
deelnemende gemeenten (art. 30 Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen zodat zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.
Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bijv.
verwerven van goederen, benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling
op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen.
Op de overdracht van bevoegdheden is afdeling 10.12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van toepassing wanneer het om de bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb gaat. De deelnemende gemeenten kunnen de bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.
De Wgr kent in het algemeen geen bevoegdheidsverdeling over de verschillende bestuursorganen. Er is slechts bepaald dat de voorzitter zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur voorzit en dat het algemeen bestuur aan het hoofd van de gemeenschappelijke regeling staat. Slechts ten aanzien van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting en jaarrekening is in de Wgr vastgelegd dat deze bevoegdheden aan het Algemeen Bestuur toekomen en niet bij het Dagelijks Bestuur mogen worden neergelegd.
Op grond van artikel 33 lid 1 Wgr komen de bevoegdheden, voor zover deze zijn overgedragen door raden toe aan het algemeen bestuur, die van het college aan het dagelijks bestuur en die van de burgemeester aan de voorzitter.
Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die behoren bij de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bijvoorbeeld het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze bijbehorende bevoegdheden kunnen door de gemeenten, bij het overdragen van de bevoegdheid beperkingen worden gesteld.
Artikel 8 Taken bestaande samenwerkingsverbanden
De overgangsbepaling die bij de vaststelling van de regeling na de fusie tussen SDB en SLR blijft nog gehandhaafd in deze regeling aangezien onder meer het Landschapsbeleidsplan Duin- en Bollenstreek (vastgesteld door het SDB) nog van kracht is. Daarnaast is het RVVP destijds vastgesteld door de raden in de Duin- en Bollenstreek en door het AB van het SVVLR.
Met ingang van 1 april 2010 zijn de gemeente Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude aangesloten bij Holland Rijnland. Daarnaast heeft de gemeente Kaag en Braassem, na de fusie tussen Alkemade en Jacobswoude er voor gekozen om definitief aan te sluiten bij Holland Rijnland.
Evenals na de fusie tussen SDB en SLR is een voorziening getroffen voor de overgang c.q. voortzetting van de taken en diensten van het Rijnstreekberaad en/of de
afzonderlijke gemeenten. Tot de harmonisatie tussen Holland Rijnland en de
Rijnstreekgemeenten is afgerond is het nodig een bepaling in de Gemeenschappelijke regeling op te nemen.
Artikel 9 Samenstelling Algemeen
Gekozen is voor minimaal twee vertegenwoordigers per gemeente. Daarnaast kunnen gemeenten met meer dan 20.000 inwoners, per hele eenheid van 20.000 inwoners (naar boven afgerond), een extra vertegenwoordiger aanwijzen. Bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode dienen deze gemeenten aan te geven hoeveel vertegenwoordigers in het Algemeen Bestuur worden benoemd. Deze gemeenten kunnen er nl. voor kiezen
om het aantal vertegenwoordigers te beperken tot twee. Uiteraard blijft het aantal stemmen per gemeente ongewijzigd.
Om te voorkomen dat gemeenten met een laag inwoneraantal wel twee AB-leden willen afvaardigen, en hierdoor samen één stem is het minimum aantal stemmen per gemeente
op twee gesteld. Dit heeft geen invloed op de stemverhoudingen.
Het aantal AB-leden varieert derhalve van minimaal 24 tot maximaal 40. Het totaal van de leden in het algemeen bestuur is variabel.
Tot nu toe maakte de tabel met het overzicht van het aantal leden en het aantal stemmen onderdeel uit van deze toelichting. Bij vaststelling van de nieuwe Gemeenschappelijke regeling met deze bijbehorende toelichting wordt de tabel als een bijlage gevoegd bij de toelichting. Deze bijlage kan dan bij elke wijziging dan op een eenvoudige wijze opnieuw worden vastgesteld.
In het derde lid wordt het mogelijk gemaakt dat een AB-lid zich kan doen vervangen. Als ook diens plaatsvervanger niet aanwezig is, dan vervalt zijn/haar stem. Stemmen zijn dan ook niet overdraagbaar. Eventueel aanpassen na discussie in het AB
Het spreekt voor zich dat indien een AB-lid tevens DB-lid zich in de vergadering van het
AB als AB-lid kan doen laten vervangen. Voor de vervanging van de DB leden tijdens de vergadering van het AB geldt de onderlinge vervangingsregeling zoals deze door het DB is afgesproken.
Aangezien het in de praktijk niet altijd mogelijk is voor gemeenteraden om in de eerste vergadering van een nieuwe raadsperiode de leden voor het Algemeen Bestuur te benoemen is deze bepaling ruimer geformuleerd in die zin dat de benoeming bij voorkeur
in de eerste raadsvergadering plaatsvindt en anders zo snel mogelijk daarna.
De gemeenteraden benoemen niet alleen de leden voor het Algemeen Bestuur, maar ook de plaatsvervangers. Dit is nu expliciet toegevoegd aan de leden 2 tot en met 7.
Ten aanzien van de mededeling van wijzigingen binnen een gemeentelijke afvaardiging was het aan de colleges om dit te melden aan het Algemeen Bestuur. Aangezien de raden de leden en de plaatsvervangend leden benoemen, is het in het duale (gemeentelijke) stelsel meer voor de hand liggend dat deze mededeling door de voorzitter van de raad wordt gedaan. In de praktijk worden de mutaties oko doorgegeven door de griffier.
Artikel 11 Vergaderingen Algemeen Bestuur
Op grond van het tweede lid zijn besluiten aangenomen als meer dan 50% van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel hebben gestemd.
Door de wijze waarop deze bepaling is geformuleerd is er ruimte om ten aanzien van bepaalde besluiten een grotere meerderheid van stemmen eisen wil een besluit zijn aangenomen. In de Gemeenschappelijke regeling zelf, onder meer artikel 38, is bepaald ten aanzien van welke besluiten een zwaarder regime geldt.
Artikel 12 Openbaarheid Vergaderingen
De wettelijke bepalingen over de openbaarheid en de geheimhoudingsplicht zijn van toepassing. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn in beginsel openbaar. De
deuren worden echter gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden
daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. In artikel 23 van de wet is de procedure over het opleggen van geheimhouding geregeld.
Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht
Door middel van de bepalingen in dit artikel worden enkele formele waarborgen gecreëerd voor uitvoering van het principe van verlengd lokaal bestuur. Aangegeven
wordt dat leden van het Algemeen Bestuur te allen tijde door hun gemeente om informatie kunnen worden gevraagd en verantwoording moeten afleggen over de besluiten die zij nemen. De gemeente regelt zelf de wijze waarop dit gebeurt. Zie toelichting artikel 18.
Het spreekt voor zich dat over datgene waarover geheimhouding op grond van de bepalingen uit de Gemeentewet is opgelegd, de leden van het Algemeen Bestuur geen informatie mogen verstrekken aan hun gemeente zolang de geheimhoudingsplicht geldt.
Artikel 14 en 19 Vergoedingsregeling
Het Algemeen Bestuur kan op grond van de artikelen 21 en 24, vierde lid van de wet, regels vaststellen met betrekking tot de in deze artikelen bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen in de gemaakte kosten. Als regels voor een vergoeding voor leden van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur, bestuurscommissieleden en voor leden van het Portefeuillehoudersoverleg worden vastgesteld, dan dient dit te geschieden onder de in de wet genoemde randvoorwaarden.
Artikel 15 Samenstelling Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf tot acht leden die allen door en uit het midden van het Algemeen Bestuur worden gekozen. Het Algemeen Bestuur heeft
daarbij vrijheid in de keuze van de leden van het Dagelijks Bestuur.
In de gemeenschappelijke regeling zijn geen verdere bepalingen opgenomen m.b.t. de herkomst van de leden van het Dagelijks Bestuur. In de praktijk zal op basis van onderling overleg tussen de colleges van burgemeester en wethouders gekomen worden tot voordrachten in het Algemeen Bestuur.
Artikel 16 Vergadering Dagelijks Bestuur
In tegenstelling tot het Algemeen Bestuur geldt in het Dagelijks Bestuur niet het principe van gewogen stemmen, maar één stem per lid.
Artikel 20 Algemene bepalingen voorzitter
De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij/zij wordt aangewezen door en uit het Algemeen Bestuur. De voorzitter heeft stemrecht in zowel het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur.
Het Algemeen Bestuur kan een commissie instellen met het oog op de behartiging van een bepaald belang. Het is aan het Algemeen Bestuur om de bevoegdheden en de samenstelling van de commissie te regelen.
De wijze waarop en de voorwaarden waaronder een bestuurscommissie kan worden ingesteld zijn geregeld in artikel 25 van de wet.
Artikel 23 Vaste commissies van advies
Door middel van dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor de instelling van de portefeuillehoudersoverleggen. De vereisten waaraan voldaan moet worden zijn opgenomen in artikel 24 van de wet.
Artikel 24 Andere commissies van advies
Met de mogelijkheid tot het instellen van "andere commissies van advies" (zie artikel 24
Wet gemeenschappelijke regelingen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter wordt een mogelijkheid geopend bijvoorbeeld de regionale urgentiecommissie in te stellen. Deze commissie heeft niet het karakter van een portefeuillehoudersoverleg of bestuurscommissie.
Artikel 25 De secretaris/de controller
De functie van controller is gekoppeld aan de functie van manager Middelen, Beheer en
Control. De benoeming van het overige personeel, waaronder de manager Middelen, Beheer en Control geschiedt door het Dagelijks Bestuur. Om die reden is deze bepaling
aangepast en vindt de benoeming van de controller niet langer meer plaats door het
Algemeen Bestuur maar door het Dagelijks Bestuur.
Artikel 28 Algemeen (Financiële bepalingen)
Op basis van lid 1 zullen de regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de financiële administratie. De in lid 2 bedoelde heffingen betreffen leges en heffingen voor verleende diensten.
De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 35 van de wet
(de begroting wordt acht weken voor behandeling in het Algemeen Bestuur naar de gemeenteraden gezonden).
Artikel 30 Verschuldigde betaling
Aan dit artikel is een vijfde lid toegevoegd om de dagelijkse praktijk te formaliseren. Ook nu is het al zo dat indien een gemeente de gemeentelijke bijdrage niet tijdig betaald, hierover rente verschuldigd is.
Volgens de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wgr zijn de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling verplicht een daarbij opgericht openbaar lichaam van middelen te voorzien waardoor het de taken waartoe het is opgericht naar behoren kan vervullen. Daartoe behoren ook de financiële verplichtingen die het openbaar lichaam ter uitvoering van die taken is aangegaan. Daarnaast behoren tot de verplichte uitgaven van een openbaar lichaam de aflossing van schulden en renten en andere opeisbare schulden. Dit artikel is gebaseerd op deze Circulaire. Wanneer, zoals thans het voornemen is, Holland Rijnland in 2015 de markt op komt voor financiering is het essentieel dat de bepaling van garantstelling is opgenomen in de Gemeenschappelijke regeling. Wanneer dat niet het geval is, zal het voor het samenwerkingsorgaan veel duurder worden om financiering uit de markt te halen.
Artikel 32 Begrotingswijziging
In lid 1 wordt een zware procedure voorgeschreven (gelijk aan die voor een begroting) indien een begrotingswijziging niet budgettair neutraal is. Als de wijziging geen invloed heeft op de bijdrage van de gemeenten, dan volstaat ingevolge lid 2 een lichte procedure. In dat geval worden de raden niet ingeschakeld. Het voorstel wordt dan met de overige vergaderstukken voor de betreffende vergadering van het Algemeen Bestuur meegezonden.
Voor toetreding van een gemeente is de instemming van tweederde van de gemeenten vereist.
Voor uittreding van een gemeente is geen besluit van het Algemeen Bestuur nodig. Wel stelt het Algemeen Bestuur ter waarborging van de financiële belangen van het samenwerkingsorgaan een uittredingssom vast.
Aangezien de Gemeenschappelijke regeling is aangegaan door de raden, colleges en burgemeester dienen deze bestuursorganen ook ieder afzonderlijk een besluit te nemen over een voorgestelde wijziging.
Voor het wijzigen van taken en bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 5 en de
wijziging van artikel 38 is unanimiteit van de deelnemende gemeenten vereist. Dit met het oog op de zwaarte van beide artikelen.
Voor de overige wijzigingen van de regeling, die derhalve minder verstrekkende zijn dan wijziging van artikel 5 en artikel 38, is een gekwalificeerde meerderheid van 2/3e van de
deelnemende gemeenten vereist. Uiteraard dient naast een gekwalificeerde meerderheid t.a.v. de deelnemende gemeenteraden, colleges en burgemeester ook de meerderheid van het Algemeen Bestuur met het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in te stemmen.
In de regeling wordt ten aanzien van het bewaren, de zorg en het beheren verwezen naar de bepalingen in de Archiefwet 1995.
Beslechting van geschillen is in artikel 28 van de wet aan Gedeputeerde staten opgedragen.
Dit artikel geeft aan dat het gemeentebestuur van Leiden voor verzending van de regeling zorgt aan onder meer Gedeputeerde Staten.