Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob-beleidslijn subsidies gemeente Breda |
Citeertitel | Bibob beleidslijn Subsidies |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Bibob beleidslijn Subsidies |
Geen
Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | Nieuwe regeling | 11-06-2013 | 41045 |
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de "wettige omgeving". Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om de eigen integriteit te beschermen. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, een pand sluiten, een subsidie of de gunning ven een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘Wet Bibob‘) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij onbewust criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een weigering -en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.
De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob geven o.a. de volgende toepassingsmogelijkheden:
Op 23 maart 2011 is de Algemene Subsidieverordening in werking getreden. Artikel 4.3 van de verordening vermeldt dat het college voor subsidieaanvragen kan bepalen dat de gevraagde subsidie wordt geweigerd of de verleende subsidie wordt ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Middels deze beleidsregels geeft het college richting aan dit instrumentarium.
Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op aanvragen voor subsidies betekent dat het bevoegd gezag bij de beoordeling van de aanvraag in benoemde gevallen zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de subsidie mede zal worden gebruikt om: uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of, strafbare feiten te plegen. Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een subsidie weigeren of intrekken.
Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel
Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het bestuursorgaan dient eerst te bekijken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden uit de diverse subsidieverordeningen en de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden bieden om een subsidie al dan niet te weigeren of in te trekken. In dit kader wordt opgemerkt dat de beoordeling van de subsidieaanvraag op grond van de Wet Bibob slechts een aanvullende is. Kortom: alvorens advies wordt aangevraagd aan het landelijk Bureau Bibob, dienen eerst de gangbare en minder vergaande mogelijkheden te zijn benut. Het proportionaIiteitsbeginsel wordt ook tot uitdrukking gebracht door de selectieve en risicogestuurde wijze van toetsing. Door het invullen van het Bibob-formulier alleen te verlangen wanneer er concrete aanwijzingen bestaan van crimineel misbruik, worden niet alle subsidieaanvragers en -ontvangers standaard aan de Bibob-toets onderworpen.
De Wet Bibob heeft op het terrein van subsidieverlening een belangrijk doel: te voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld. Het belangrijkste uitgangspunt van deze beleidslijn is een terughoudende toepassing van de Wet Bibob bij subsidies. Gezien de vele subsidieaanvragen die de Gemeente Breda jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten om niet alle aanvragen standaard aan een Bibobonderzoek te onderwerpen.
Subsidieaanvragen kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën, zogenaamde jaarlijkse en activiteitensubsidies.
In eerste aanleg worden de zogenaamde jaarlijkse subsidies uitgezonderd van Bibobonderzoek bij de subsidieaanvraag. Dit geldt niet indien een tip van het OM of anderszins concrete informatie van bijvoorbeeld politie, Belastingdienst of RIEC wordt ontvangen. De jaarlijkse subsidies worden aangevraagd door instanties waarvan het risico op criminele beïnvloeding en activiteiten gering wordt geacht.
Bibobonderzoek bij subsidieaanvragen richt zich derhalve in hoofdzaak op de zogenaamde activiteitensubsidies.
De subsidieaanvraag wordt aan een Bibob-toets onderworpen wanneer er signalen zijn ontvangen die wijzen op criminele beïnvloeding of -activiteiten. Deze signalen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de samenstelling van het bestuur of de leiding van de aanvragende instantie (criminele antecedenten), de financiële situatie van aanvragende instantie (schulden, in surseance) of ongebruikelijke financiering van het niet-gesubsidieerde deel. Een niet-uitputtende opsomming van signalen is opgenomen in bijlage 1 bij dit beleid.
Op deze wijze is de extra belasting voor de burger, ondernemer en ook voor het bestuur zelf beperkt. Daarnaast maakt de Gemeente Breda optimaal gebruik van de informatie die in ons bezit is of die geraadpleegd kan worden. De essentie van deze beleidslijn is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van onbewust faciliteren van criminele activiteiten. Teneinde dit beleidsdoel te kunnen realiseren wordt gedurende het Bibobonderzoek naar een subsidieaanvraag niet overgegaan tot het uitkeren van (een deel van) het gevraagde subsidiebedrag of voorschot op de gevraagde subsidie.
Indien het vragenformulier niet volledig is ingevuld, bijbehorende gegevens of verzochte aanvullende gegevens ontbreken zal aanvrager eenmaal worden verzocht om hier alsnog aan te voldoen binnen een gestelde termijn. Als hieraan niet wordt voldaan zal het college besluiten de subsidieaanvraag of subsidievaststelling niet te behandelen.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het college in de periode van een jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene een subsidie heeft verstrekt, waarvoor een vragenlijst als bedoeld in het eerste lid is ingevuld en geen belangrijke wijzigingen ter zake van de organisatie of de bedrijfsvoering hebben plaatsgevonden.
Indien het college advies vraagt aan het Landelijk Bureau Bibob wordt de wettelijke termijn waarbinnen de subsidie dient te worden verleend of vastgesteld, opgeschort voor de periode van het verzoek tot advies totdat het advies van het Landelijk Bureau Bibob is ontvangen, deze termijn bedraagt maximaal twaalf weken.
Op grond van artikel 4:5 Awb dient het bestuursorgaan na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in deze beleidslijn, tevens het Bibob-formulier en (indien noodzakelijk) aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bestuursorgaan de aanvrager weten welke bescheiden nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen de gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet dan wel onvolledig, dan kan het bestuursorgaan de aanvraag buiten behandeling laten. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn opgeschort grond van artikel 4:15 Awb.