Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013) |
Citeertitel | Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | natuur en landschap |
Voor het 'openstellingsbesluit'zie het Provinciaal Blad 2014, 3099 van 17 november 2014.
Provinciewet, art. 143, tweede lid
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-11-2014 | 01-01-2017 | wijziging van artikelen 11 en 20 | 23-10-2013 Provinciaal Blad 2014, nr. 2980 | https://idms/livelink.exe/prperties/410549040 | |
23-10-2013 | 08-11-2014 | nieuwe regeling | 02-10-2013 Provinciaal Blad 2013, nr. 174 en 174B | https://idms/livelink.exe/prperties/410549040 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
h. gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, met dien verstande dat voor de toepassing van de in artikel 5, onderdeel a, van de onderhavige regeling opgenomen uitzondering onder gecertificeerde begunstigde mede wordt verstaan Staatsbosbeheer, mits zij beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer, afgegeven door of namens Gedeputeerde Staten;
l. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
n. landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel r, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;
t. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;
Artikel 1a (Verhouding provinciaal kader)
De Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland 2013 is niet van toepassing op deze regeling.
Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)
1. Provinciale Staten stellen subsidieplafonds vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in deze regeling.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een door Provinciale Staten vastgesteld plafond als bedoeld in het eerste lid, onderverdelen in deelplafonds.
3. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering.
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
1. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.
2.Als Gedeputeerde Staten een deelsubsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per deelsubsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het deelsubsidieplafond wordt overschreden.
3. Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.
4. Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
5. Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
1. Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
2. In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.
Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)
Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:
1. Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
2. De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.
Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)
1. Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met punt 16, vierde alinea, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (Pb 2006/C 319/01).
2. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013.3. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
Artikel 8 (grondslag subsidie)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:
2. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doel de realisatie van een agrarisch beheerpakket.
3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:
4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.
1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:
2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.
3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.
4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.
5. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, kan worden verstrekt aan een gecertificeerde begunstigde welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgenomen en daarvoor mede is gecertificeerd door Gedeputeerde Staten.
6. Een begunstigde als bedoeld in het vijfde lid, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering voor het onderdeel projecten bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als ware hij gecertificeerd begunstigde eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.
7. Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:
afdeling 5.1.2 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 of zoals deze regeling luidde voor 1 juli 2013, tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.
3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:
4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
5. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:
1. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van de DLG omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.
2. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:
3. De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.
Artikel 10 (aanvraag subsidie)
1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:
2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.
3. Onverminderd artikel 9, zesde lid, gaat een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:
indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.
4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
5. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:
h. één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.
6. In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
1. Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
2. Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 of zoals deze regeling luidde voor 1 juli 2013 heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde regeling wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.
3. Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
1. De ontvanger van een investeringssubsidie
2. De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
3. Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 9, zesde lid, heeft de subsidieontvanger de verplichting voor 1 januari 2015 alsnog voor het onderdeel projecten het certificaat te verkrijgen.
4. Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.
Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)
1. De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:
2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:
Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)
1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.
2. De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten.
3. Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.
Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:
1. Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:
2. Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.
Artikel 14c (subsidievaststelling)
1. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:
2. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.
3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.
1. Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
2. Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
3. Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:
Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:
Artikel 17 (aanvraag subsidie)
1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.
2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.
3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.
4. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.
5. In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.
Artikel 18 (subsidievoorwaarden)
1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
2. Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:
Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)
1. De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:
1. binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de Zuid-Holland tot stand komt waarin is opgenomen:
a. de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
2. Gedeputeerde Staten kunnen, na overleg met het Nationaal Groenfonds, in debeschikking tot subsidieverstrekking bepalen dat het eerste lid, onderdeel 3, niet van toepassing is.3. In een geval als bedoeld in het tweede lid zullen Gedeputeerde Staten het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel betalen binnen acht weken nadat de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1 van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.
Artikel 20 (vaststelling subsidie functieverandering)
1. De hoogte van de subsidie functieverandering is maximaal 85% van de waarde van de landbouwgrond.
2. Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie.
3. De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door een beëdigd taxateur landelijk gebied. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.
4. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeiend uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.