Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Planschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingPlanschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013
CiteertitelPlanschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ruimtelijke ordening. artikel 6.1
  2. Besluit ruimtelijke ordening, artikel 6.1.3.3
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-11-2013vervangt de procedureverordening voor tegemoetkoming voor planschade gemeente Rijssen-Holten 2009 behoudens het bepaalde in artikel 11

08-11-2013

Rijssens Nieuwsblad, 26 november 2013

2013-59

Tekst van de regeling

Intitulé

Planschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013

De raad van de gemeente Rijssen-Holten 

overwegingen: 

- gelezen het voorstel van het college van 17 september 2013;

-  gelet op de artikelen 6.1 Wet ruimtelijke ordening en 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening

- gezien het positieve advies van de commissie Grondgebied op 10 oktober 2013;

 besluit: 

1. de planschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013 vast te stellen.

2. de procedureverordening voor tegemoetkoming voor planschade gemeente Rijssen-Holten 2009 in te trekken.

3. de procedureverordening bestuursschadevergoeding gemeente Rijssen-Holten 2013 vast te stellen.

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    Adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • c.

    Adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening

  • d.

    Besluit: Besluit ruimtelijke ordening

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    Derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening en betrokken is bij een besluit en de daaruit rechtstreeks voortvloeiende schade voor zijn rekening neemt op basis van een overeenkomst of een exploitatiebijdrage;

  • g.

    Drempelbedrag: te heffen recht zoals bedoeld in artikel 6.4 Wet ruimtelijke ordening;

  • h.

    Gemeente: gemeente Rijssen-Holten

  • i.

    Planologisch maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • j.

    Planschade: schade als bedoeld in artikel 6,1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening

  • k.

    Wet: Wet ruimtelijke ordening

Aanvraagformulier

Artikel 2

Het college stelt een aanvraagformulier vast waarmee een verzoek om planschade wordt ingediend.

Drempelbedrag

Artikel 3
  • 1.

    Van de indiener van de aanvraag heft het college een recht.

  • 2.

    Het college wijst indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en delen hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort.

Opdrachtverstrekking

Artikel 4

Binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag wijst het college de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 6 aan tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 Algemene Wet bestuursrecht

Adviseur of adviescommissie

Artikel 5
  • 1.

    Het college wijst voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking een adviseur aan, die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2.

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van onroerend goed taxaties, accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3.

    Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de inhet eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 4.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Deskundigheid en onafhankelijkheid

Artikel 6
  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat dezeaantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moetbeoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mageen adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of

Adviescommissie

Artikel 7
  • 1.

    Gelijktijdig met het versturen van de brief met het verzoek het drempelbedrag te betalen, stelt hetcollege de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

  • a.

    een adviseur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of

  • b.

    meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Werkwijze adviseur of adviescommissie

Artikel 8
  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden digitaal ter beschikking. Voor zover stukken niet digitaal beschikbaar zijn, worden deze per post toegezonden..

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen in het bijzijn van de aanvrager.

  • 5.

    Voorzover van toepassing wordt ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen twaalf weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. Dit kan eventueel digitaal geschieden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Planschadeovereenkomst

Artikel 9
  • 1.

    Voor zover schade die op grond van de artikelen 6.1 tot en met 6.3 van de wet voor tegemoetkoming in aanmerking zou komen, haar grondslag vindt in een besluit op een verzoek om ten behoeve van de verwezenlijking van een project bepalingen in een bestemmingsplan, een daaraan voorafgaand projectbesluit, een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid van de wet daaronder begrepen, op te nemen of te wijzigen dan wel om ontheffing te verlenen of omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a2 of a3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, anders dan bedoeld in artikel 6.8 of 6.9 van de wet, kunnen burgemeester en wethouders met de verzoeker overeenkomen dat die schade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt.

  • 2.

    De verzoeker die een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft gesloten, is belanghebbende bij een besluit van burgemeester en wethouders op een aanvraag om tegemoetkoming op grond van artikel 6.1 van de wet in terzake van de vaststelling van het bestemmingsplan, van het nemen van het projectbesluit of het besluit, bedoeld in artikel 3.40, eerste lid van de wet in de verlening van de ontheffing waarom hij heeft verzocht of het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoelt in het eerste lid van dit artikel.

  • 3.

    Degene die een financieel belang heeft bij de vaststelling van een exploitatiebijdrage, als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid wet, of de herberekening daarvan, is belanghebbende bij een besluit van burgemeester en wethouders op een aanvraag om tegemoetkoming op grond van artikel 6.1 wet terzake van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Uitbetaling

Artikel 10
  • 1.

    Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening, direct na het onherroepelijk worden van dit besluit.

  • 2.

    Indien op de aanvraag geheel of ten dele positief wordt beslist, storten burgemeester en wethouders aan de indiener het door hem betaalde recht terug.

Overgangsbepalingen

Artikel 11
  • 1.

    Op aanvragen ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening blijft de procedureverordening advisering tegemoetkoming planschade gemeente Rijssen-Holten 2009 van toepassing.

Slotbepalingen

Artikel 12
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “ Planschadeverordening gemeente Rijssen-Holten 2013”.

  • 3.

    De thans geldende ‘’Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Rijssen-Holten 2009’’ komt te vervallen behoudens het bepaalde in artikel 12.

besluit genomen in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Rijssen-Holten op: 8 november 2013

drs. H.A.J. van de Vliert, A.C. Hofland,

griffier, voorzitter

Nota-toelichting Toelichting procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade

Algemene toelichting

Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de

aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.

Afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) van de Wro bevat bepalingen over het tijdstip waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend (artikel 6.1, vierde en vijfde lid, Wro), is uitgewerkt welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven (artikel 6.2 Wro) en wordt ingegaan op zaken die het bestuursorgaan bij het nemen van een beslissing op het

aanvragen om een tegemoetkoming in planschade dient te betrekken (artikel 6.3 Wro).

Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond van artikel 6.7 Wro in het Bro zijn uitgewerkt. De regels in het Bro leiden tot een uniformering en standaardisering van regels omtrent de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling van

een aanvraag om tegemoetkoming in schade. Onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) bestond de noodzaak dat iedere gemeente een regeling voor de behandeling van de planschadeverzoeken moest opstellen. De regeling met betrekking tot de behandeling van de aanvragen is nu terug te vinden in het Bro.

In het Bro zijn in afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen van een aanvraag, alsmede een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur opgenomen. Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college een adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing. In artikel 6.1.3.3, eerste lid, Bro wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt. In artikel 6.1.3.3, tweede lid, Bro wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op:

a.

de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur;

b.

de gevallen waarin een adviescommissie wordt ingeschakeld;

c.

het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld;

d.

de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend, dan wel na deze aanwijzing kunnen wraken;

e.

de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken, en de hierbij geldende termijnen.

 

De planschadeverordening in verhouding met de procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Met de inwerkingtreding van de planschadeverordening kan de oude planschaderegeling worden ingetrokken. Alleen op aanvragen ingediend voor inwerkingtreding van de nieuwe verordening blijft op grond van artikel 12 overgangsrecht van toepassing.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro en voor zover dit noodzakelijk werd geacht is een aanvulling gegeven. Voor een juiste interpretatie van de verordening is naast raadpleging van artikel 1 kennisneming van de algemene bepalingen in artikel 6.1.1.1 Bro van belang. Ten behoeve van de duidelijkheid van de begrippen adviseur en adviescommissie is in deze verordening een van het Bro afwijkende omschrijving van het begrip adviseur opgenomen. Het begrip gemeente is afzonderlijk gedefinieerd om te verduidelijken dat indien de verordening het woord gemeente gebruikt, het de gemeente betreft waar de aanvraag om tegemoetkoming in planschade is ingediend.

 

Artikel 3. Drempelbedrag

Het college heft van de aanvrager een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag. De aanvrager ontvangt dit recht terug bij een positieve beslissing op het verzoek om planschade. Voor het betalen van het recht geldt een fatale termijn van 4 weken na het ontvangen van de officiële ontvangstbevestiging. Het overschrijden van deze termijn heeft tot gevolg dat de aanvraag niet-ontvankelijk is, tenzij er gemotiveerd aangetoond kan worden waarom het recht nog niet betaald is.

 

Artikel 5. Opdrachtverstrekking

Het college dient binnen vier weken een opdracht te verstrekken aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro geeft het college de bevoegdheid een aanvraag binnen vier, dan wel acht weken indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de

aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro heeft betrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht waarbij een onvolledige aanvraag verder buiten behandeling moet worden gelaten. Volgens artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro moet het besluit tot het niet in behandeling nemen binnen vier weken na ontvangst van de

aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. Voor zover de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, krijgt het college acht weken de tijd na het tijdstip waarop de termijn om de aanvraag aan te vullen is verstreken, om het besluit tot niet verdere behandeling van de aanvraag bekend te maken. De laatstgenoemde beslistermijn kan met ten hoogste vier

weken worden verlengd. Indien de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten, is de verordening niet toepasselijk, tenzij de termijnen bedoeld in artikel 6.1.3.1 Bro worden overschreden. In het laatste geval dienen niettemin één of meerdere

adviseurs te worden aangewezen en dient een opdracht te worden verstrekt.

De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en er geen verzoeken tot wraking zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over een ingediend verzoek tot wraking.

 

Artikel 6. Adviseur of adviescommissie

Het college schakelt één of meerdere adviseurs gezamenlijk in voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te

beschikken.

Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 63). Een adviesbureau gespecialiseerd in planschade kan derhalve worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de

adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.

Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is, staat de verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur/vaste adviescommissie).

In het eerste lid is bepaald dat een eerste adviseur wordt aangewezen die over voldoende deskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van de kennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede en/of derde adviseur worden aangewezen, die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens inkomensderving

onderscheidenlijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een planologische verslechtering beschikt.

Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Het college zal de tweede en/of derde

adviseur dan vervolgens moeten aanwijzen; bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is er sprake van een adviescommissie (artikel 3, vijfde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4 Bro genoemde zaken te betrekken.

Artikel 6.1.3.5, eerste lid, Bro bepaalt dat de adviseur of de adviescommissie zich door derden kan laten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het college vereist.

 

Artikel 7. Deskundigheid en onafhankelijkheid

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Om de deskundigheid van de adviseurs te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot aanwijzing van een persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van

opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, tweede of derde lid, genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.

In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1 onder c, Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts

bepaalt artikel 4, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskundigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. In het bijzonder kan worden gedacht aan personen behorende tot de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van

planologische maatregelen.

 

Artikel 8. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie.

Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op de hoogte moeten worden gebracht van de aanwijzing van een adviseur of adviescommissie. Dit gebeurd gelijktijdig met het heffen van het drempelbedrag in het kader van een efficiënte voorfase. De aanwijzing van een adviseur dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. In het geval meerdere adviseurs worden aangewezen, worden deze aanwijzingen gezamenlijk schriftelijk bekend gemaakt. Indien de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of andere

belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van één of meerdere adviseurs is er de mogelijkheid om één of meerdere adviseurs te wraken. Op verzoek van de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van

de Wro kunnen één of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Genoemde partijen worden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Het college moet

binnen twee weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking

beslissen.

 

Artikel 9. Werkwijze adviseur of adviescommissie

Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.

In het tweede en derde lid is bepaald dat vanuit de gemeente bijstand wordt verleend aan de adviseur of adviescommissie, door alle voorhanden zijnde informatie met betrekking tot de aanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden alle bescheiden die naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie nodig zijn voor de

beoordeling van de aanvraag aan hen ter beschikking gesteld.

Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, de bezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd.

Het is mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of taxatie. Volgens artikel

6.1.3.5, tweede lid, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro te worden toegezonden. Deze termijn

kan met ten hoogste vier weken worden verlengd (zevende lid).

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder e, Bro bepaalt dat de verordening aandacht moet schenken aan de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro bij de opstelling van het advies moeten worden betrokken. De Nota van Toelichting bij het Bro noemt als voorbeeld dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde periode op het concept advies te reageren (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 66). In dit kader bepaalt het achtste lid dat de gemeente, de aanvrager, eventuele andere bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het concept advies te reageren.

Het negende en het tiende lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van het advies aan het college.

 

Artikel 10. Planschadeovereenkomst

De basis voor het sluiten van een planschadeovereenkomst en positie van partijen is vastgelegd in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Artikel 11. Uitbetaling

Nadat het college besloten heeft verzoek om planschade toe te wijzen, wordt er overgegaan tot betaling nadat het besluit onherroepelijk geworden is. Dit betekent dat de bezwaar- en beroepstermijn verlopen moet zijn voordat er over wordt gegaan tot uitbetaling. Vanuit een praktisch oogpunt is duidelijkheid omtrent het tijdstip van betalen noodzakelijk.

 

Artikel 12. Overgangsbepalingen

Alleen op aanvragen ingediend voor inwerkingtreding van de nieuwe planschadeverordening geldt de oude procedureverordening.

 

Artikel 13. Slotbepalingen

In dit artikel wordt de oude procedureverordening ingetrokken.