Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ 2013 BRUMMEN |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ 2013 BRUMMEN |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 08-10-2013 Digitaal Gemeenteblad 'Brummense Berichten', 30-10-2013 | BW13.0250 |
Het college van burgemeester en wethouders van Brummen;
gelet op artikel 18a Wet werk en bijstand, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen alsmede de regels met betrekking tot verrekening bestuurlijke boete bij recidive;
besluit de Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ 2013 BRUMMEN vast te stellen.
Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing
In plaats van een boete kan een schriftelijke waarschuwing worden gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering, tenzij:
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Indien het college heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 3 van de beleidsregels, verlaagt het college het boete met 50%.
Artikel 5 Spontane inlichtingenverplichting
De spontane inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB, artikel 13, eerste lid, van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen moet onverwijld worden nagekomen. Onder ‘onverwijld’ wordt verstaan het melden binnen één week nadat het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel het kenbaar werd of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn voor belanghebbende.
Artikel 6 Verrekenen voor andere gemeente
In afwijking van artikel 60b, tweede lid kan het college de recidiveboete die is opgelegd door een andere gemeente, met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen op 8 oktober 2013;
de secretaris, drs. E.V. Schmitz
de burgemeester, N.E. Joosten bc
Met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving zijn verschillende wetten op het gebied van handhaving en sanctiebeleid geharmoniseerd en tegelijkertijd aangescherpt. Voor de gemeente gaat het om de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
De grootste wijzigingen zijn: de introductie van een bestuurlijke boete in de WWB, IOAW en IOAZ, en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering.
In genoemde wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten die moeten worden vastgelegd in beleidsregels. In deze beleidsregels wordt dit uitgewerkt.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing
De gemeente heeft de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.
In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:
Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, door middel van een voor bezwaar
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Indien een boete wordt opgelegd, wordt de hoogte hiervan afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan belanghebbende kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. De bewijslast om aan te tonen dat de schending niet, of verminderd verwijtbaar is, ligt bij belanghebbende.
Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting niet volledig valt te verwijten , kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Het college heeft dit aangevuld. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:
In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:
De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te zijn en blijven van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Uit oogpunt van onder meer zorgvuldigheid en rechtszekerheid is bij verminderde verwijtbaarheid gekozen voor halvering van de boete. De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.
Artikel 5 Spontane inlichtingenverplichting
De inlichtingenplicht houdt in dat op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling wordt gedaan van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering. Wat onder onverwijld wordt verstaan, wordt in dit artikel vastgelegd.
Artikel 6 Verrekenen van andere gemeente
Als een cliënt in een andere gemeente een recidiveboete heeft gekregen die volledig verrekend wordt met de uitkering (waarbij dus de beslagvrije voet buiten werking is gesteld), en hij verhuist dan naar de gemeente Brummen waar hij WWB gaat ontvangen, is Brummen verplicht de recidiveboete van de andere gemeente te verrekenen met de uitkering.
De belanghebbende kan bij het college van Brummen een verzoek indienen om toch de beslagvrije voet te respecteren. Het college beoordeelt dit volgens de regels met betrekking tot de verrekening bestuurlijke boete bij recidive door de gemeenteraad van Brummen zijn vastgesteld.
In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels.
Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.