Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Verordening Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal
CiteertitelVerordening Wmo compenserende maatregelen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal vervangt de Verordening individuele voorzieningen maatschappeljike ondersteuning 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit compenserende maatregelen gemeente Veenendaal

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-201301-11-201301-09-2016nieuwe regeling

31-10-2013

Veenendaalse Krant, 2013-11-06

2013, 2013.00082

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 september 2013, nummer 2013.00082;

 

overwegende dat:

in deze verordening is verwerkt dat de Wmo niet draait om het recht op voorzieningen (claim), maar om de plicht tot maatwerkcompensatie, waarbij de gemeente gedegen onderzoek doet naar de eigen mogelijkheden en de eigen kracht van de aanvrager;

 

Gelet op:

Artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

 

Besluit:

vast te stellen de Verordening Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt (in alfabetische volgorde) verstaan onder:

a.Aanmelding:

de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

b.Aanvraag:

het compensatieverzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening. Een compensatieverzoek bestaat uit het aanmeldingsformulier en de ondertekende verklaring. Heeft een gesprek plaatsgevonden, dan maakt het verslag van dit gesprek onderdeel uit van het compensatieverzoek. Het compensatieverzoek staat gelijk aan een aanvraag tot het afgeven van een beschikking als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

c.Algemeen gebruikelijke voorziening:

een voorziening die weliswaar bijdraagt aan het te bereiken resultaat, maar niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten en naar algemeen aanvaarde maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van belanghebbende behoort.

d.Algemene voorziening:

een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

e.Belanghebbende:

een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie of heeft gekregen ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

f.Besluit:

het Besluit Wmo compenserende maatregelen gemeente Veenendaal, hierna te noemen het Besluit, waarin het college van burgemeester en wethouders nadere regels stelt ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiële voorwaarden.

g.Collectieve voorziening:

een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt.

h.College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal.

i.Compensatieplicht:

de plicht van het college om voor personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, om hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten om op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

j.Financiële tegemoetkoming:

een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

k.Gebruikelijke zorg:

de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

l.Gesprek:

het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

m.Hoofdverblijf:

de woonruimte waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt en bestemd of geschikt is voor dat doel.

n.Huis en woning:

onder het huis wordt verstaan: de woonkamer, de relevante (slaap-)vertrekken, keuken en sanitaire ruimten van het hoofdverblijf.

onder de woning wordt verstaan: het huis met de berging, tuin of balkon van het hoofdverblijf.

o.Individuele voorziening:

een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wet wordt verstrekt.

p.Mantelzorger:

een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de Wet biedt.

q.Persoonsgebonden budget:

een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

r.Psychosociaal probleem:

een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

s.Voorliggende voorziening:

een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld is voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

t.Voorziening in natura:

een voorziening, in te zetten om het afgesproken compenserende resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

u.Wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning.

v.Wettelijk voorliggende voorziening:

een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

w.Zelfredzaamheid:

het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen, die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

De normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, waaronder wordt verstaan:

-het kunnen voeren van een huishouden;

-het normale gebruik van de woning;

-het zich in en om de woning kunnen verplaatsen;

-het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen;

-het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier te kunnen deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijke leven.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4, lid 1 van de Wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Gesprek voorafgaand aan aanvraag

Artikel 3. Aanmelding gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente, door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 4. Het gesprek

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de Wet gaat een gesprek vooraf tenzij:

    • a.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die bekend is en al eerder een gesprek heeft gevoerd;

    • b.

      belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2.

    Als basis voor het begrippenkader wordt bij het voeren van het gesprek de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) van de World Health Organization (WHO) gehanteerd. Bij het bepalen welke compenserende maatregelen genomen moeten worden neemt het college de resultaten van het gesprek als uitgangspunt.

  • 3.

    Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de verzorgde ondervindt of de belanghebbende bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 5. Het verslag

Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

Paragraaf 2. De aanvraag van een Wmo-voorziening

Artikel 6. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden op het daartoe door het college beschikbaar gestelde formulier. Een aanvraag bestaat uit het aanmeldingsformulier, het gespreksverslag en de getekende verklaring. Indien er geen gesprek heeft plaatsgevonden bestaat de aanvraag uit het aanmeldingsformulier en de getekende verklaring.

  • 2.

    Van belanghebbende wordt verwacht dat deze bij een aanmelding voorafgaand aan die aanmelding en in het gesprek zoekt naar mogelijkheden om zelf te voorzien in een adequate oplossing voor zijn ondersteuningsvraag. Hierin worden betrokken de eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van zijn sociale netwerk, algemene voorzieningen en eerst in aanmerking te nemen beschikbare (wettelijke) voorliggende voorzieningen.

  • 3.

    Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Hoofdstuk 4. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 3. Algemene regels

Artikel 7. Het maken van een afweging

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van het netwerk van belanghebbende, de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 4. De te bereiken resultaten

Artikel 8. Nadere regels

Inzake het bereiken van de in deze paragraaf benoemde resultaten stelt het college nadere regels vast in het Besluit.

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Belanghebbende kan wonen in een schoon en leefbaar huis. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten en voor de hierin noodzakelijk te gebruiken vertrekken.

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. Mocht er een aanwezige en bruikbare (wettelijke) voorliggende voorziening zijn waardoor het te bereiken resultaat gehaald wordt, is voorzien in de behoefte.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10. Wonen in een geschikte woning

  • 1.

    De woning waar belanghebbende over beschikt kan normaal worden gebruikt. Dit geldt alleen ten aanzien van de woonruimte en de hierin noodzakelijk te gebruiken vertrekken.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de nu en in de toekomst verwachte aanpassingen van de woning een daartoe in het Besluit vastgesteld bedrag te boven gaat. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

  • 4.

    Bij een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening aan een woning, die niet blijvend ter beschikking is te stellen aan een persoon met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem die behoefte heeft aan een dergelijke woning, beoordeelt het college, of een herplaatsbare losse woonunit leidt tot het te bereiken resultaat.

  • 5.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10.1 Uitsluitingen voor het geschikt maken

Geen voorzieningen worden getroffen aan:

  • a.

    hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen;

  • b.

    woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 10.2 Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woning

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of op korte termijn zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een door het college in het Besluit vastgesteld maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten, op het niveau van sociale woningbouw en voor de hierin noodzakelijk te gebruiken vertrekken kan bereiken.

Artikel 10.3 Aanvullende weigeringsgronden voor ‘Wonen in een geschikte woning’

Bij het te bereiken resultaat van het ‘Wonen in een geschikte woning’ wordt geen individuele voorziening getroffen indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, het aanbrengen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren en het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht intredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woning die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • h.

    in de verlaten woning geen problemen bestonden met het normale gebruik van de woning;

  • i.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 10.4 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Belanghebbende kan beschikken over goederen ten behoeve van de dagelijkse noodzakelijke levensbehoefte. Ook de noodzakelijke maaltijden kunnen worden aangereikt.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het aanreiken van maaltijden.

  • 3.

    Bestaat de leefeenheid van belanghebbende uit één of meer huisgenoten die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening of een andere (wettelijk) voorliggende voorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn wordt ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorziening verstrekt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    Belanghebbende kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 3.

    Bestaat de leefeenheid van de belanghebbende uit één of meer huisgenoten die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden uit te voeren of te organiseren, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    Belanghebbende kan de dagelijkse, gebruikelijke zorg bieden voor in het huishouden aanwezige kinderen die tot de leefeenheid behoren.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3.

    Bestaat de leefeenheid van belanghebbende uit één of meer huisgenoten die beschikbaar en in staat zijn de tot het gezin behorende kinderen te verzorgen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor-, tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Belanghebbende is in staat zich in en om de woning te verplaatsen zodat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2.

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene of collectieve voorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Belanghebbende kan zich lokaal, dat wil zeggen binnen de directe woon- en leefomgeving, per vervoermiddel verplaatsen voor dagelijkse boodschappen, het bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten.

  • 2.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende een beroep kan doen op huisgenoten, mantelzorgers of vrijwilligers, een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur of openbaar vervoer dat in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden in het onderzoek eerst beoordeeld. Bij het treffen van een voorziening zal de goedkoopst compenserende oplossing leidraad zijn.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1.

    Belanghebbende heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van het eigen netwerk bestaat de leefeenheid uit meerdere personen of is er een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 5. Wijze van verstrekken, eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 5. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingen

De te treffen voorzieningen kunnen als algemene voorziening, voorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Paragraaf 6. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      indien van toepassing wat de duur is van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 7. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Overwegende bezwaren

  • 1.

    De belanghebbende heeft de keuzevrijheid om in plaats van de voorziening in natura een persoonsgebonden budget te ontvangen, tenzij het college van oordeel is dat er overwegende bezwaren zijn als bedoeld in artikel 6 van de Wet.

  • 2.

    Het college legt in het Besluit vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De omvang van het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor de kosten van onderhoud.

Artikel 20. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 8. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      indien van toepassing wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • d.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 9. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de (reeds verstrekte) voorzieningen en de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Het College legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast. In het Besluit is tevens opgenomen wanneer het college afziet van het in rekening brengen van een eigen bijdrage of een eigen aandeel.

Hoofdstuk 6. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23. Beslistermijn

  • 1.

    De termijn waarbinnen een besluit wordt genomen op de aanvraag voor individuele voorzieningen binnen alle resultaatgebieden bedraagt maximaal 8 weken. Hiermee handelt het college overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Uitzondering op het vorige lid betreffen individuele voorzieningen waarvoor adviezen van derden noodzakelijk zijn, maatwerkaanpassingen aan de voorzieningen noodzakelijk zijn of waarvoor bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden.

Artikel 24. Beperkingen

  • 1.

    Een belanghebbende komt in aanmerking voor compensatie indien:

    • a.

      de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig (langer dan zes maanden) is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.

    • b.

      de te verstrekken voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is.

  • 2.

    Geen individuele compenserende maatregelen vinden plaats indien:

    • a.

      de voorziening en/of de kosten van de voorziening voor belanghebbende algemeen gebruikelijk zijn.

    • b.

      er voor belanghebbende eerst in aanmerking te nemen beschikbare (wettelijke) voorliggende voorzieningen voorhanden zijn die voorzien in een adequate compensatie, waaronder mede worden verstaan huisgenoten die gebruikelijke zorg kunnen verlenen.

    • c.

      als de belanghebbende, vooruitlopend op de vaststelling van de noodzaak van compenserende maatregelen, kosten heeft gemaakt of verplichtingen is aangegaan voor het bedrag van de kosten of verplichtingen en niet meer is na te gaan of deze maatregelen noodzakelijk waren en als goedkoopst compenserend aan te merken waren.

    • d.

      er voor belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor compensatie wordt aangevraagd.

    • e.

      als belanghebbende de belemmeringen, die hij ondervindt, kan beperken of opheffen door het anders organiseren van het dagelijkse leven of het huishouden of door het anders inrichten van het huis.

    • f.

      het een voorziening betreft die al eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening is gecompenseerd en waarvan het college oordeelt dat de getroffen maatregelen nog steeds adequaat zijn.

    • g.

      de verstrekte voorziening verloren is gegaan door verwijtbaar gedrag.

    • h.

      er een kortdurend participatieprobleem, minder dan zes maanden, is vastgesteld.

    • i.

      de belanghebbende zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Veenendaal heeft. Tenzij het gaat om het bezoekbaar maken van een kamer van het hoofdverblijf bij tijdelijke bewoning in een instelling (zie artikel 10.2 verordening)

    • j.

      door het college wordt vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verantwoordelijkheden genoemd in artikel 26.

    • k.

      het college geen beperking, chronisch, psychisch of psychosociaal probleem heeft vastgesteld dat de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie beperkt.

    • l.

      de voorziening invaliderend en/of antirevaliderend werkt.

    • m.

      de voorziening een therapeutisch doel dient.

Artikel 25. Onderzoek en advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien het college dat gelet op het onderzoek en zorgvuldige besluitvorming noodzakelijk acht.

  • 3.

    Belanghebbende is verplicht mee te werken aan alle (medische) onderzoeken die noodzakelijk zijn om een zorgvuldig besluit te nemen, waaronder het onderzoek om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de ‘eigen kracht’, de woon- en leefsituatie in relatie tot de benodigde en gevraagde compensatie.

  • 4.

    Belanghebbende is verplicht alle gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de noodzaak en vorm van compensatie.

  • 5.

    Het college kan zelf (her)onderzoek verrichten naar de voor een voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.

Artikel 26. Wijziging situatie belanghebbende

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Belanghebbende aan wie krachtens deze verordening compensatie is geboden, is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk of digitaal aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de aanspraak op aanwezige compenserende maatregelen.

  • 3.

    Het college kan tijdens een gesprek in verband met nazorg op de hoogte gesteld worden van een wijziging in de omstandigheden van de belanghebbende, relevant voor de verstrekte voorziening en op basis daarvan het recht op een voorziening beëindigen dan wel intrekken.

Artikel 27. Intrekking

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • c.

    blijkt dat de financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer het gaat om hulp bij het huishouden kan dit budget direct worden ingetrokken en beëindigd.

  • d.

    uit onderzoek blijkt dat geen gebruik wordt gemaakt van de verstrekte voorziening, dan wel dat er, naar het oordeel van het college, behoudens tegenbewijs, sprake is van onveilig en/of oneigenlijk gebruik of van geen gebruik van de voorziening.

Artikel 28. Terugvordering

  • 1.

    Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt:

    • a.

      wordt een in eigendom verstrekte voorziening teruggehaald;

    • b.

      wordt een in bruikleen verstrekte voorziening teruggehaald;

    • c.

      worden de gemaakte kosten voor voorzieningen in natura verhaald;

    • d.

      wordt de al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget teruggevorderd.

  • 2.

    Ten onrechte uitbetaalde (onverschuldigde) bedragen worden teruggevorderd tot 5 jaar nadat de beschikking tot intrekking bekend is gemaakt.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5, lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 31. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt via de reguliere bestuursrapportages of op verzoek van het college geëvalueerd.

Artikel 32. Intrekking oude Verordening

De Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 33. Overgangsregelingen

  • 1.

    Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden beoordeeld op grond van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

  • 2.

    Voor zover deze nieuwe verordening en het hieruit volgende Besluit leiden tot wijziging van het bestaande recht van een belanghebbende geldt een overgangsregeling tot op het moment van herindicatie, waarbij het oude recht in stand blijft. Bij herindicatie wordt steeds, indien van toepassing, een gewenningstermijn van drie maanden in acht genomen.

Artikel 34. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2013.

Artikel 35. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Wmo compenserende maatregelen’.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 31 oktober 2013,

raadsgriffier - de heer mr. E.J. Kruijswijk Jansen

voorzitter - de heer mr. A.W. Kolff

 

Toelichting

Toelichting