Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zoetermeer

Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zoetermeer
Officiële naam regelingVerordening toeslagen en verlagingen WWB 2013
CiteertitelVerordening toeslagen en verlagingen WWB 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8 lid 1 onderdeel c en artikel 30

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-201301-01-2015Nieuwe regeling

16-09-2013

Zoetermeer Dichtbij 10 oktober 2013

2013-000509

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Zoetermeer;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 juli 2013

Gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

BESLUIT

Vast te stellen:

de Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB.

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer.

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Zoetermeer.

    • d.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB;

    • e.

      woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel3 lid 6 WWB

    • f.

      woonkosten:

      • i.

        indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag;

      • ii.

        indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

    • g.

      zorgbehoevende:

      • i.

        de persoon die aanspraak zou kunnen maken op plaatsing in een AWBZ-instelling, maar daarvan om moverende redenen afziet of op een wachtlijst is geplaatst, dan wel

      • ii.

        de persoon die vanwege ziekte of één of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend aangewezen is op intensieve zorg van anderen en daarom niet in staat is een eigen huishouding te voeren.

Artikel 2 – Doelgroep

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn, doch de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

Paragraaf 2 - Het verhogen van de norm

Artikel 3 - Toeslag alleenstaande (ouder)

  • 1. De toeslag, zoals bedoeld in artikel 25 WWB, bedraagt:

    • a.

      20% van de gehuwdennorm indien de alleenstaande (ouder) een woning niet deelt met een ander;

    • b.

      10% van de gehuwdennorm van de gehuwdennorm indien de alleenstaande (ouder) een woning deelt met een of meer anderen.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander met wie de woning wordt gedeeld:

    • a.

      verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd;

    • b.

      de persoon of de personen die de zorgbehoevende belanghebbende verzorgt of verzorgen;

    • c.

      de persoon of de personen die op het adres van belanghebbende zelfstandige woonruimte huren op basis van een commerciële huurovereenkomst.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een inwonend niet ten laste komend kind aangemerkt als een ander met wie de woning wordt gedeeld indien het in aanmerking te nemen inkomen van dit kind meer bedraagt dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000, vermeerderd met 10% van de gehuwdennorm.

Artikel 4 - Toeslag alleenstaande 21 en 22 jaar

  • 1. In afwijking van artikel 3 lid 1 bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 21 jaar 0%.

  • 2. In afwijking van artikel 3 lid 1 bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 22 jaar 10%.

Paragraaf 3 Het verlagen van de norm of de toeslag

Artikel 5 - Verlaging norm gehuwden

  • 1. De verlaging, zoals bedoeld in artikel 26 WWB, bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de gehuwden die een woning delen met een of meer anderen.

  • 2. Artikel 3 lid 2 en 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 - Verlaging norm of toeslag wegens de woonsituatie

De norm of toeslag wordt verlaagd met 20% van de gehuwdennorm, indien een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden.

Paragraaf 4 Anticumulatie

Artikel 7 - Toepassing verhoging in combinatie met verlaging

Toepassing van de verlagingen geschiedt zodanig dat de bijstandsnorm ten minste bedraagt:

  • a.

    50% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

  • b.

    70% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    80% van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Artikel 8 – Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 9 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013.

Artikel 10 – Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt, tenzij daarover een referendum wordt begonnen, in werking twee weken na de bekendmaking daarvan

  • 2.

    De Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Aldus besloten in de openbare raad op 16 september 2013

De griffier, De voorzitter,

Mw. drs. K. Bolt Ch. B. Aptroot

Algemene toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013

De WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan in paragraaf 2 en 3 een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De som van deze drie onderdelen levert de bijstandsnorm op (artikel 5c WWB). Het betreft dan de bijstandsnorm voor personen vanaf 21 jaar, doch die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt èn die niet in een inrichting verblijven.

Alleenstaanden en alleenstaande ouders komen in aanmerking voor een toeslag, indien zij hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. De woonsituatie is hierbij van doorslaggevende betekenis. De hoogte van de toeslag bedraagt ten hoogste twintig procent van de gehuwdennorm, dat gelijk is aan twintig procent van het netto minimumloon. Verlaging van de norm (gehuwden) of deze toeslag bedraagt eveneens ten hoogste twintig procent van de gehuwdennorm. Verlagingen kunnen plaatsvinden op de volgende gronden:

  • ·

    er kunnen kosten worden gedeeld met iemand met wie een woning wordt gedeeld;

  • ·

    er zijn minder of geen woonkosten in verband met het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of het in het geheel niet bewonen van een woning;

  • ·

    belanghebbende is alleenstaand en 21 of 22 jaar;

  • ·

    er is sprake van recente beëindiging van deelname aan onderwijs of beroepsopleiding.

Voor de berekening van de bijstandsnorm geldt een vaste volgende: eerst de norm, dan eventueel een toeslag en vervolgens de verlaging.

Artikelsgewijze toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2013

Artikel 1 – Begrippen

De begrippen die al in de WWB, de Awb en de Gemeentewet zijn gedefinieerd zijn hier niet overeenkomstig of hergedefinieerd. Dit voorkomt de noodzaak van het aanpassen van de verordening aan eventuele wetswijzigingen met betrekking tot deze begrippen.

Het begrip woning is in de WWB niet gedefinieerd. De WWB bepaalt slechts wat onder een woning mede moet worden verstaan. Uit de tot standkomingsgeschiedenis van de WWB volgt dat voor de invulling van het begrip woning kan worden aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag. Er is dan ook voor gekozen hierbij aan te sluiten.

Een definitie van het begrip 'woonkosten' is van belang voor de toepassing van artikel 6 van de verordening (de verlaging in verband met de woonsituatie). Hierbij is aangesloten bij de begripsomschrijving van het tot 1996 geldende Besluit landelijke normering. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de voorganger van de WWB, de Algemene bijstandswet (Abw) en de ontwikkelingen in de rechtspraak mag ervan worden uitgegaan dat hierbij nog steeds aangesloten kan worden.

Voor de definitie van de zorgbehoevende is aangesloten bij de invulling die de CRvB aan dit begrip geeft. Hierbij kan onder meer worden verwezen naar CRvB 17-12-2012, nrs. 09/3142 WWB e.a., LJN: BY6392.

Artikel 2 – Doelgroep

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar, doch de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. De jongerennormen voor 18 t/m 20-jarigen (artikel 20 WWB) zijn laag omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. De ouders kunnen voldoen aan hun wettelijke onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen, of de huur voor hen te betalen. Er zou sprake zijn van dubbele korting, dan wel juist een extra voordeel als de uitkering op grond van de toeslagenverordening zou worden verlaagd dan wel verhoogd. Mocht dit evenwel in individuele gevallen tot onredelijkheid leiden, dan is het college steeds bevoegd de norm van de 18 t/m 20-jarigen hoger of lager vast te stellen met toepassing van artikel 18 lid 1 WWB. Het college beschikt tevens over de mogelijkheid om een toeslag op de norm toe te kennen op grond van artikel 12 WWB.

Artikel 3 - Toeslag alleenstaande (ouder)

Op grond van artikel 25 WWB kan het college de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder verhogen met een toeslag, indien hij hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van de kosten met een ander. Wanneer kosten in het geheel niet kunnen worden gedeeld met een ander is de gemeente verplicht de norm te verhogen met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm.

Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt voorondersteld dat noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Anders dan gehuwden, of belanghebbenden die een gezamenlijke huishouding voeren, delen woningdelers niet alle kosten met elkaar. Een toeslag blijft daarom op zijn plaats, reden waarom er is gekozen voor een toeslag van 10%

Dit artikel voorziet er voorts in dat zowel zorgbehoevenden als verzorgers niet worden aangemerkt als personen met wie kosten gedeeld kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dat het niet wenselijk is om belanghebbenden vanwege zorgtaken of zorgbehoefte te confronteren met een verlaging van de toeslag.

Ook als sprake is van een zakelijke relatie, zoals kamerhuur, wordt geen mogelijkheid tot kostendeling aangenomen. Dit geldt niet alleen voor kamer(ver)huurders of kostgangers/-gevers, maar ook voor de situatie waarin een belanghebbende in een crisissituatie verkeert en daarom is opgenomen in een instelling als bijvoorbeeld het Sociaal Pension.

Artikel 25 WWB bepaalt dat kosten in ieder geval niet kunnen worden gedeeld met inwonende niet ten laste komende kinderen met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van het levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. Dit betekent dat een kind met een inkomen dat enkele euro's meer bedraagt kan worden aangemerkt als een kind met wie kosten kunnen worden gedeeld. In dat verband is ervoor gekozen inwonende kinderen eerst als kostendeler aan te merken als het meerinkomen ten minste gelijk is aan de toeslag die de ouder verliest, te weten 10% van de norm voor gehuwden.

Artikel 4 - Toeslag alleenstaande 21 en 22 jaar

Voor personen jonger dan 23 jaar gelden leeftijdsgerelateerde minimumjeugdlonen. Om werkloosheidsval effecten te voorkomen, dient er een juiste afstemming te zijn tussen de verdiencapaciteit van jongeren en de bijstandsnormen. Artikel 29 WWB biedt de mogelijkheid om de toeslagen voor 21- en 22-jarigen lager vast te stellen. Om uitstroom te bevorderen is er uitdrukkelijk voor gekozen gebruik te maken van deze mogelijkheid en voor jongeren van deze leeftijd een lagere en voor 21-jarigen zelfs geen toeslag toe te kennen. Dit laat onverlet dat het college gebruik kan maken van artikel 18 lid 1 WWB als dit tot ongewenste effecten leidt.

Artikel 5 - Verlaging norm gehuwden

Op grond van artikel 26 kan het college de gehuwdennorm verlagen, indien belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van kosten met een ander. Artikel 5 van deze verordening vormt hiermee een spiegelbeeld van artikel 3. Verwezen wordt verder naar de toelichting op dat artikel.

Artikel 6 - Verlaging norm of toeslag wegens ontbreken woonkosten

Op grond van artikel 27 WWB kan het college de toeslag of de norm voor een alleenstaande (ouder) of gehuwden verlagen in verband met de woonsituatie. Hierbij vallen twee situaties te onderscheiden, namelijk de situatie waarin belanghebbende wel een woning bewoont maar waaraan geen woonkosten zijn verbonden en de situatie waarin belanghebbende in het geheel geen woning bewoont.

In de situatie waarin een belanghebbende een woning bewoont waaraan voor hem geen woonkosten verbonden zijn, bijvoorbeeld omdat iemand anders, denk daarbij aan de voormalige echtgenoot, deze voldoet, bedraagt de verlaging 20% van de gehuwdennorm.

In de situatie waarin een belanghebbende geen woning bewoont is bepaald dat de toeslag of de norm wordt verlaagd met 10%. Tegenover het ontbreken van kosten omdat geen woonruimte wordt aangehouden, staat dat dak- en thuislozen regelmatig kosten zullen moeten maken voor opvang. Daarom is ervoor gekozen een toeslag toe te kennen van 10% dan wel de norm (gehuwden) met slechts 10% te verlagen.

Artikel 7 - Anticumulatie (toepassing verhoging in combinatie met verlaging

Dit artikel voorkomt dat er te weinig bijstand resteert door cumulatie van verlagingen en verzekert een minimum. Het individualiseringsbeginsel kan echter met zich meebrengen dat bij samenloop ook bij een resterende bijstandsnorm aanleiding bestaat om tot verhoging dan wel verlaging daarvan over te gaan. Gelet op alle omstandigheden van de belanghebbende kan dan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 18 lid 1 WWB.

Artikel 8 – Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9 – Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10 – Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.