Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Convenant en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNuenen, Gerwen en Nederwetten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingConvenant en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen
CiteertitelConvenant en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-2013Onbekend

04-01-2013

Onbekend

2012.1218

Tekst van de regeling

Intitulé

Convenant en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen

 

 

 

CONVENANT ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevolking Integriteitsbeoordelingen

 

Alle Convenantpartners zoals bedoeld in het Convenant zijn benoemd in de bijlagen.

 

Hierna afzonderlijk te noemen convenantpartner en gezamenlijk te noemen convenantpartners,

 

Overwegende dat:

 

  • I.

    Voor een krachtiger aanpak van de georganiseerde criminaliteit een steviger geïntegreerde aanpak van het OM, de politie, het lokaal bestuur, de Belastingdienst en andere betrokken organisaties binnen de kaders van het Bestuurlijk Akkoord Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad van september 2008 (Kamerstukken II, 29 911, nr. 27) noodzakelijk is;

     

  • II.

    Gemeenten blijkens het bij de brief van 25 augustus 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie gevoegde jaarverslag Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en de nulmeting bestuurlijke aanpak behoefte hebben aan ondersteuning bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en behoefte hebben aan meer volledige informatie over criminele activiteiten in hun gemeente (Kamerstukken II, 29 911, nr. 54);

     

  • III.

    De minister van Veiligheid en Justitie in de brief van 25 augustus 2011 voor de komende jaren een beleidskader heeft vastgesteld waarin een structuur wordt geschetst voor het voortzetten van de samenwerking binnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en het landelijk Informatie en Expertisecentrum (LIEC) en is aangegeven dat de rijksbijdrage aan de RIEC’s en het LIEC na afloop van de pilotfase vanaf 1 januari 2012 bij wijze van cofinanciering structureel wordt gemaakt;

     

  • IV.

    De partijen, betrokken bij het Bestuurlijk Akkoord Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Misdaad, hebben besloten om de samenwerking in 2012 te versterken en uit te breiden middels het vaststellen van een Geactualiseerd Bestuurlijk Akkoord Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit (Kamerstukken II, 29 911, nr. pm);

     

  • V.

    Het structureel voortzetten van de RIEC’s en het LIEC vergt dat de taken en samenstelling van de centra nader worden geduid en dat in een convenant de formele aspecten van de samenwerking tussen het LIEC en de RIEC’s worden vastgelegd in overeenstemming met het onder III bedoelde beleidskader;

     

  • VI.

    De minister van Veiligheid en Justitie aan de burgemeesters die korpsbeheerder zijn in hun politieregio (de regioburgemeester als bedoeld in art. 1g Politiewet 2012) een subsidie heeft toegekend ten behoeve van het instellen en in stand houden van een RIEC, dat de operationele ondersteuning biedt aan de met dit Convenant te bereiken doelen en de beoogde samenwerking tussen convenantpartners;

     

  • VII.

    Met dit convenant uit het oogpunt van bestuurlijke eenvoud voorts aangewezen is de totstandkoming van dit Convenant en de voorziene herziening van de regionale convenanten in één keer te realiseren;

     

  • VIII.

    Met het Convenant, binnen de doelstellingen daarvan, tevens wordt voorzien in een basis voor het op structurele basis uitwisselen van politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) alsmede een grondslag voor de rechtmatige uitwisseling van andere noodzakelijke uitwisseling van informatie tussen de convenantpartners en de RIEC’s onderling met inachtneming van het hierover in het Convenant bepaalde;

     

  • IX.

    De convenantpartners het wenselijk achten dat ook andere overheden –die in het Convenant als bestuursorganen staan aangeduid- bij het samenwerkingsverband kunnen aansluiten indien dat de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit versterkt;

     

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Definities en afkortingen

  • 1.1

    Bestuurlijk Akkoord: het Geactualiseerd Bestuurlijk Akkoord Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit uit 2012.

  • 1.2

    Checklist Wbp: de “Checklist Waarborging naleving Wet bescherming persoonsgegevens Regionaal Samenwerkingsverband” ten behoeve van de melding van de gegevenswerking aan het College bescherming persoonsgegevens zoals opgenomen in de bijlage Privacyprotocol van dit Convenant.

  • 1.3

    Convenant: het CONVENANT “Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen”. Citeertitel: Convenant.

  • 1.4

    Conventantpartners: één of meer aangesloten partners bij de RIEC’s en het LIEC.

  • 1.5

    Gelegenheidsstructuren: een opeenstapeling van gelegenheden welke zich voordoen in de bestuurlijke, maatschappelijke en zakelijke omgeving die faciliterend werken voor het plegen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijk te sanctioneren gedragingen en waarin personen samenwerken die deze gedragingen faciliteren.

  • 1.6

    Georganiseerde criminaliteit: misdaadverschijnselen met een maatschappij ondermijnend karakter, die tot stand komen in samenwerking tussen personen, en worden gepleegd met het oog op het gezamenlijk behalen van financieel of materieel gewin.

  • 1.7

    Handhavingsknelpunten: door de stuurgroep RIEC als zodanig aangewezen personen of groep personen, gebied of branche, waarover verschillende overheden of bestuursorganen signalen bereiken dat de vigerende regelgeving structureel niet wordt nageleefd, hetgeen mogelijk leidt tot een maatschappij ondermijnende situatie, bestaand uit bestuursrechtelijk of strafrechtelijk te sanctioneren gedragingen.

  • 1.8

    LIEC: Landelijk Informatie en Expertise Centrum bestuurlijke en geïntegreerde aanpak georganiseerde criminaliteit.

  • 1.9

    Regionale Stuurgroep RIEC: de stuurgroep als bedoeld in art. 3.2 van dit Convenant.

  • 1.10

    RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum bestuurlijke en geïntegreerde aanpak georganiseerde criminaliteit.

Artikel 2 Doelstelling

De samenwerking tussen de convenantpartners en tussen de daartoe opgerichte samenwerkingsverbanden RIEC’s en het LIEC heeft als doel gezamenlijk invulling te geven aan:

 

  • 2.1

    Een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit door naast het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele daders en het ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden ook bestuursrechtelijke interventies en fiscale handhaving aan te wenden om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden;

     

  • 2.2

    De identificering van gelegenheidsstructuren binnen die economische sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor beïnvloeding door de georganiseerde criminaliteit opdat, middels het treffen van maatregelen ter bescherming, wordt voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid en daardoor de democratische rechtstaat wordt ondermijnd.

     

Hierbij wordt aandacht besteed aan verschijningsvormen en onderdelen van georganiseerde criminaliteit:

  • ·

    Mensenhandel en –smokkel;

  • ·

    Georganiseerde hennepteelt;

  • ·

    Fraude in de vastgoedsector;

  • ·

    Misbruik binnen de vastgoedsector;

  • ·

    Witwassen en daaraan gerelateerde vormen van financieel-economische criminaliteit;

  • ·

    Zoals die door de minister van Veiligheid en Justitie benoemd op basis van het 4-jaarlijks door de minister van Veiligheid en Justitie vast te stellen Nationaal Dreigingsbeeld;

  • ·

    Andere per Regionale Stuurgroep RIEC te bepalen verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit.

     

    • 2.3

      De bestrijding van handhavingsknelpunten;

       

    • 2.4

      De bevordering en ondersteuning van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op grond van de Wet Bibob.

Artikel 3 RIEC

  • 3.1

    Iedere RIEC wordt bestuurd door een Regionale Stuurgroep RIEC, die bestuurlijk verantwoordelijk is voor het betreffende samenwerkingsverband RIEC.

  • 3.2

    De regionale Stuurgroep RIEC bestaat uit de convenantpartners, waarbij de Korpsbeheerder (regioburgemeester) de rol vervult van voorzitter, tenzij anders wordt besloten. Op basis van onderlinge consensus kunnen zij zich laten vertegenwoordigen.

  • 3.3

    De leden van de Regionale Stuurgroep RIEC zorgen voor voldoende mandaat om bindende afspraken te kunnen maken voor de partij die zij in de stuurgroep vertegenwoordigen en geven op hoofdlijnen sturing aan de regionale samenwerking. De regionale Stuurgroep RIEC lost geschilpunten op het betrekking tot de samenwerking en de informatiewerking.

  • 3.4

    De Regionale Stuurgroep RIEC stelt jaarlijks het beleidsplan en de verantwoording vast en bepaalt op grond van de in het beleidskader genoemde taken (Kamerstukken, II, 29 2911, nr. 54) de wijze waarop aan de cofinanciering invulling wordt gegeven en rapporteert voor wat betreft de in artikel twee genoemde taken en de daaraan verbonden cofinanciering aan de minister van Veiligheid en Justitie.

  • 3.5

    De Regionale Stuurgroep RIEC bepaalt welke andere verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit en welke handhavingsknelpunten in de eigen regio onder de werking van het Convenant dienen te vallen.

  • 3.6

    De Regionale Stuurgroep RIEC ziet er op toe dat de bij partijen aanwezige informatie ten behoeve van een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit wordt ontsloten en draagt zorg voor de coördinatie van de mogelijke interventies van de convenantpartners in de regio.

  • 3.7

    De Regionale Stuurgroep RIEC draagt zorg voor het instellen en in stand houden van een bureau dat ook de naam RIEC draagt. Dit bureau ondersteunt het samenwerkingsverband RIEC en daartoe wordt ten minste één fysieke plek ingericht voor het RIEC. Alle convenantpartners brengen financiële danwel kwalitatief en kwantitatief adequate middelen in.

  • 3.8

    Het hoofd RIEC draagt zorg voor de dagelijkse leiding van het RIEC en de coördinatie van de eigen regionale samenwerking, alsmede voor de informatie-uitwisseling binnen het samenwerkingsverband. De informatie-uitwisseling wordt nader uitgewerkt in artikel 5 e in het bij het Convenant behorende Privacyprotocol.

  • 3.9

    Het RIEC rapporteert en adviseert periodiek –voor wat betreft de in artikel 3.4 genoemde beleidsplan volgens een door de minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld format- aan de Regionale Stuurgroep RIEC en eventueel het Regionale College(s) (het regionale bestuurlijke overleg in het kader van de Nationale Politie).

  • 3.10

    Het RIEC rapporteert jaarlijks aan de eigen Regionale Stuurgroep RIEC en het (de) eigen Regionaal College(s) over de wijze waarop de ondersteuning aan de gemeenten zoals beschreven in het beleidskader heeft plaatsgevonden. De Regionale Stuurgroepen RIEC initiëren en beslissen over het gevraagd en ongevraagd adviseren door de RIEC’s over criminogene effecten van (voorgenomen) besluiten van convenantpartners.

Artikel 4 LIEC

  • 4.1

    De RIEC’s worden om redenen van efficiency bij hun taakuitvoering ondersteund door het LIEC waar dit taken betreft die alle RIEC’s raken doch die te duur of te specialistisch zijn om bij elke RIEC te beleggen of die het geografisch gebied van meerdere RIEC’s betreffen, zoals aangegeven in het Beleidskader RIEC’s en LIEC, dat onderdeel uitmaakt van de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 25 augustus 2011 (Kamerstukken, II, 29 911, nr. 54).

  • 4.2

    De ondersteuning door het LIEC van de RIEC’s betreft:

    • ·

      Versterking van de uniformiteit door in samenwerking met de RIEC’s te zorgen voor landelijke standaarden ten behoeve van uniformiteit van hoofdwerkprocessen en informatiedeling;

    • ·

      Uitvoering van beleidsmatige, regio-overstijgende en landelijke taken in de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit;

    • ·

      Specialistische ondersteuning aan de RIEC’s bijv. ten aanzien van de privacywetgeving;

    • ·

      Functioneren als landelijk loket voor bestuurlijke dossiers over criminele fenomenen en opstellen van een landelijk bestuurlijk criminaliteitsbeeld;

    • ·

      Functioneren landelijk kenniscentrum voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit;

    • ·

      Functioneren als landelijkloket c.q. uitvoering van internationale taken en het Stockholmprogramma voor Nederland;

    • ·

      Het systeembeheer en technisch beheer van het systeem RIEC-IS en het RIEC-filesharesysteem

  • 4.3

    Het LIEC wordt bestuurd door een Stuurgroep LIEC, die bestuurlijk verantwoordelijk is voor het samenwerkingsverband LIEC.

  • 4.4

    Het Hoofd LIEC adviseert de minister van Veiligheid en Justitie.

  • 4.5

    Het Hoofd LIEC draagt zorg voor de dagelijkse leiding van het LIEC.

Artikel 5 Informatie-uitwisseling

  • 5.1

    De convenantpartners verplichten zich over en weer, met in achtneming van de wettelijke bepalingen, alle informatie te verstrekken die nodig is om de in artikel twee van dit Convenant vermelde doelen te bereiken. Informatie-uitwisseling vindt plaats onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de convenantpartners. Binnen de wettelijke kaders en de doelstelling van het Convenant is tevens uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk aan het LIEC en andere RIEC’s.

  • 5.2

    De Stuurgroep RIEC maakt andere afspraken over de wijze waarop de wettelijke bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) worden nageleefd. Ter implementatie en ter waarborging van de naleving van deze wettelijke verplichtingen wordt in ieder geval het in het Bestuurlijk Akkoord en in het bij het Convenant behorende Privacyprotocol opgenomen juridische kader in acht genomen.

  • 5.3

    De persoonsgegevens die in ten behoeve van de in artikel 2 genoemde doelstellingen worden uitgewisseld, zijn beperkt tot de landelijk vastgestelde benodigde set van persoonsgegevens. De stuurgroep RIEC ziet erop toe dat deze gegevensset wordt vastgelegd in de Checklist Wbp en dat de melding van de gegevensverwerking conform deze Checklist wordt gedaan bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp).

  • 5.4

    Indien dit noodzakelijk is als gevolg van wijzigingen wordt deze Checklist Wbp geactualiseerd en de update wordt opnieuw aangemeld bij het Cbp.

  • 5.5

    Met de ondertekening van dit Convenant zeggen de convenantpartners toe er voor zorg te dragen dat de verwerking van persoonsgegevens door de convenantpartners plaatsvindt in overeenstemming met de wettelijke kaders.

  • 5.6

    Informatie-uitwisseling tussen de convenantpartners vindt waar mogelijk geautomatiseerd plaats.

  • 5.7

    Een bestuursorgaan kan uitsluitend gegevens via het RIEC ontvangen als het is toegetreden tot het Convenant. Indien convenantpartners overgaan tot informatie uitwisseling met een bestuursorgaan dat niet is toegetreden tot het samenwerkingsverband waar dit Convenant op toeziet, dan vindt de informatie uitwisseling plaats op een grondslag dan dit Convenant.

  • 5.8

    Wanneer de informatie uitwisseling tussen convenantpartners plaatsvindt op grond van het Convenant dan dient het betrokken RIEC op de hoogte te zijn van de informatie-uitwisseling. De informatie-uitwisseling geschiedt via het RIEC en in de vorm van het RIEC-IS-systeem en het RIEC-Filesharesysteem, tenzij anders is afgesproken in de Regionale Stuurgroep RIEC.

Artikel 6 Geheimhouding en beveiliging

  • 6.1

    De convenantpartners en een ieder die betrokken is bij de uitvoering van het Convenant en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze regeling voortvloeit. De convenantpartners stellen normen vast op basis waaraan ter beschikking gestelde medewerkers en aangewezen contactpersoon voldoen aan voor hen geldende integriteitseisen.

  • 6.2

    De convenantpartners verbinden zich jegens elkaar om informatie die zij hebben ontvangen niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de verstrekkende convenantpartners en met inachtneming van het in het Bestuurlijk Akkoord opgenomen en in het Privacyprotocol uitgewerkte juridisch kader door te verstrekken aan anderen dan de convenantpartners.

  • 6.3

    De convenantpartners en de RIEC’s en het LIEC verplichten zich jegens elkaar om passende technische en organisatorische maatregelen te treffen ter beveiliging van de gegevens tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking, conform het vastgestelde RIEC-LIEC Integraal Beveiligingsplan. Tevens verplichten zij zich jegens elkaar om de informatie strikt vertrouwelijk en met gepaste geheimhouding te behandelen.

Artikel 7 Veiligheidsaspecten

  • 7.1

    Indien één of meer convenantpartners op grond van het Convenant handhavingsactiviteiten ondernemen, draagt de regionale eenheid van de politie die deelneemt aan het betreffende samenwerkingsverband er waar nodig zorg voor, dat voldoende capaciteit beschikbaar is voor de sterke-armfunctie, zodat de convenantpartners hun werkzaamheden veilig en ongestoord kunnen verrichten. Convenantpartners stemmen hun activiteiten waar zij verachten de sterke-armfunctienodig te hebben ruim van te voren af en geven de regionale eenheid van de politie die deelneemt aan het regionaal samenwerkingsverband RIEC voldoende gelegenheid om voor verantwoorde planning van de te verrichten werkzaamheden zorg te dragen. Daadwerkelijke besluiten over deze politie-inzet worden genomen door het bevoegd gezag zoals dit is geregeld in de Politiewet.

  • 7.2

    Bij het beletten en/of belemmeren van ambtshandelingen, het plegen van wederspannigheid en bij andere strafbare feiten (o.a. mishandeling en bedreiging) tegen één of meer medewerkers van een convenantpartner die werkzaamheden verricht op grond van het Convenant, wordt door politie en Openbaar Ministerie gehandeld overeenkomstig het Protocol Veilige Publieke Taak (Kamerstukken II………….)

  • 7.3

    De convenantpartners. De RIEC’s en het LIEC bevorderen dat wanneer hun medewerkers met één van de in het voorgaande lid genoemde strafbare feiten worden geconfronteerd, zij daarvan aangifte doen bij de politie. Daarbij kiest een medewerker domicilie ten kantore van de convenantpartner, of het RIEC dan wel het LIEC.

Artikel 8 Inwerkingtreding, opzegging en beëindiging

  • 8.1

    Dit Convenant treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening door de convenantpartners. Met ingang van dezelfde datum eindigt de werking van de tot uiterlijk 1 januari 2013 verlengde Regionale Convenanten Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad. De bepalingen van het Convenant die gerelateerd zijn aan de voorgenomen nieuwe wettelijke regelingen voor de eenheden van de politie en de arrondissementsparketten, treden in werking op het moment dat deze nieuwe wettelijke regelingen van kracht worden.

  • 8.2

    Elk van de convenantpartners kan diens deelname aan dit Convenant met ingang van een kalenderjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden opzeggen.

  • 8.3

    Verplichtingen welke naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindiging van het Convenant voort te duren, blijven na beëindiging van het Convenant bestaan. Tot deze bepalingen behoort in ieder geval het bepaalde omtrent geheimhouding in artikel 6 van het Convenant.

Artikel 9 Toetreding

  • 9.1

    Het Convenant staat open voor toetreding door bestuursorganen die de –in het Bestuurlijk Akkoord en het Convenant geformuleerde- doelstellingen nastreven en gerechtigd zijn tot informatie uitwisseling binnen de gestelde wettelijke kaders.

  • 9.2

    Een bestuursorgaan dat tot het Convenant wil toetreden, kan daartoe een aanvraag indienen bij de voorzitters van de Regionale Stuurgroepen va de RIEC’s dan wel bij de voorzitter van de Landelijke Stuurgroep LIEC.

  • 9.3

    De voorzitter van de Regionale Stuurgroep legt een verzoek tot toetreding van een bestuursorgaan voor aan de convenantpartners. Een verzoek tot toetreding gedaan aan één RIEC wordt alleen gehonoreerd na instemming van alle convenantpartners van het betreffende RIEC. Een verzoek tot toetreding gedaan aan alle RIEC’s wordt alleen gehonoreerd na instemming van alle convenantpartners van alle RIEC’s. De voorzitter van de Regionale Stuurgroep kan door de convenantpartners gevolmachtigd worden om in te stemmen met toetreding. Indien instemming is verkregen voor toetreding, vindt toetreding tot het Convenant plaats door middel van ondertekening door dat bestuursorganen van een bijlage bij het Convenant waarin toetreding wordt geregeld.

Artikel 10 Kosten

De kosten en benodigde inzet van mensen en middelen ter uitvoering van het Convenant worden met inachtneming van de cofinancieringseisen van de minister van Veiligheid en Justitie door de gezamenlijke convenantpartners gedragen overeenkomstig de gezamenlijk opgenomen verdeling in de vastgestelde begrotingen van de RIEC’s en het LIEC.

Artikel 11 Aanpassingen en wijzigingen

  • 11.1

    Waar nodig maken convenantpartners via de stuurgroep(en) nadere afspraken om een goede uitvoering van het Convenant te verzekeren.

  • 11.2

    Het Convenant kan slechts worden gewijzigd indien alle convenantpartners hiermee schriftelik instemmen.

Artikel 12 Geschillen

  • 12.1

    Het Convenant is niet in rechte afdwingbaar met uitzondering van de in artikel 6 opgenomen geheimhoudingsbepaling voor de convenantpartners.

  • 12.2

    Mocht er bij de uitvoering van dit Convenant een geschil ontstaan, dan zullen partijen zich in goed overleg tot het uiterste inspannen het geschil tot een oplossing te brengen. Een geschil is aanwezig als dit door een van de partijen wordt gesteld.

Artikel 13 Voorlichting en communicatie

De stuurgroepen van de RIEC’s en het LIEC stellen een communicatieplan vast met daarin afspraken over voorgenomen voorlichtingsactiviteiten en over afstemming van contacten met de media.

Artikel 14 Evaluatie

Het LIEC draagt er in samenwerking met de Regionale Stuurgroepen RIEC zorg voor dat het Convenant uiterlijk in 2015 ten behoeve van de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt geëvalueerd en onverminderd het bepaalde in artikel 8.2 zal worden herzien indien de evaluatie uitwijst dat het aanpassing behoeft. Daarna zal 2-jaarlijks een evaluatie plaatsvinden.