Organisatie | Dinkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling maatschappelijke participatie minima gemeente Dinkelland 2012 |
Citeertitel | Regeling maatschappelijke participatie gemeente Dinkelland 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Tekstplaatsing in Gemeenteblad 2013-14
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-05-2012 | 01-01-2012 | 11-07-2017 | Nieuwe regeling | 20-03-2012 Dinkelland Visie, 3 mei 2012 | Onbekend |
Het is aan het college om te bepalen in welke gevallen bijzondere bijstand wordt verstrekt. Het college kan daarvoor kosten aanwijzen waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is. Kosten voor maatschappelijke participatie behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit houdt in dat deze kosten in principe uit het reguliere inkomen c.q. de algemene bijstandsuitkering (bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging) moeten worden voldaan.
Echter, in de praktijk blijkt dat personen en huishoudens die aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau niet of minder in staat zijn om kosten, die verband houden met maatschappelijke participatie, uit eigen middelen te voldoen.
Deze Regeling maatschappelijke participatie minima gemeente Dinkelland 2012 geeft beleidsregels op grond waarvan wordt bepaald voor welke kosten van maatschappelijke participatie, onder welke voorwaarden en in welke omstandigheden bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
De Regeling maatschappelijke participatie minima gemeente Dinkelland 2012 (hierna de regeling) is van toepassing op elk zelfstandig wonend individueel persoon en zelfstandig huishouden (gezin of alleenstaande ouder), waarbij sprake is van een inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke algemene bijstandsuitkering (bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging).
De mogelijkheden voor personen en huishoudens die zijn aangewezen op een inkomen op bijstandsniveau en net daarboven, om de kosten van maatschappelijke participatie uit eigen middelen te kunnen voldoen, nemen in de regel af naarmate langer een beroep op een inkomen op dit niveau wordt gedaan. Voor zover de regeling op deze personen en huishoudens van toepassing kan worden verklaard, kan voor deze personen en huishoudens, onder de hiernavolgende voorwaarden bijzondere bijstand om niet ter voorziening in de kosten van maatschappelijke participatie worden verleend:
op de datum waarop de aanvraag om bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten wordt ingediend, dient bij de betrokken persoon of het huishouden sprake te zijn van een inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke algemene bijstandsuitkering (bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging), niet zijnde een inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 c.a.
Er bestaat geen aanspraak op grond van deze regeling als voor de kosten waarvoor om een bijdrage wordt verzocht, aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening. Hierbij inbegrepen is de bijdrage die wordt ontvangen op grond van de Verordening participatie schoolgaande kinderen gemeente Dinkelland 2012.
Een aanvraag om bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten van maatschappelijke participatie voor minima dient uiterlijk vóór 1 maart volgend op het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben, schriftelijk te worden ingediend. Hiervoor moet gebruik gemaakt worden van een door het college vast te stellen aanvraagformulier. De aanvraag dient vergezeld te gaan van gegevens waarmee het vermogen op het moment van de aanvraag kan worden vastgesteld.
Op het aanvraagformulier wordt vermeld uit welke componenten het inkomen bestaat. Gegevens van het inkomen moeten door de aanvrager(s) slechts dan worden verstrekt, wanneer deze gegevens niet via Suwinet-inkijk of de uitkeringsadministratie van de afdeling Maatschappelijke Zorg door het college te verkrijgen zijn.
Op het aanvraagformulier worden de kosten vermeld waarvoor een bijdrage wordt gevraagd. Na afloop van een kalenderjaar controleert het college steekproefsgewijs of de opgegeven kosten zijn gemaakt.
Als blijkt dat niet aangetoond kan worden dat de kosten waarvoor een bijdrage is ontvangen, zijn gemaakt, dan vordert het college bijdrage voor die kosten terug. De steekproef omvat minimaal een percentage van 10% van het totale aantal verstrekkingen per kalenderjaar.
De aanvrager is in dit kader verplicht, op verzoek, inzage te verlenen in bescheiden die gegevens bevatten, die naar het oordeel van het college, in het kader van dit onderzoek van belang kunnen zijn.
Daarnaast kan het college bij twijfel of de kosten zijn/zullen worden gemaakt de aanvrager verzoeken om aan te tonen dat de kosten zijn/worden gemaakt.
Op een aanvraag wordt zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht door het college beslist. Het besluit wordt schriftelijk in de vorm van een beschikking aan de aanvrager bekend gemaakt.
De afhandeling van de aanvraag vindt, naast hetgeen hierover in deze regeling is vastgelegd, plaats onverminderd het bepaalde in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB).
Het vermogen wordt bij de aanvraag vastgesteld op basis van het bepaalde in artikel 34 van de WWB.
Bij overschrijding van de geldende vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 onder a, b of c wordt geen bijzondere bijstand in deze kosten verleend, tenzij de bijdrage in de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen hoger zijn dan de vastgestelde overschrijding van de vermogensgrens. Voor zover aan de overige voorwaarden in het kader van deze regeling wordt voldaan, bestaat in dat geval recht op het verschil tussen de overschrijding en de kosten waarvoor op grond van deze regeling aanspraak op een vergoeding kan worden gemaakt.
Eventueel vermogen in de vorm van een eigen woning wordt voor de toepassing van deze regeling buiten beschouwing gelaten, voor zover de bijzondere bijstand op jaarbasis niet hoger is dan de op moment van verstrekking voor de aanvrager geldende bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21, lid 1 van de WWB.
Uitgangspunt is, dat de toegekende bijzondere bijstand aan de betrokken persoon of het huishouden betaalbaar wordt gesteld.
Indien betaling door de betrokken persoon of het huishouden van de kosten niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dat de toegekende bijzondere bijstand rechtstreeks door de gemeente aan de leverancier(s) betaalbaar wordt gesteld.
De regeling voorziet in de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie die in alle redelijkheid niet uit een inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke algemene bijstandsuitkering (bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging) kunnen worden voldaan.
Wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedraagt de bijdrage in de kosten van één of meer culturele, sportieve en/of culturele activiteiten:
Voor zover bij de aanvrager c.q. de leefeenheid in het desbetreffende kalenderjaar sprake is van kosten van bezoek aan een schouwburg, theater c.q. concert wordt de bijdrage voor dat kalenderjaar verhoogd met 50% van de ter zake aantoonbaar gemaakte c.q. te maken kosten, tot een maximum per persoon per kalenderjaar van:
Met inachtneming van het gemeentelijke mandaatbesluit kan het college de beslissingsbevoegdheid in het kader van de uitvoering van deze regeling mandateren aan gemeenteambtenaren, zulks onder eventueel nader door het college te stellen regels en onder behoud van de verantwoordelijkheid van het college van de door de gemeenteambtenaren ter zake namens het college genomen besluiten.
Het college is bevoegd om nadere besluiten te nemen c.q. nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling, in gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking daarvan en werkt terug tot en met 1 januari 2012, onder de voorwaarde dat de raad de bij besluit van 12 juli 2011 vastgestelde Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011 per die datum intrekt.
Degene die vanaf 1 januar1 2012 tot aan de inwerkingtreding van deze regeling aanspraak hebben gemaakt op grond van de Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011 en de maximale bijdrage over 2012 op grond van die verordening reeds hebben ontvangen, kunnen voor dit kalenderjaar geen aanspraak meer maken op bijzondere bijstand op grond van deze regeling.