Organisatie | Vught |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW IOAZ |
Citeertitel | Afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW IOAZ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | verordening |
Externe bijlage | Toelichting afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW, IOAZ gemeente Vught |
Nieuwe regeling
Beleidsregels inzake boete, waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-11-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling ter vervanging van Afstemmingsverordening WWB en de Maatregelverordening IOAW en IOAZ | 13-06-2013 Het Klaverblad, 30 oktober 2013 | Nieuwe regeling |
De raad van de gemeente Vught;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2013;
Gelet op artikel 8, eerste lid, sub b, h en i, artikel 9a, twaalfde lid, artikel 18, tweede lid en artikel 60b van de Wet Werk en Bijstand,
Gelet op artikel 20, tweede lid en artikel 35, eerste lid, sub b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
Gelet op artikel 20, eerste lid en artikel 35, eerste lid, sub b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
Afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW IOAZ gemeente Vught
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijving
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college:
de uit de WWB, de IOAW of IOAZ, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich zeer ernstig misdragen;
wordt hem overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 5. De ingangsdatum en het tijdvak van een maatregel
De maatregel wordt in beginsel opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de geldende bijstandsnorm, zoals die gold binnen de maand waarin de verwijtbare gedraging heeft plaatsgevonden.
Indien het tweede lid niet kan worden toegepast en een opgelegde maatregel niet of niet geheel kan worden uitgevoerd omdat de uitkering van belanghebbende is beëindigd of ingetrokken, besluit het college de maatregel alsnog te effectueren indien belanghebbende binnen een jaar na datum van beëindiging of intrekking opnieuw een aanvraag om uitkering toegekend krijgt.
Artikel 6. Recidive, samenloop en geïndividualiseerde maatregeloplegging
De duur van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie dan wel er sprake is van een benadelingsbedrag wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 10 van deze verordening dan wel zich schuldig maakt aan een zeer ernstige misdraging als bedoeld in artikel 12 van deze verordening. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om: a. van het opleggen van een maatregel af te zien op grond van dringende redenen;. b. een waarschuwing te geven wegens het niet nakomen van de verplichting zoals bedoeld in
artikel 7, eerste lid en 8, eerste lid van deze verordening.
Indien een belanghebbende zich, na een besluit als bedoeld in het eerste lid, wederom schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie dan wel met eenzelfde of een hoger benadelingsbedrag én die plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden na het laatste maatregel-recidivebesluit, kan het college al individualiserend de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel vaststellen.
Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan meer dan één verwijtbare gedraging zoals genoemd in artikel 2 eerste lid van deze verordening en de gedragingen binnen een korte periode van maximaal twee maanden plaatsvinden, kan het college al individualiserend de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel vaststellen met als maximum de som van de maatregelen die voor elke afzonderlijke gedraging kan worden opgelegd.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen,
aanvaarden en/of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel aan voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
Artikel 7. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden en er derhalve sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en gedragingen waardoor een verplichting op grond van artikel 9 van de WWB of 9a van de WWB niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 eerste lid sub b en artikel 10 eerste lid WWB, waaronder begrepen sociale activering, als dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.
intrekking van de ontheffing van de sollicitatieplicht bij een alleenstaande ouder aan wie toepassing van artikel 9a, eerste lid WWB is gegeven en waarbij uit houding en gedrag ondubbelzinnig blijkt dat de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub b WWB, niet worden nagekomen.
de alleenstaande ouder die uit houding en gedrag ondubbelzinnig laat blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 eerste lid sub b, van de WWB niet te willen nakomen, als gevolg waarvan de op grond van artikel 9a, eerste lid, van de WWB verleende ontheffing van de arbeidsplicht is ingetrokken;
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 eerste lid sub b en artikel 10 eerste lid WWB, waaronder begrepen sociale activering, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject;
Artikel 8. Indeling in categorieën
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid, sub e IOAW/IOAZ , waaronder begrepen sociale activering, als dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.
de alleenstaande ouder die uit houding en gedrag ondubbelzinnig laat blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, sub e IOAW/IOAZ niet te willen nakomen, als gevolg waarvan de op grond van artikel 38, eerste lid, van de IOAW/ IOAZ verleende ontheffing van de arbeidsplicht is ingetrokken;
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid , sub e van de IOAW/IOAZ waaronder begrepen sociale activering, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject;
Artikel 9. Hoogte en duur van de maatregel bij een eerste verwijtbare gedraging
Indien sprake is van een gedraging van de eerste categorie als bedoeld in artikel 7 en artikel 8 van deze verordening wordt afgezien van het opleggen van een maatregel en wordt volstaan met het geven van een waarschuwing, tenzij de gedraging plaatsvindt binnen een jaar na de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven of een eerdere maatregel is opgelegd.
Hoofdstuk 3. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 10. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18 tweede lid WWB, anders dan het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 7 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd volgens de in het tweede lid genoemde systematiek..
Artikel 11. Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete
In afwijking van het bepaalde in artikel 10 wordt een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de ingangsdatum van de uitkering WWB, indien belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenverplichting.
Indien belanghebbende heeft aangetoond dat het saldo van alle bankrekeningen op de ingangsdatum van zijn WWB-uitkering minder bedraagt dan driemaal de voor hem geldende bijstandsnorm per maand wordt de maatregel als bedoeld in het eerste lid gesteld op 100% gedurende de eerste maand vanaf de ingangsdatum van de uitkering WWB, en 40% gedurende de tweede maand en derde maand.
Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de bepalingen, als bedoeld in artikel 18 tweede lid WWB, dan wel artikel 20, tweede lid van de IOAW en of 20, eerste lid van de IOAZ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening een maatregel opgelegd ten bedrage van de gehele bijstandsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk 4. Verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Artikel 13. De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening
Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot het opleggen van een recidiveboete zonder dat daarbij de beslagvrije voet in acht wordt genomen.
Artikel 14. Verrekening met inachtneming van de beslagvrije voet bij geen of onvoldoende gelden
In afwijking van het bepaalde in artikel 13 van deze verordening besluit het college de recidiveboete te verrekenen met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht indien:
Artikel 15. Verrekening met inachtneming van de beslagvrije voet bij overige omstandigheden
In afwijking van artikel 13 van deze verordening verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht als de belanghebbende een schriftelijk verzoek heeft ingediend en daarbij aantoont dat:
Artikel 16. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes.
De artikelen 13, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, WWB, indien en voor zover deze eerdere boetes nog niet zijn betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Hoofdstuk 5. Overige bepalingen
Artikel 17. Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsrecht
De Afstemmingsverordening WWB, zoals deze laatstelijk is gepubliceerd op 11 april 2012, en de Maatregelverordening IOAW en IOAZ, zoals deze is gepubliceerd op 27 oktober 2010, worden ingetrokkenmet uitzondering van het bepaalde in de artikelen 14,15 en 16 van de Afstemmingsverordening WWB en 13, 14 en 15 van de Maatregelverordening IOAW en IOAZ zoals nader uitgewerkte in het derde lid van dit artikel
De maatregel op de schending inlichtingenplicht als bedoeld in het tweede lid blijft van toepassing in het geval deze heeft plaatsgevonden in de volgende te onderscheiden tijdvakken:
deze in zijn geheel heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2013;
deze is aangevangen voor 1 januari 2013 en die voortduren na 1 januari 2013 maar zijn opgeheven of geconstateerd voor 31 januari 2013.
Bijlage 1 Toelichting Afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW, IOAZ gemeente Vught
Toelichting afstemmings- en robuuste incassoverordening WWB, IOAW, IOAZ gemeente Vught