Organisatie | Nuenen, Gerwen en Nederwetten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Wmo 2012-2015 |
Citeertitel | Beleidsplan Wmo 2012-2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsplan Wmo 2012-2015 |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2011 | 01-01-2016 | Onbekend | 09-02-2011 Rond de Linde, 10 februari 2011 | 2011.13521 |
Sinds 2007 bestaat de Wet maatschappelijke ondersteuning( Wmo) die als doel heeft de participatie en zelfredzaamheid van mensen die door omstandigheden niet goed in staat zijn om zelfstandig te participeren te vergroten. Als meedoen of zelfstandig wonen niet lukt zonder hulp, hulp van naasten of bekenden, kan iemand de gemeente vragen om ondersteuning en/of compensatie.
Het Rijk benoemt de kaders voor de Wmo (de negen prestatievelden). Elke gemeente heeft echter een grote mate van beleidsvrijheid om zelf te bepalen hoe ze de Wmo uitvoert. De gemeente Nuenen intensiveert het al eerder in gang gezette beleid met name op het gebied van het leveren van maatwerk en formuleert nieuwe actiepunten.
Wij verwachten dat met de uitvoering van dit Wmo-beleidsplan, de cultuurverandering van aanbod naar vraag zich verder wortelt binnen de Nuenense gemeenschap en dat deze gemeenschap daardoor sterker wordt. Omdat gezondheid onlosmakelijk verbonden is met “mee doen” hebben wij ervoor gekozen om het lokale gezondheidsbeleid te integreren in deze
nota. Net als gezondheid is wonen ook een onderwerp wat niet ongemoeid moet blijven. Ook de manier waarop de woning en de woonomgeving zijn ingericht hebben direct invloed op de mogelijkheden om te participeren.
De nota is als volgt opgebouwd.
In paragraaf 1.2 blikken we kort terug op de afgelopen jaren. Een aantal wettelijke en maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op ons Wmo-beleid hebben we in paragraaf 1.3 aan de orde gesteld. In deze paragraaf kijken we ook naar de gezondheidstoestand van de Nuenense bevolking. De uitgangspunten voor de komende jaren en de vijf thema’s waaraan we de komende jaren aandacht aan willen besteden worden in
In hoofdstuk 2 beschrijven we onze visie 2012-2015. De uitwerking van deze visie, hoe komen we tot ons streefbeeld, wordt in hoofdstuk 3 weergegeven. Een korte financiële doorkijk vindt u in hoofdstuk 4. Tot slot van deze nota worden alle actiepunten en prioriteiten aangegeven.
1.2 Korte terugblik/ Stand van zaken
De grootste verandering die de Wmo in 2007 teweeg heeft gebracht is de kans om voor mensen die geholpen moeten worden om te participeren integraal beleid te ontwikkelen. Een bundeling van wetten heeft hiervoor de mogelijkheid geschapen. In de beginjaren is veel aandacht uitgegaan naar de overheveling van de huishoudelijke hulp van de AWBZ naar de
Wmo en de ontwikkeling van een centraal loket (het Servicepunt). Voorheen stond het aanbod van voorzieningen en daarmee het oplossen van het probleem door de overheid centraal. De gemeente voerde een smal Wmo-beleid (niet zoeken naar integrale oplossingen, geen aandacht voor de vraag achter de vraag en regels zijn de basis voor het verstrekken van een
voorziening). Bijvoorbeeld bij een aanvraag voor een scootmobiel was het onderzoek gericht op de regels die gelden bij toekenning of afwijzing.
In 2008 zijn het ministerie van VWS en de VNG het project “de Kanteling “ gestart. Daarmee is een stap gemaakt van het verstrekken van voorzieningen naar het compenseren van beperkingen. Gemeenten kunnen zelf bepalen hoe ze die compensatie vormgeven. Er is niet langer sprake van een ‘zorgplicht’ voor de gemeente en ‘claims’ van burgers. Anders gezegd:
Het Servicepunt heeft een verdere ontwikkeling doorgemaakt door de nauwe samenwerking met de LEV-groep, het zelf indiceren, het “keukentafelgesprek”, het maatwerk leveren gericht op de behoefte van de burger die ondersteuning vraagt. Hieruit kunnen we concluderen dat de
Kanteling geen begrip op zichzelf is maar een werkwijze die op dit moment reeds in gang is gezet. Na vier jaar ervaring moet deze manier van werken nog zichtbaarder worden, zowel op het terrein van integraal werken als het werken vanuit de onderliggende visie van de Kanteling.
1.3 Ontwikkelingen in wet- en regelgeving en maatschappelijke ontwikkelingen
In de afgelopen vier jaar is er nieuwe wet- en regelgeving gekomen die invloed heeft op ons Wmo-beleid. Ook de komende jaren zijn er (maatschappelijke) ontwikkelingen die de uitvoering van de Wmo beïnvloeden. Deze ontwikkelingen nemen we mee in dit beleidsplan.
Daarnaast schetsen we een beeld van de inwoners van Nuenen. We zoomen in op een aantal belangrijke demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen op het vlak van de gezondheid en leefgewoonten van onze inwoners. Ontwikkelingen die een stempel drukken op ons toekomstig Wmo- beleid.
1.3.1 Wetswijzigingen en wettelijke taken
Transitie Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De AWBZ wordt steeds verder afgebouwd. Zo is met de invoering van de Wmo in 2007 de functie huishoudelijke verzorging uit de AWBZ geschrapt en volgde in 2009 een forse inperking van de toegang tot de nieuwe functie begeleiding (voorheen ondersteunende en activerende begeleiding). De komende jaren zijn verdere ingrepen in de AWBZ te verwachten.
Het Rijk heeft besloten de functie begeleiding uit de AWBZ te schrappen en de extramurale AWBZ-begeleiding onder de reikwijdte van de compensatieplicht van de Wmo te brengen. Belangrijkste reden voor deze ingrepen is de onbetaalbaarheid van de AWBZ.
De afbouw van de AWBZ gaat gepaard met forse bezuinigingen en gemeenten kunnen deze voorzieningen zoals die in de AWBZ waren georganiseerd in de Wmo niet op dezelfde wijze vormgeven. Dit betekent dat er een groter beroep gedaan moet gaan worden op de mogelijkheden van mensen zelf en op de creativiteit van gemeenten om ondersteuning voor kwetsbare burgers op lokaal niveau vorm te geven.
In het huidige regeer- en gedoogakkoord is opgenomen dat alle taken op het gebied van jeugdzorg overgeheveld worden naar de gemeenten. Omdat opgroeien en opvoeden altijd een Wmo prestatieveld is, is er een relatie tussen Wmo en de transitie jeugdzorg. De transitie betreft de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen, de jeugdreclassering, de jeugdbescherming, de zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke handicap, de provinciale jeugdzorg en de gesloten jeugdzorg. Hiermee staan gemeenten voor de opgave het huidige stelsel zodanig om te vormen dat de efficiency en effectiviteit verbeterd worden. Er komt een financieringssysteem voor het huidige preventieve beleid, de huidige vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd Licht Verstandelijk Gehandicapten(LVG) en de jeugd – Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Een eerste uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk hulp lokaal aangeboden gaat worden en dat situaties, ongeacht hun verloop, onder lokale
regie blijven. De Centra voor Jeugd en Gezin worden bij de overheveling front-office voor alle jeugdzorg van de gemeenten. Een ander uitgangspunt is dat vanuit efficiency-overwegingen opgeschaald wordt naar sub-regionale, regionale en eventueel bovenregionale samenwerkingsverbanden als het gaat om de uitvoering van in toenemende mate specialistische vormen van zorg. Hoe het traject er exact uit gaat zien en welke rol de afzonderlijke gemeenten hierin spelen, is op dit moment nog niet duidelijk.
De Wet werken naar vermogen (WWNV)
De huidige regering wil toe naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat vergt omvorming van de huidige Wet werk en Bijstand (WWB), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), de wet investering jongeren (WIJ) en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Het regeerakkoord voorziet een
efficiëntere besteding door gemeenten en heeft daarnaast een forse bezuiniging ingeboekt op de re-integratiegelden. Budgetten worden dus flink gekort en middelen zullen gerichter ingezet moeten worden. Deze ontwikkelingen hebben raakvlakken met de prestatievelden van de
Wmo. Doel van de voorstellen is om burgers te activeren te participeren op de arbeidsmarkt of, indien dat niet lukt, actief te participeren in de samenleving, ondermeer door gemeentes de mogelijkheid te geven een tegenprestatie te vragen voor de ontvangen uitkering. Invoering van de wet vindt naar alle waarschijnlijkheid plaats per 1 januari 2013.
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zal worden ingevoerd. Deze wet zal ervoor moeten zorgen dat het slagingspercentage van gemeentelijke schuldhulpverlening zal toenemen en hoge uitval en lange wachttijden worden voorkomen.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Wgs is dat de gemeente de uitvoering integraal opzet. Voor de uitvoering van de schuldhulpverlening betekent dit dat er op z’n minst nauwe relaties moeten ontstaan met Wmo-gerelateerde organisaties zoals de GGZ, de GGD, de verslavingszorg, welzijnsorganisaties en organisaties die mensen helpen hun financiën
weer op orde te brengen en te houden.
Bij de Eerste Kamer ligt een wetsvoorstel om de Wmo op 3 onderdelen te wijzigen:
1. Gemeenten krijgen de vrijheid om zelf te bepalen of ze huishoudelijke hulp aanbesteden of niet. In de oorspronkelijke wettekst was niet duidelijk of gemeenten de plicht hadden aan te besteden.
2. Er komt een bodem in de tarieven voor huishoudelijke zorg. Gemeenten moeten de tarieven voor huishoudelijke hulp vaststellen. Zo wordt voorkomen dat thuiszorginstellingen door felle prijsconcurrentie huishoudelijke hulp onder de kostprijs moeten leveren.
3. Het geld dat gemeenten voor uitvoering van de Wmo (individuele voorzieningen) krijgen wordt geoormerkt. Ze kunnen dit dan niet meer aan andere zaken besteden.
In de Wet Publieke Gezondheid (WPG) worden drie deelterreinen onderscheiden:
Het deelterrein collectieve preventie biedt lokaal kansen omdat elke gemeente zelf mag bepalen aan welke thema’s zij aandacht wil besteden en in welke vorm. De thema’s die wettelijk zijn verankerd in de WPG heeft de gemeente Nuenen weggelegd bij de GGD Brabant Zuidoost en Zuidzorg. Dit betreft onder meer:
De gemeente ziet er op toe dat de huidige werkwijze op deze terreinen ook de komende beleidsperiode wordt voortgezet. Het draagt bij aan preventie en daarmee aan afname van een beroep op de Wet maatschappelijke ondersteuning.
1.3.2 Maatschappelijke ontwikkelingen
Ontwikkelingen arbeidsmarkt in de zorg
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft in zijn advies Arbeidsmarkt en Zorg aan de bel getrokken over de aanstaande capaciteitsproblemen in de zorgsector. Onder invloed van de forse groei van het aantal zorgafhankelijke ouderen dreigt een enorm personeelstekort dat structureel zal zijn tot ver na de piek van de vergrijzing die in 2035 valt. Ook het Sociaal Cultureel Planbureau heeft al gewaarschuwd dat zorg schaars wordt.
Naast de noodzaak voor de sector om te onderzoeken hoe zij een aantrekkelijke werkgever kan zijn en blijven om voldoende mensen te werven en te behouden, zal ook geïnvesteerd moeten worden in ondersteuning van mantelzorg en vrijwillige inzet en dat is een gemeentelijke taak in het kader van de Wmo.
De ontwikkeling op dit gebied staat niet stil. Het is duidelijk dat deze ontwikkeling zijn invloed zal hebben op participeren in welke vorm dan ook.
Individualisering is een maatschappelijk proces dat bijvoorbeeld leidt tot kleinere gezinnen en alleenstaanden. Dat kan gevolgen hebben voor mantelzorgmogelijkheden en kan leiden tot vervreemding in wijken en buurten. Een grotere mobiliteit versterkt dit nog eens.
Gemeentelijke taak vanuit de Wmo is om deze negatieve ontwikkeling zoveel mogelijk tegen te gaan.
veranderde bevolkingssamenstelling
Op 1 januari 2011 telde Nuenen 22.242 inwoners.
Volgens de huidige prognose blijft het aantal inwoners van Nuenen tussen 2011 en 2040 nagenoeg gelijk. De verwachting is dat er in 2030 een lichte stijging is naar 23.100 inwoners, maar dat in 2040 weer sprake is van een lichte daling naar 22.600 inwoners. De inwoners van Nuenen wonen op een betrekkelijk klein oppervlakte: de bevolkingsdichtheid ligt hoger dan gemiddeld in de regio Zuidoost Brabant.
De leeftijdsopbouw van Nuenen wijkt licht af van Nederland. 19% van de inwoners van Nuenen is 65 jaar of ouder tegen 16% in Nederland. Ook bestaan er verschillen in de verdeling van de huishoudens. In Nuenen ligt het percentage eenpersoonshuishoudens lager (resp. 25% en 36%) en het percentage huishoudens met kinderen hoger dan in Nederland (resp. 38% en 34%). Het aandeel eenpersoonshuishoudens zal tussen 2010 en 2015 toenemen met 18%. Deze groep zal in voorkomende gevallen eerder een beroep moeten doen op professionel hulp dan meerpersoons-huishoudens, waarbij een partner of andere familieleden als mantelzorgers kunnen optreden.
Volgens de prognose stijgt het relatieve aandeel ouderen. In 2028 is de groep 65 plussers gegroeid naar een omvang van 5288 personen (=22%). Aangezien met het stijgen van de leeftijd de kans op beperkingen, vooral na het vijfenzeventigste levensjaar sterk toeneemt, zal ook het beroep op ondersteuning en zorg sterk stijgen. Dit heeft grote gevolgen voor de vraag
naar en het aanbod van maatschappelijke ondersteuning en zorg. Aan de andere kant zal het aantal fitte ouderen toenemen. Bij de vrijwillige ondersteuning van kwetsbare inwoners komt deze groep steeds nadrukkelijker in beeld. Hierbij hoeft de ondersteuning niet meteen te
betekenen dat de fitte ouderen alleen maar aan de zorgkant ingezet kunnen worden, maar dat er nagedacht moet worden over een bredere inzet van de fitte ouderen. Er kan gedacht worden aan inzet vanuit de ervaring die zij hebben vanuit hun werkende leven. Bijvoorbeeld een oud-docent ontwikkelt bewegingslessen voor ouderen. Ouderen stimuleren of ondersteunen bij het in stand houden of nieuw opbouwen van een sociaal netwerk.
Nuenen heeft vergeleken met het gemiddelde in Zuidoost Brabant meer hoogopgeleide inwoners; 42% van de inwoners heeft HBO of universiteit gedaan, tegenover 33% in de gehele regio. Slechts 0,9% van de inwoners tussen de 19 en 64 jaar heeft geen opleiding of alleen lager onderwijs gevolgd.
Er is een duidelijk verband tussen de gezondheidstoestand van de inwoners en het opleidingsniveau; hoe lager het opleidingsniveau, hoe meer mensen een slechte gezondheid hebben.
Wat zijn de bedreigingen voor de gemeente Nuenen?
De totale levensverwachting in Nuenen is hoger dan het landelijk gemiddelde. De levensverwachting bij geboorte in Nuenen is voor mannen 80 jaar en voor vrouwen 83,7 jaar.
Nuenen telt gemiddeld 64 sterfgevallen per 10.000 inwoners per jaar, in de regio zijn dat er gemiddeld 71. De vijf belangrijkste specifieke doodsoorzaken zijn coronaire hartziekten, longkanker, beroerte, dementie en chronische obstructieve longziekten. Dit geldt zowel voor Nederland als Zuidoost-Brabant. De levensverwachting in Nederland is al jaren aan het stijgen en stijgt nog steeds. Maar lang niet alle levensjaren zijn levensjaren zonder ziekte of in goed ervaren gezondheid. Een bijkomend effect van een langere levensverwachting is een toename van het aantal mensen met meerdere ziekten tegelijkertijd. Deze multimorbiditeit maakt de zorg complexer. Een goede coördinatie en afstemming tussen behandelaars is daarbij van essentieel belang. Verder zijn er twee regionale ontwikkelingen op het gebied van gezondheid waar we ook in Nuenen rekening mee moeten houden n.l. autisme en dementie.
Bijna een kwart van de ouderen in Nuenen vindt de eigen gezondheid matig tot slecht. Dit percentage ligt overigens wel lager dan het gemiddelde in Zuidoost Brabant. Ook de trend is gunstig: de 19 tot en met 64 jarigen zijn positiever over hun eigen gezondheid dan enkele jaren geleden.
Onder volwassenen en ouderen zijn hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage de meest voorkomende chronische aandoeningen, gevolgd door diabetes en een ernstige of hardnekkige aandoening van de rug. Dit wil niet zeggen dat deze aandoeningen altijd direct leiden tot het aanspreken van hulp, voorzieningen of aanpassingen.
De keerzijde van langer leven is dat ouderdomsziekten als diabetes, dementie en een combinatie van aandoeningen meer kans hebben om op te treden. Geschat wordt dat het aantal patiënten met diabetes in Zuidoost Brabant in 2020 gestegen zal zijn met 27% ten opzichte van 2007 en dat het aantal coronaire hartziekten stijgt met 37%. Diabetes en coronaire hartziekten hebben een grote zorg- en ziektelast. Dat geldt eveneens voor beroerte, depressie en angststoornissen. Samen behoren zij tot de top 5 van ziekten met de grootste ziektelast en hebben daarmee een groot effect op de volksgezondheid. Deze toename zal leiden tot een grotere en complexere zorgvraag. De zorg voor mensen met dementie is erg
arbeidsintensief, vooral aan het eind van de ziekte. Ongeveer 70% van de mensen met dementie woont nog thuis en wordt verzorgd door hun naaste familie of hun omgeving, de mantelzorgers. De druk op deze mantelzorgers zal nog verder toenemen, aangezien de vraag waarschijnlijk sneller stijgt dan het aanbod.
Samengevat zien we dat driekwart van alle 65 plussers in Nuenen één of meer chronische ziekten heeft. Leven met een chronische ziekte kan samengaan met een goed ervaren gezondheid en een leven zonder lichamelijke beperkingen. Maar voor een aantal chronisch zieken zijn er wel beperkingen. Zo zien we dat in Nuenen bijna één derde van de volwassenen
belemmerd wordt in het dagelijkse functioneren als gevolg van een of meer chronische aandoeningen. Bij de ouderen geldt dit zelfs voor meer dan de helft van de groep. Gemeenten spelen een belangrijke rol in het onder de aandacht brengen/treffen van maatregelen die leiden tot preventie en het ondersteunen van deze mensen om hen zo lang mogelijk mee te laten doen in de samenleving.
Leefstijlfactoren (roken, drinken en overgewicht) zijn voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de belangrijkste groepen doodsoorzaken. De urgentie om te blijven investeren in preventie en het terugdringen van ongezond gedrag blijft daarmee onveranderd hoog.
Overige lokale gezondheidrisico’s
Overgewicht: overgewicht is een belangrijk gezondheidsprobleem in Nuenen, hoewel het bij de jeugd momenteel niet verder toeneemt. 8% van de 2 tot en met de 11 jarigen en 8% van de 12 tot en met 18 jarigen is te dik. Van de volwassenen in Nuenen heeft 48% overgewicht. Bij 9% is zelfs sprake van ernstig overgewicht. Het aantal ouderen met overgewicht in Nuenen is gestegen tot 58% . Bij 11% is sprake van obesitas.
Objectief gemeten is in Nuenen 45% van alle ouderen eenzaam. Voor 5% is deze eenzaamheid ernstig. Dit is vergelijkbaar met de rest van de regio. Alleen de daling die zich voordoet in de regio, blijft uit voor Nuenen. Bijna 1 op de zes ouderen in Nuenen is kwetsbaar (dwz een hoge draaglast in combinatie met een lage draagkracht). Voor de hele regio is 23% van de zelfstandig wonende ouderen kwetsbaar. In Nuenen is deze groep dus beduidend kleiner. Ondanks het hoge zorggebruik heeft ruim een op de vijf kwetsbare ouderen in Zuidoost Brabant op dit moment behoefte aan (meer) zorg en geeft een op de drie kwetsbare ouderen aan meer behoefte te hebben aan een of meerdere Wmo-voorzieningen.
2.1 Van gemeente naar gemeenschap
1. Uitgaan van eigen kracht inwoners
In de geest van de wet legt de Wmo de nadruk op brede participatie; de letter van de wet richt zich meer op de individuele voorzieningen. De gemeente Nuenen neemt voor beiden de eigen kracht van de inwoners als vertrekpunt. Gezond leven is ook primair een eigen verantwoordelijkheid. Mensen maken hun eigen keuzes en bepalen zelf hun behoeften. Maar gezond leven is niet altijd even makkelijk, vooral voor mensen die dat om een of andere reden niet zelf kunnen. De vraag naar zorg en ondersteuning neemt niet alleen toe als gevolg van vergrijzing, maar ook door de hogere verwachtingen die zijn ontstaan door de rol van de overheid.
Dit is te wijten aan een sterk accent op het claimen van (verzekerde) rechten van langdurige zorg en ondersteuning en politieke keuzes.
Zelf doen en zelf bepalen voorkomt afhankelijkheid van de overheid. De Wmo moet ons opnieuw leren denken in termen van eigen kracht van inwoners en samenleving, een goede balans in rechten en plichten en verdeling van schaarse middelen op basis van verschil (maatwerk) en betrokkenheid van inwoners voor en door elkaar. De focus moet gericht zijn op het stimuleren en ondersteunen van de eigen verantwoordelijkheid van mensen binnen de eigen maatschappelijke verbanden. Er kunnen altijd individuele omstandigheden zijn waardoor dit geen reëel verlangen is en een beroep op ondersteuning van de gemeente noodzakelijk is.
De gemeente ondersteunt, als de eigen mogelijkheden niet leiden tot een aanvaardbare oplossing, de ondersteuningsvrager door de beperking te compenseren. De eigen verantwoordelijkheid en de plicht van de gemeente om te compenseren hangt nauw samen met de inhoud van verordeningen en de beleidsregels. Meer regels leiden tot minder mogelijkheden om te compenseren.
Hoe kan een burger de eigen verantwoordelijkheid vormgeven?
Van de ondersteuningsvrager kan bij keuzes die worden gemaakt, verwacht worden dat hij rekening houdt met de levensfase en de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden. Een ondersteuningsvrager moet naar levensfase anticiperen op zijn
eigen participatiebehoeften. Bijvoorbeeld tijdig verhuizen naar een geschikte woning en/of de eigen woning preventief aanpassen op de toekomst, het zogenaamde levensloopgeschikt maken van de eigen woning.
2. Maatwerk en ondersteuning: een kanteling van verzekerd recht naar oplossingsgericht handelen
De gemeente Nuenen vindt het begrip maatwerk essentieel in de vormgeving van de Wmo in de komende jaren.
De Wmo gaat uit van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger. Er wordt dus een groter beroep gedaan op de eigen mogelijkheden van de burger en de kracht van de omgeving. In plaats van claimgerichte aanvragen te behandelen gaat de gemeente samen met de burger vraag en behoefte en eigen mogelijkheden van de persoon goed verkennen (in de
zogenaamde keukentafelgesprekken). Gezamenlijk wordt gezocht naar de beste oplossingen om de burger te compenseren. Hierbij worden alle mogelijkheden in zijn geheel bekeken (bijv mogelijkheden van het eigen netwerk, collectieve en individuele voorzieningen, minimabeleid,
creatieve oplossingen in andere domeinen.) Hieruit wordt vervolgens de meest adequate oplossing gekozen. Behoud van regie over het eigen leven staat hier voorop, waarbij de sociale omgeving een belangrijke rol kan spelen.
Deze Kanteling is ook van invloed op de relatie die de gemeente heeft met de uitvoerende organisaties. Ook zij moeten kantelen en meer nog dan voorheen vraag en resultaatgericht werken zodat verbindingen met andere instellingen worden gelegd en de zelfredzaamheid van burgers centraal staat.
3. Inclusief beleid: een kanteling van individueel naar algemene voorzieningen
Inclusief beleid is beleid waarbij in alle fasen van een beleidscyclus rekening wordt gehouden met verschillen tussen mensen en dan met name met de verschillen tussen mensen met en zonder beperkingen. Inclusief beleid gaat niet alleen om Wmo beleid maar raakt alle beleidsterreinen zoals toegankelijkheid van de bebouwde omgeving, het levensloopbestendig
maken van eigen woningen, regels voor het verstrekken van bouwvergunningen, bijzondere bijstand en gezondheidsbeleid.
Inclusief beleid zorgt ervoor dat algemene voorzieningen in een gemeente toegankelijk zijn voor alle burgers. Wanneer deze voorzieningen voor iedereen goed toegankelijk zijn, ondervinden mensen met een beperking minder beperkingen in hun zelfredzaamheid en mogelijkheden tot maatschappelijke participatie. Dit is een voordeel voor de burgers. De
gemeente hoeft op haar beurt minder geld uit te geven aan individuele Wmo voorzieningen. Investeren in inclusieve algemene voorzieningen kan dus ook een (kosten)besparing opleveren voor de gemeente.
4. Een nieuwe rolverdeling: een kanteling van overheid naar inwoners
De actieve inbreng van burgers is essentieel voor het welslagen van onze uitgangspunten. Meer nadruk op eigen kracht en medeverantwoordelijkheid van inwoners betekent en andere rolverdeling. De overheid trekt zich meer terug. Zij beperkt zich tot het mogelijke maken van een civil society en vormt een vangnet voor inwoners die niet op eigen kracht kunnen meedoen. Met de civil society hebben we een samenleving voor ogen die sociale samenhang stimuleert en laat samengaan met burgerparticipatie.
Van de inwoners verwachten wij dat zij:
Van de vele (vrijwillige) sociale verbanden in onze gemeente verwachten wij dat zij
Van de professionele maatschappelijk organisaties voor wonen, welzijn en zorg in de gemeente verwachten wij dat zij:
Van de gemeente kan verwacht worden dat zij:
compensatie en participatie organiseert en financiert voor burgers die dat nodig hebben.
De gemeente bepaalt wat zij haar inwoners wil en kan bieden en tot hoever zij zich verantwoordelijk voelt in het voorzien van een ondersteuningsaanbod. De gemeenteraad stelt de financiële kaders vast in de gemeentebegroting en de inhoudelijk kaders in beleidsnota’s en verordeningen. In dit alles rekening houden met de wettelijke kaders.
Burgers worden daarom actief ondersteund door de gemeente als zij zelf met initiatieven komen die aansluiten op het gemeentelijk sociaal beleid. Actief ondersteunen kan bijvoorbeeld door het geven van subsidie voor een bepaalde activiteit of door een vergunning te verlenen waardoor een activiteit kan plaatsvinden. Initiatieven van belangenorganisaties, het
verenigingsleven en de dorps- en wijkraden, die een positieve bijdrage leveren aan het uitgangspunt van meedoen aan de samenleving, worden eveneens ondersteund.
Burgerinspraak als een vorm van burgerparticipatie.
Met de Wmo kregen gemeenten de verplichting om burgers en belanghebbenden te betrekken bij beleidsontwikkeling. In Nuenen is hiervoor in 2008 een Wmo-raad in het leven geroepen. Om meer recht te doen aan onze visie op inclusief beleid en het bevorderen van de integraliteit is in de loop van 2011 besloten de Wmo-raad te wijzigen in een breed opgezette Adviesraad Sociaal Beleid. De Adviesraad Sociaal Beleid adviseert het college van B&W gevraagd en ongevraagd over alle aspecten van het gemeentelijk Wmo- beleid en hieraan gerelateerde onderwerpen.
De nieuwe Adviesraad Sociaal Beleid wordt op 1 januari 2012 geïnstalleerd.
Naast de Adviesraad Sociaal Beleid per 01-01-2012 is er op andere terreinen inspraak geregeld. Bijvoorbeeld bij het tot stand komen van de woonvisie wordt overleg gepleegd met de Woonkeur adviesgroep (WAG). Zij adviseren bij de totstandkoming van dit beleid voornamelijk op het gebied van levensloopbestendig maken van huizen en opbouw van nieuwe wijken om de uitgangspunten van het Wmo-beleid te implementeren.
De bestaande wijk- en dorpsraden worden ook vaak betrokken bij zaken die binnen de wijk of dorpskern spelen. Tijdens deze bijeenkomsten van de dorps- en wijkraden worden de burgers geïnformeerd of wordt geprobeerd om draagvlak voor plannen te creëren.
2.2 Visie en uitgangspunten 2012-2015
Afgeleid uit voornoemde visie benoemen we de volgende uitgangspunten voor de komende jaren:
Een geïntegreerd lokaal gezondheidsbeleid waarbij de nadruk ligt op:
○ Veilig sporten en bewegen in de buurt;
○ Vergroten van weerbaarheid, met name bij kinderen en ouderen (van belang voor de aanpak van diverse gezondheidsproblemen en –risico’s zoals overgewicht, alcohol en drugsgebruik, roken, relatievorming en psychische problemen);
○ Melden van zogenaamde, “niet-pluis” gevoelens door professionals, vrijwilligers en buurtgenoten;
○ Vroegsignalering snel oppakken zodat er een preventieve werking ontstaat
3.1 Van 9 prestatievelden naar vijf domeinen:
In dit tweede Wmo beleidsplan willen we meer samenhang brengen tussen de negen prestatievelden van de Wmo. We proberen op deze manier vraagstukken meer integraal te benaderen. Om die reden wordt het gezondheidsbeleid geïntegreerd in dit Wmo beleidsplan.
Ook de werkwijze van de Kanteling waarbij het primair gaat om het zoeken naar oplossingen voor vraagstukken vraagt om een meer integrale benadering van de prestatievelden.
We onderscheiden de volgende vijf domeinen in de Wmo:
Deze domeinen sluiten naadloos aan bij de onlangs door uw raad vastgestelde kaders van het subsidiebeleid. Subsidie-aanvragen worden beoordeeld aan de hand van een wegingschema waarin zelfontplooiing, sociale cohesie, maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid als
bepalende categorieën worden benoemd.
Bij elke domein beschrijven we:
Actiepunten (globaal: uitwerking vindt plaats in concrete plannen van aanpak)
3.1.1 Domein 1: samen leven in wijk en dorpskernen
Relatie tussen dit domein, de Wmo en het lokaal gezondheidsbeleid
Binnen dit domein valt prestatieveld 1 van de Wmo: het bevorderen van sociale samenhang leefbaarheid.
Om zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te blijven is het voor bewoners belangrijk een woon- en leefomgeving te hebben waarin zij zich goed voelen en dat zij vertrouwen hebben in de buurt. Het gaat hierbij niet alleen om de fysieke inrichting van de leefomgeving maar ook om een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale samenhang.
Binnen dit domein past ook het creëren van een passend sport- en beweegaanbod in de buurt dat bovendien veilig en toegankelijk is. De buurt zelf moet uitnodigen tot spelen en bewegen. De toegankelijkheid van cultuur,muziek en kunst blijven van belang. Buurten en wijken kunnen
in dat kader activiteiten organiseren.
Er zijn in Nuenen een aantal initiatieven om de leefbaarheid te verbeteren. Denk aan Leefbaarheidsgroep Gerwen, Stichting newest in Nederwetten en buurtinitiatief Molvense erven. Deze initiatieven zijn versnipperd, niet gecoördineerd. De relatie met de gemeente en de professionele instelling is niet altijd helder.
Een leefbare gezonde en veilige omgeving waar omzien naar elkaar de gewoonste zaak van de wereld is. Leefbaarheid en sociale samenhang hebben een preventieve werking en voorkomt onnodig gebruik van voorzieningen. Het is de burger die in belangrijke mate bepaalt hoe de sfeer is in de wijken en die een bijdrage kan leveren aan meer en beter onderling
Wat gaan we doen om er te komen?
Domein 1 is vooral een lokale aangelegenheid. Samen met burgers, belangenorganisaties zoals de ouderenbonden en organisaties uit sectoren zoals kunst ,cultuur ,wonen, veiligheid, gezondheid, zorgen en welzijn, werk en onderwijs en sport gaan we op zoek naar een juiste invulling aan dit domein. De gemeente speelt een belangrijke rol bij het faciliteren van
initiatieven die door burgers en organisaties worden aangedragen.
Toegankelijke collectieve voorzieningen zoals welzijns- cultuur ,muziek en sportvoorzieningen bevorderen de sociale samenhang en vormen een soort schil om de individuele voorzieningen heen. Naast het bevorderen van de sociale infrastructuur gaat het binnen dit domein ook om het creëren van een adequate fysieke infrastructuur met aandacht voor wonen, (verkeers)veiligheid, gezondheid, vervoer, recreëren.
Het gaat hierbij niet alleen om fysieke inrichting van de leefomgeving maar ook om een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale samenhang. Dit is een uitgangspunt dat duidelijk in de woonvisie naar voren moet komen.
3.1.2 Domein 2: Opgroeien en ontwikkelen
Relatie tussen dit domein, de Wmo en het lokaal gezondheidsbeleid
Dit domein omvat in ieder geval prestatieveld 2 (op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen en problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden). Met het oog op een toekomst bestendige Wmo lijkt het ons van belang dit domein breder te maken. We willen werken aan een toekomst waarin de inwoners van Nuenen zoveel mogelijk op eigen
kracht kunnen doen en zelfredzaam zijn en hun medeverantwoordelijkheid willen nemen in de samenleving. Kinderen en jongeren kunnen daar niet vroeg genoeg ervaring mee opdoen en daarin begeleid worden. De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding ligt bij de ouders/verzorgers. De ouderen noemen wij ook in dit domein. Met name als het gaat om
ontwikkelen. Wij moeten ook de ontwikkelbehoefte van ouderen niet onderschatten. Het bewust maken van ouderen dat achter de geraniums blijven zitten de zelfredzaamheid niet bevordert en dat het daarom belangrijk is dat hun sociale netwerk in stand wordt gehouden of
wordt opgebouwd. In dit kader is er een rol voor de fitte ouderen weggelegd.
De gemeente heeft, in aanvulling op kinderopvang, onderwijs, jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk de taak om opvoeders/ouders te ondersteunen en te stimuleren. Het jeugdbeleid richt zich op alle jeugdigen en gezinnen en niet alleen op jeugdigen en gezinnen met verhoogd risico. Dit is overigens niet nieuw, dit gebeurt al jaren onder het brede jeugdbeleid en dat zullen we dat ook blijven doen. Als aanvulling wordt op onderdelen de verbinding met de geest van de Wmo nadrukkelijker gelegd.
In 2010 is op basis van een groeimodel het Centrum voor Jeugd en Gezin geopend, verder is ingezet op jeugd en jongerenwerk, jeugdpreventieproject en zorgadviesteams op scholen. Uit de resultaten van het jongerenwerk blijkt dat de ambulante en locatiegebonden werkwijze een
goede aanpak is. Deze aanpak wordt versterkt door de (overleg)structuren netwerk 12- ,netwerk 12+ en het Veiligheidshuis. Uit de jeugdmonitor van de GGD blijkt dat de Jeugd inNuenen het goed doet en naar zijn zin heeft. Op 7 maart 2010 nam minister Rouvoet een lijst in ontvangst waaruit bleek dat Nuenen de beste gemeente van Nederland is op het gebied van jeugdzorg. De gemeente is in 2007 voortvarend aan de slag gegaan met de aanpak van overmatig alcoholgebruik door de jeugd. Sinds 2008 participeert de gemeente in het “regionale project “Laat je niet flessen”. In Nuenen zijn inmiddels op diverse terreinen interventies uitgevoerd om het verontrustend hoge alcohol gebruik onder de jeugd terug te dringen. De
laatste gezondheidsmonitor laat een dalende trend zien van het drinkgedrag van jongeren.
In dit domein streven we na dat jeugdigen evenwichtig opgroeien zodat zij als volwassenen volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Inzet jongerenwerk is en blijft belangrijk gezien de preventieve werking. De bekendheid van het Centrum Jeugd en Gezin mag groter worden. De komende jaren gaan we extra aandacht besteden aan het thema veilig sporten en bewegen in de buurt en het vergroten van de weerbaarheid van jeugd, ,jongeren en ouderen. Daarnaast zal naar de rol van het Centrum Jeugd en Gezin gekeken moeten worden in het kader van de transitie jeugd en in samenhang met de begeleiding naar de Wmo en de nieuwe wet Werken naar vermogen. Invlechting met het Servicepunt is een optie die we gaan onderzoeken.
Wat gaan we doen om er te komen?
De komende periode gaan we aan de slag met de transitie jeugd en de rol van het Centrum Jeugd en gezin daarin. Verbindingen leggen tussen sportverenigingen, scholen, buitenschoolse opvang en jeugd en jongeren werk.
3.1.3 Domein 3: vrijwilligerswerk en mantelzorg
Relatie tussen dit domein, de Wmo en het lokaal gezondheidsbeleid
Vrijwilligerswerk is de basis van sociale redzaamheid, participatie, sociale samenhang en leefbaarheid en is daarmee een belangrijk fundament voor maatschappelijke ondersteuning.
Vrijwilligerswerk is vooral van belang voor de domeinen samenleving buurt en dorp, opgroeien en ontwikkelen en meedoen makkelijker maken. Mantelzorg staat symbool voor de verschuiving van de verzorgingsmaatschappij naar de participatiemaatschappij. Mantelzorg
heeft met name een relatie met de domeinen opgroeien en ontwikkelen, meedoen makkelijker maken en preventie zorg en opvang. Ook in de Kanteling waarbij een groot appel wordt gedaan op de zelfredzaamheid van inwoners met een beperking, heeft de inzet van mantelzorg en vrijwilligerszorg een essentiële functie.
De afgelopen jaren is er veel gebeurd op het gebied van de mantelzorg. Er is een mantelzorg steunpunt en er is door de werkgroep mantelzorg bestaande uit GGZE, LEV, MEE en de gemeente een handboek mantelzorg ontwikkeld. Uit het klanttevredenheidsonderzoek onder mantelzorgers die bekend zijn bij de gemeente blijkt dat het huidige beleid hoog scoort,
mensen zijn tevreden over het steunpunt en de hulp die daar wordt geboden. Toch blijkt dat er nog veel mensen zijn die het steunpunt mantelzorg niet kennen maar er wel behoefte aan zouden hebben. Binnen het beleid van de individuele voorzieningen is ook oog voor de positie
van de mantelzorger en wordt hier aandacht aan gegeven bij het indiceren van zorg of voorzieningen. Het vergunningenbeleid voor het realiseren van een mantelzorgwoning is ook uitgebreid. Dit houdt in dat een garage verbouwd kan worden tot mantelzorgwoning, in het kader hiervan vindt samenwerking plaats het Servicepunt en de afdeling ontwikkeling. Op het
gebied van vrijwilligerswerk heeft de gemeente verschillende subsidies verstrekt en is faciliterend geweest. Het steunpunt vrijwilligerswerk is opgezet en er is een vrijwilligerspolis gerealiseerd voor alle vrijwilligers in Nuenen. Om het vrijwilligerswerk te promoten wordt jaarlijks de vrijwilligersprijs uitgereikt. Daarnaast vindt ook subsidie verstrekking plaats aan bijvoorbeeld de telefonische- hulpdienst, slachtofferhulp, EHBO, woonadvies groep, wijkverenigingen, Rode Kruis.
Dankzij de mantelzorg is de materiële hulpverlening betaalbaar en mogelijk. Om de zorg ook in de toekomst te kunnen garanderen moet de mantelzorg gekoesterd en zo goed mogelijk ondersteund worden. Het is daarom van groot belang dat de lokale mantelzorg die ondersteuning krijgt die het nodig heeft zodat overbelasting of afhaken voorkomen kan worden. Er zal aandacht komen voor de jonge mantelzorger en de werkende mantelzorger.
Deze specifieke groepen zijn moeilijk in beeld te brengen maar juist twee groepen waar de overbelasting en het afhaken een groot risico is. Als gemeente Nuenen willen we nadrukkelijk de lokale ondersteuning voor vrijwilligers(organisaties) op peil houden.
Wat gaan we doen om er te komen?
Handhaven van ondersteuningsstructuur ten behoeve van vrijwilligers en mantelzorgers. Optimaliseren van de samenwerking tussen organisaties die zich bezighouden met de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. Zorg dragen voor een blijvende situatie van voldoende aantal en voldoende toegeruste vrijwilligers en mantelzorgers,waarbij een link wordt
gelegd naar de mogelijkheden die de WWnV biedt (tegenprestatie naar vermogen). De steeds grote wordende groep fitte ouderen nadrukkelijk betrekken in het vrijwilligers- en mantelzorgbeleid.
Waarborgen van de continuïteit in mantelzorgondersteuning, publiciteit geven aan het (h)erkennen van vrijwilligerszorg en mantelzorg. Zorgen voor deskundigheidsbevordering van vrijwilligers en mantelzorgers. Speciale aandacht voor specifieke doelgroepen zoals jonge mantelzorgers en werkende mantelzorgers binnen de mantelzorg.
3.1.4 Domein 4: Meedoen makkelijker maken
Relatie tussen dit domein, de Wmo en het lokaal gezondheidsbeleid
Dit domein richt zich in de meest brede zin op mensen met een beperking en hun mogelijkheden tot meedoen. Van een centraal loket waar mensen informatie en advies kunnen krijgen tot en met het verstrekken van individuele zorgvoorzieningen. Algemene voorliggende voorzieningen en inclusief beleid maken ook deel uit van dit domein. Het gaat binnen dit
De afgelopen jaren is hard gewerkt om het Servicepunt te positioneren. Uit
klanttevredenheidsonderzoeken blijkt dat dit goed gelukt is.
De cultuuromslag die de Kanteling met zich mee brengt (van claimgericht naar oplossings- en resultaatgericht en een grotere appel op de eigen verantwoordelijkheid van mensen) is nog niet volledig tot stand gebracht.
Voor integraal en inclusief werken is in de werkwijze van het Servicepunt een goede basis gelegd.
Om zelfredzaam te zijn heb je informatie nodig en advies en/of ondersteuning. Inwoners van Nuenen kunnen hiervoor terecht bij het Servicepunt. Het Servicepunt zal verder ontwikkeld worden tot het centrale punt waar inwoners van Nuenen terecht kunnen voor al hun vragen op
het gebied van welzijn, wonen, zorg en gezondheid, ook waar het gaat om voorliggende, algemene voorzieningen. Deze voorzieningen zullen dan wel toegankelijk moeten zijn voor mensen met een beperking.
De grootste uitdaging voor onze gemeente de komende jaren is het volledig vormgeven van de Kanteling in de meest brede zin van het woord. Te beginnen bij het ontwikkelen van inclusief beleid. Dit houdt in dat we vooraf rekening houden met mensen met een beperking en speciale doelgroepen. We willen toe naar een situatie waarin we eerst met de burger met een
participatie- of hulpvraag om tafel gaan zitten om goed naar zijn/haar situatie te kijken Heeft hij/zij mogelijkheden om zelf in oplossingen voor de hulpvraag te voorzien? Kan het netwerk van de burger worden ingeschakeld? Zijn er voorliggende voorzieningen die bij kunnen dragen
aan het oplossen van het probleem? Als er na het antwoord op genoemde vragen nog een hulpvraag overblijft kan gekeken worden naar de inzet van individuele voorzieningen. Deze aanpak is al ingevoerd op het Servicepunt en zal de komende jaren verder worden uitgewerkt.
Bij de implementatie van de taak extramurale begeleiding zal deze denkwijze volledig worden meegenomen.
Wat gaan we doen om er te komen?
Werken aan een toekomstbestendig WMO beleid door het verder uitbouwen en verfijnen van de Kanteling. Dit vergt een cultuuromslag zowel binnen als buiten het gemeentehuis die niet van vandaag op morgen gerealiseerd is. We zullen met kleine stappen en projecten beginnen om zo de nieuwe manier van denken geleidelijk aan te infiltreren in de samenleving. Hierbij
zullen we als gemeente veel aandacht aan de communicatievormen moeten besteden.
Daarnaast lukt deze cultuuromslag alleen als we de samenleving er in brede zin bij betrekken (actief meedoen, meedenken, mee ontwikkelen en mede vormgeven door organisaties en burgers). Ook de door ons gesubsidieerde instellingen moeten deze cultuuromslag in hun werken incorporeren.
3.1.5 Domein 5: Preventie, zorg en opvang
Relatie tussen dit domein, de Wmo en het lokaal gezondheidsbeleid
Dit domein omvat de prestatievelden 7,8, en 9:
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) is een instrument voor het bereiken van zorgmijders met psychiatrische stoornissen of verslavingsproblematiek en verloederen en/of overlast veroorzaken. Om die mensen te bereiken wordt vanuit Eindhoven bemoeizorg ingezet
Lokaal moet er een zorgnetwerk zijn om deze mensen op te sporen en toe te leiden naar zorg of welzijn. Gemeenten moeten naast de regionale voorzieningen in het kader van dit domein een preventief aanbod hebben. Het gaat daarbij om voorlichting en cursussen over geestelijke
gezondheid voor cliënten, familieleden en opvoeders. Lokaal wordt aanvullend gewerkt aan de activiteiten van de centrumgemeente.
Dit domein wordt vooral in regionaal verband uitgewerkt. De centrumgemeente Eindhoven speelt hierbij de kartrekkersrol.
Op lokaal niveau zijn we in 2011 gestart met het transformeren van het woonoverlast overleg naar een breed signaleringsoverleg, waarbij de focus meer komt te liggen op welzijn in plaats van wonen.
De gemeente Nuenen heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de preventie van alcohol en drugsgebruik onder jongeren (oa door deelname in het SRE project laat je niet flessen). Deze aanpak werpt haar vruchten af.
De gemeente Nuenen wil een actief beleid voeren op het gebied van signalering, preventie, herstel en nazorg binnen de OGGZ met aandacht voor: informatie, communicatie, lokale en regionale activiteiten.
Uitgangspunt is dat iemand zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving moeten worden ondersteund. Maatschappelijk opvang in de centrumgemeente dient zoveel mogelijk tijdelijk te zijn. Integrale preventie, vroegtijdige signalering en nazorg zijn dus wezenlijke onderdelen binnen dit uitgangspunt.
Op het vlak van alcohol en drugsgebruik en het voorkomen van psychische problemen en depressie willen we de gebruikscijfers de komende jaren verder naar beneden bijstellen, door een integrale aanpak (gebruik makend van de producten die in regionaal verband zijn ontwikkeld) en vroegtijdige signalering.
Wat gaan we doen om er te komen?
In Nuenen drinken volwassenen, ouderen en zwangeren meer alcohol dan in de regio. We zullen dan ook de aandacht voor alcohol preventie in Nuenen uitbreiden naar andere doelgroepen. De drank en horecawet zal moeten worden toegepast en naleving worden gecontroleerd.
Psychische problemen en depressie komen voor bij jong en oud, ook in Nuenen. De prevalentie van deze klachten neemt toe. De gemeente Nuenen wil zich de komende jaren sterk maken in de preventie van psychische problemen onder meer door het versterken van de signaleringsfunctie van sleutelfiguren en het vroegtijdig bespreken van problemen binnen een
signaleringsnetwerk (het signaleringsoverleg).
Er zijn de laatste jaren allerlei methoden beschikbaar gekomen om depressie bij jongeren, volwassenen en ouderen te voorkomen.
We zullen inzetten op een groter bereik van de bewezen effectieve interventies.
De rijksbijdrage die de gemeente Nuenen vanuit het gemeentefonds voor de Wmo krijgt is gebaseerd op het aantal inwoners. De gemeente bepaalt zelf welk budget ze beschikbaarstellen om de Wmo uit te voeren. Uitgangspunt in het Wmo-beleid is dat de uitvoering moet plaatsvinden binnen de in de gemeentebegroting opgenomen Wmo-middelen en de beschikbare rijksbudgetten. De Wmo-middelen die voor de uitvoering in de gemeentebegroting zijn opgenomen zijn hoger dan de beschikbaar gestelde middelen vanuit het Rijk.
De gemeente geeft voor alle WMO taken samen een bedrag van ongeveer € 2.500.000 uit,verspreid over een aantal programma’s. In de Algemene Uitkering is een bedrag van€1.425.391,00 aangemerkt voor individuele voorzieningen (hulp in het huishouden). Dit geld is niet geoormerkt, net zo min als het geld voor de overige WMO posten.
Kosten interne bedrijfsvoering vallen ook binnen deze budgetten.
In de meerjarenbegroting zijn de budgetten voor de komende jaren vastgesteld. Deze kunnen nog wijzigen middels de kaderbrief of een begrotingswijziging.
De incidentele middelen die zijn toegekend voor de transitiekosten decentralisatiekosten AWBZ begeleiding worden specifiek voor dat doel bestemd en de resterende middelen ( of korting ) worden toegevoegd aan (of in mindering gebracht op ) het begrotingsresultaat.
Het betreft budget om de implementatie te realiseren.
Het is nog onduidelijk hoeveel budget er naar de gemeente toe komt voor de daadwerkelijke uitvoering van de taak extramurale begeleiding.
Door de vergrijzing en het feit dat mensen steeds langer thuis blijven wonen is het te verwachten dat het aantal Wmo aanvragen niet zal dalen. Aanvragen voor woningaanpassingen zijn onvoorspelbaar en kunnen het budget voor individuelevoorzieningen behoorlijk beïnvloeden. Ondanks de Kanteling en de compensatieplicht blijven dit kosten die onvermijdbaar zijn. De compensatieplicht dwingt tot maatwerk. Bij de financiering van ondersteuning zal dan ook nadrukkelijk worden bezien welke mogelijkheden
mensen zelf hebben en welke voorliggende financiering kan worden ingezet. De Kanteling inde Wmo is ook vanuit kostenbeheersing noodzakelijk.
5 Meerjarenoverzicht actiepunten
Dit beleidsplan heeft een reikwijdte van vier jaar. Niet alle actiepunten kunnen direct worden opgepakt en de financiële mogelijkheden zijn beperkt.
In dit laatste hoofdstuk worden de verschillende actiepunten ingedeeld in drie categorieën:
Uitvoering van voorgestelde acties vindt zoveel mogelijk budgettair neutraal plaats (d.w.z. met inzet van de bestaande ambtelijke capaciteit, met inachtneming'van het nieuwe subsidiebeleid en het subsidieplafond).
5.1 Continueren van bestaand beleid
5.2 Nieuwe actiepunten: op korte termijn te realiseren
vrijwilligerswerk en mantelzorg met | |||
5.3 Nieuwe actiepunten, op lange(re) termijn te realiseren (realisatie eind 2015)