Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mook en Middelaar

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMook en Middelaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Mook en Middelaar 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van de ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking’ vastgesteld door de gemeenteraad op 12-09-2013.

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2010, vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad d.d. 28 september 2006 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 47 bevat een hardheidsclausule.

Artikel 49 bevat een overgangsrecht.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-201301-01-2015nieuwe regeling

12-09-2013

Maasdriehoek, 24-09-2013

12-09-2013, nr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2012

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet

    Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    College

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar.

  • c.

    Compensatieplicht

    Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • d.

    Beperkingen

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten op het gebied van maatschappelijke participatie.

  • e.

    Aanvraag

    Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • f.

    Belanghebbende

    Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn maatschappelijke participatie en de zelfredzaamheid, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanvraag doet of laat doen.

  • g.

    Algemene voorziening

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • h.

    Algemeen gebruikelijke voorziening

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken.

  • i.

    Collectieve voorziening

    Collectieve voorziening: een individuele voorziening die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, bijvoorbeeld het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • j.

    Voorliggende voorziening

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

  • k.

    Individuele voorziening

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen compenserende oplossing biedt.

  • l.

    Wettelijk voorliggende voorziening

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • m.

    Gebruikelijke zorg

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor huisgenoten als algemeen aanvaardbaar, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid en belastbaarheid van de huisgenoten, wordt beschouwd.

  • n.

    Voorziening in natura

    Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom of als persoonlijke dienstverlening.

  • o.

    Persoonsgebonden budget

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de belanghebbende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening, het Besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

  • p.

    Financiële tegemoetkoming

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de belanghebbende, en waarop de in deze verordening, het Besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

  • q.

    Mantelzorger

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de wet.

  • r.

    Inkomen

    Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in paragraaf 3.4 Wet werk en bijstand.

  • s.

    Hoofdverblijf

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de belanghebbende met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan.

  • t.

    Zelfredzaamheid

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

  • u.

    Maatschappelijke participatie

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten op de in artikel 4 lid 1 Wmo omschreven resultaatgebieden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • v.

    Eigen bijdrage

    Eigen bijdrage: een door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de belanghebbende komt.

  • w.

    Eigen aandeel

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de belanghebbende komt.

  • x.

    Huisgenoot

    Huisgenoot: iedere persoon die hetzelfde hoofdverblijf als belanghebbende heeft.

  • y.

    Budgethouder:

    Budgethouder: een belanghebbende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • z.

    Besluit

    Besluit: Het door het college vastgestelde Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar.

  • aa.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning

    Besluit maatschappelijke ondersteuning: Het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (oorspronkelijke publicatie Staatsblad 2006, 450).

  • bb.

    Overige begrippen

    Overige begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2.

    De belanghebbende dient bij het indienen van de aanvraag een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder 1˚ tot en met 3˚ van de Wet op de identificatieplicht te overleggen.

HOOFDSTUK 4. ALGEMENE VOORWAARDEN EN WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 4 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Een voorziening kan worden toegekend indien:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen, en

    • b.

      deze als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is, en

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht, en

    • d.

      geen algemene weigeringsgronden als bedoeld in lid 2 of specifieke weigeringsgronden als geformuleerd bij de artikelen die betrekking hebben op de te bereiken resultaten van toepassing zijn.

  • 2.

    Het college weigert een voorziening:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de belanghebbende algemeen gebruikelijk is.

    • b.

      indien de belanghebbende niet zijn woonplaats in de gemeente Mook en Middelaar heeft.

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

    • d.

      voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend aan te merken valt.

    • f.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordeningen Wet maatschappelijke ondersteuning en Verordeningen voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen.

    • g.

      indien belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

    • h.

      indien belanghebbende, in financiële zin, in staat is om zelf zodanige voorzieningen te treffen dat het te bereiken resultaat kan worden bereikt;

    • i.

      indien de (wettelijk) voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke of collectieve voorzieningen beschikbaar, compenserend en betaalbaar zijn voor belanghebbende en leiden tot het te bereiken resultaat. Daarnaast wordt geen individuele voorziening verstrekt indien van huisgenoten gebruikelijke zorg kan worden verwacht.

  • 3.

    Lid 2 onderdeel b is niet van toepassing indien:

    • a.

      de aanvraag het bezoekbaar maken van een woning, als bedoeld in artikel 12, betreft; of

    • b.

      de belanghebbende een woning in de gemeente Mook en Middelaar heeft gehuurd of gekocht en hij deze woning niet eerder kan betrekken nadat die woning is aangepast.

HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 5 Het maken van een afweging

Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, gaat het college uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten – een schoon en leefbaar huis

Artikel 6 Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon en leefbaar is.

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk. Bij die individuele voorziening wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      HH1 (Eenvoudig schoonmaakwerk)

    • b.

      HH2 (HH1 + Regie/organisatie van het huishouden)

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. Voor zover er gebruikelijke zorg kan worden verlangd, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 7 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 6 lid 2 wordt verstrekt in

  • a.

    natura, of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 8 Omvang van de voorziening

De omvang van de voorziening als bedoeld in artikel 6 wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen per week. De omvang wordt bepaald aan de hand van de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden van de MO-zaak op basis van de noodzakelijk te verrichten activiteiten.

Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die per tijdseenheid van een uur, zoals genoemd in artikel de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, kunnen jaarlijks door het college worden vastgesteld en opgenomen in het Besluit.

Paragraaf 3. De te bereiken resultaten - Wonen in een geschikt huis

Artikel 10 Normaal gebruik kunnen maken van de woning

  • 1.

    Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3.

    Indien de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een goedkoper compenserend te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt alleen een verhuiskostenvergoeding verstrekt en eventueel de nieuwe woning compenserend gemaakt.

Artikel 11 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 10 lid 2 wordt verstrekt in:

  • a.

    natura, of

  • b.

    in de vorm van een persoonsgebonden budget, of

  • c.

    in de vorm van financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld verhuiskostenvergoeding).

Artikel 12 Bezoekbaar maken

  • 1.

    In afwijking van artikel 4 lid 2 onder b kan een voorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte van een eerste graads-familielid indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 2.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3.

    De woonvoorziening als bedoeld in lid 1 betreft slechts het bezoekbaar maken, met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • 4.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een voorziening bewerkstelligen dat de belanghebbende de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert de voorziening als bedoeld in deze paragraaf indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar de niet voor de beperkingen van belanghebbende op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van individuele omstandigheden te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • d.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • f.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voorvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • g.

      er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door belanghebbende bewoonde woning;

    • h.

      de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden).

  • 2.

    Het college weigert een verhuiskostenvergoeding indien de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

Artikel 14 Uitsluitingen

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen:

  • a.

    aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die verhuurd worden;

  • b.

    in woongebouwen, die, gelet op de beperkingen en/of de leeftijd van de bewoners, bestemd zijn om voornamelijk door personen met beperkingen en/of ouderen te worden bewoond;

  • c.

    die bij nieuwbouw of renovatie zonder meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 15 Primaat van de losse woonunit

  • 1.

    Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of verbouwing van een woning die meer bedraagt dan € 20.000,00 dan kan het college, in afwijking van artikel 4 lid 1 onder b, een herplaatsbare losse woonunit verstrekken.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde voorziening kan verstrekt worden indien de woningeigenaar niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen met beperkingen.

Artikel 16 Kosten keuring, onderhoud en reparatie

  • 1.

    Het college verleent alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring indien deze betrekking hebben op:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      woonhuisliften;

    • c.

      hefplateauliften;

    • d.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • e.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2.

    Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van reparatie van toegekende woonvoorzieningen.

Artikel 17 Gemeenschappelijke ruimten

Het college kan een voorziening verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten:

  • a.

    automatische deuropeners

  • b.

    hellingbanen

  • c.

    extra trapleuningen

  • d.

    verbrede toegangsdeuren

  • e.

    drempelhulpen

  • f.

    vlonders en opstelplaats voor de rolstoel

  • g.

    oplaadpunt en een opstalplaats voor de scootmobiel

Artikel 18 Huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kan het college een financiële tegemoetkoming aan de eigenaar van de woning verstrekken in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 19 Tijdelijke huisvesting
  • 1.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting verlenen voor kosten die door een persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanbrengen van een voorziening voor het leven in een geschikt huis in zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte. De financiële tegemoetkoming wordt voor de duur van maximaal zes maanden verstrekt.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting kan slechts worden verleend:

    • a.

      als de kosten gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte, een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, en;

    • b.

      de belanghebbende redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

Artikel 20 Gereedmelding
  • 1.

    Bij een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of een uitraaskamer moet de woningeigenaar het college melden dat de werkzaamheden zijn voltooid. Die gereedmelding moet binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming zijn gedaan.

  • 2.

    De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verleend. De gereedmelding is een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop
  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordeningen Wet maatschappelijke ondersteuning en Verordeningen voorzieningen gehandicapten een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of een uitraaskamer heeft ontvangen, moet bij verkoop van zijn woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop onverwijld aan het college melden. Indien er sprake is van meerwaarde van de woning als gevolg van het verstrekken van de voorziening dan kan het college besluiten om belanghebbende de meerwaarde volgens een lineaire afschrijving gedurende een periode van 10 jaar te laten terug betalen.

  • 2.

    De meerwaarde van de woning wordt gesteld op een bedrag gelijk aan de verstrekte voorziening.

Paragraaf 4. De te bereiken resultaten – beschikken over/bereiden van goederen voor primaire levensbehoeften
Artikel 22 Beschikken over/bereiden van goederen voor primaire levensbehoeften
  • 1.

    Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

  • 2.

    Met het oog op het in lid 1 te bereiken resultaat kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen en het bereiden en aanreiken van maaltijden indien belanghebbende daartoe niet in staat is.

  • 3.

    Het college weigert de individuele voorzieningen als bedoeld in lid 2 voor zover:

    • a.

      de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn de boodschappen te doen en/of de maaltijden te bereiden (gebruikelijke zorg), of

    • b.

      de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige compenserende en betaalbare boodschappenservice of maaltijdservice die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

Artikel 23 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 22 lid 2 wordt verstrekt in:

  • a.

    natura, of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget, of

  • c.

    de vorm van een financiële tegemoetkoming.

Paragraaf 5. De te bereiken resultaten – beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding, bed- en linnengoed
Artikel 24 Beschikken over kleding, bed- en linnengoed
  • 1.

    Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat en van bed- en linnengoed.

  • 2.

    Met het oog op het te bereiken resultaat in lid 1 kan een individuele voorziening worden getroffen indien belanghebbende daartoe zelf niet in staat is.

  • 3.

    De belanghebbende komt niet in aanmerking voor een individuele voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat is de kleding of het bed- en linnengoed te wassen, te drogen, te strijken en/of op te ruimen.

Artikel 25 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 24 lid 2 wordt verstrekt in:

  • a.

    natura, of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget, of

  • c.

    de vorm van een financiële tegemoetkoming.

Paragraaf 6. De te bereiken resultaten – Het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Artikel 26 Het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen van het gezin
  • 1.

    Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2.

    Met het oog op het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het in staat stellen tot het leveren van de dagelijkse zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 3.

    Het college weigert een individuele voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de partner de taken kan overnemen of gebruik kan worden gemaakt van een aanwezige, bruikbare en betaalbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat.

Artikel 27 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 26 lid 2 wordt verstrekt in:

  • a.

    natura, of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget, of

  • c.

    de vorm van een financiële tegemoetkoming.

Paragraaf 7. De te bereiken resultaten – zich verplaatsen in en om de woning
.Artikel 28 Zich verplaatsen in en om de woning
  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, de keuken, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, de sanitaire ruimten, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2.

    Met het oog op het zich verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen.

Artikel 29 Vorm

De individuele voorziening als bedoeld in artikel 28 lid 2 wordt verstrekt in:

  • a.

    natura, of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 30 Weigeringsgronden.
  • 1.

    Het college weigert de voorziening als bedoeld in deze paragraaf indien hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling een compenserende oplossing bieden.

  • 2.

    Artikel 13, 14, 15, 16 en 17 zijn ten aanzien van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 8. De te bereiken resultaten – zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 31 Zich verplaatsen per vervoermiddel
  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten (deelname aan het leven van alledag), alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Met het oog op het in lid 1 te bereiken resultaat kan een individuele voorziening worden getroffen.

  • 3.

    Bij de te verstrekken voorziening als bedoeld in lid 2 wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een bovenregionaal contact (buiten de directe woon- of leefomgeving) heeft, dan kan toch een voorziening voor het bovenregionale vervoer worden verstrekt indien dat bovenregionale contact alleen door bezoek van belanghebbende aan dat contact kan plaatsvinden en dat contact voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 5.

    De te verstrekken voorziening als bedoeld in lid 2 zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van tot maximaal mogelijk maken.

Artikel 32 Het recht op een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen

Een belanghebbende kan voor de in artikel 31 lid 2 en 4 vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen het gebruiken of bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 33 Het primaat van het collectief vervoer
  • 1.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, komt belanghebbende niet in aanmerking voor een andere individuele voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

  • 2.

    In uitzondering op lid 1 kan belanghebbende in aanvulling op het collectief vervoer in aanmerking komen voor medisch noodzakelijke begeleiding en een vervoersvoorziening voor de korte afstand.

Artikel 34 Vorm
  • 1.

    De individuele voorziening als bedoeld in artikel 31 lid 2 en 4 wordt verstrekt in:

    • a.

      natura, of

    • b.

      de vorm van een persoonsgebonden budget, of

    • c.

      de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Het collectief vervoer wordt alleen in natura verstrekt.

Paragraaf 9. De te bereiken resultaten – Contacten met medemensen en deelname aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
Artikel 35 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

  • 2.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen.

  • 3.

    Het college weigert de individuele voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 4.

    Indien de individuele voorziening als bedoeld in lid 2 louter is bedoeld om te sporten, dan wordt deze alleen verstrekt als:

    • a.

      sportbeoefening zonder de voorziening onmogelijk is; en

    • b.

      belanghebbende aantoonbaar een sport beoefent; en

    • c.

      er sprake is van recreatieve sportbeoefening.

  • 5.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming van de in lid 4 bedoelde voorziening bedraagt maximaal een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 36 Vervoersvoorzieningen

Voor zover belanghebbende middels een vervoersvoorziening tot het in deze paragraaf te bereiken resultaat in staat wordt gesteld, zijn de bepalingen in paragraaf 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37 Vorm
  • 1.

    De individuele voorziening als bedoeld in artikel 36 lid 2 wordt verstrekt in:

    • a.

      natura, of

    • b.

      in de vorm van een persoonsgebonden budget, of

    • c.

      in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt het collectief vervoer alleen in natura verstrekt.

Hoofdstuk 6. Verstrekkingsvormen, Eigen bijdrage en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 38 Overwegende bezwaren

Het college bepaalt in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Paragraaf 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

Artikel 39 Bepalingen

Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikelen 6 lid 1 en 6a van de wet, zijn de volgende bepalingen in ieder geval van toepassing:

  • 1.
    • a.

      verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de kosten die het college zou maken indien in de betreffende situatie een voorziening in natura zou worden verstrekt;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgesteld in het Besluit;

    • d.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit;

    • e.

      de budgethouder is verplicht een particuliere aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

    • f.

      met het persoonsgebonden budget dient een compenserende voorziening te worden aangeschaft.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 4.

    De beschikking vermeldt op welke wijze het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald.

  • 5.

    Het college kan controleren of het verstrekte persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is, volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit opgenomen.

  • 6.

    Het college is bevoegd het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen indien het persoonsgebonden budget niet besteed is aan het doel waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is.

Paragraaf 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 40 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is de belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd en bij het verstrekken van individuele voorzieningen in de vorm van financiële tegemoetkoming is de belanghebbende een eigen aandeel verschuldigd. Het college legt in het Besluit nadere regels vast over de omvang van deze eigen bijdrage en eigen aandeel.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 41 Indicatie en advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de belanghebbende of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt MO-zaak om advies indien het college dat gewenst vindt.

  • 3.

    Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disability and Health, de ICF classificatie.

  • 4.

    De belanghebbende is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 42 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket in het gemeentehuis van de gemeente Mook en Middelaar, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 43 Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de belanghebbende, laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de belanghebbende.

Artikel 44 Wijzigingen in situatie

De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 45 Intrekking

  • 1.

    Het college trekt een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk in:

    • a.

      met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de verkrijger van de voorziening is overleden;

    • b.

      met ingang van de dag waarop schriftelijk is aangegeven geen prijs meer te stellen op de voorziening;

    • c.

      indien de verlening van de voorziening onjuist was en de verkrijger dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    Het besluit tot toekenning van hulp bij het huishouden wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop de verkrijger van de voorziening in een instelling als bedoeld in artikel 5 Wet toelating zorginstellingen gaat verblijven.

  • 3.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      de belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

    • c.

      blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 46 Terugvordering

Indien het besluit tot toekenning van het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan de voorziening worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPAPLINGEN

Artikel 47 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 48 Indexering

Het college kan de in Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 49 Overgangsrecht

  • 1.

    Voor personen aan wie voor inwerkingtreding van deze verordening een individuele vervoersvoorziening is toegekend waarvoor geen eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd, geldt artikel 41 niet zolang het recht op die toegekende individuele vervoersvoorziening bestaat, met dien verstande dat het niet gelden van artikel 41 ten hoogste tot zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening duurt.

  • 2.

    Voor personen aan wie voor inwerkingtreding van deze verordening een individuele woonvoorziening is toegekend waarvoor een lagere eigen bijdrage is verschuldigd dan conform deze verordening, geldt artikel 41 niet zolang het recht op die toegekende individuele woonvoorziening bestaat, met dien verstande dat het niet gelden van artikel 41 ten hoogste tot zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening duurt.

Artikel 50 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 2 mei 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2010, vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad d.d. 28 september 2006.

Artikel 51 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mook en Middelaar 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Mook en Middelaar, op 19 april 2012.

De griffier, De burgemeester,

W.A.H.M. Vos drs. R.J. Persoon