Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering en verhaal Werk en Inkomen 2013 (versie geldend sedert 4 november 2013) |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering en verhaal Werk en Inkomen 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-11-2013 | 01-09-2019 | nieuwe regeling | 20-08-2013 Binnendijks d.d. 2 november 2013, nummer 43-44 | BW-2013-01375 |
Artikel 2 - Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op vorderingen die ontstaan zijn na 1 januari 2013 als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en de daarmee samenhangende boetes.
Artikel 6 - Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit als bedoeld in artikel 5 wordt ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien:
Hoofdstuk 3: INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING
Artikel 9 - Richtlijnen met betrekking tot de invordering
In afwijking van het derde lid bedragen de genoemde percentages bij aflossingen op vorderingen dan wel geldleningen zoals omschreven in artikel 7 tweede lid: de uitkomst van 10% minus percentage vakantietoeslag (artikel 19 lid 3 WWB) plus 35% van het inkomen zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm na aftrek van bovenmatige woonlasten en kosten zorgverzekering.
Artikel 13 - Afzien van verhaal
Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2013.
H.N.G. Brinkman, burgemeester
E. Kroese-Vrolijks, secretaris
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 2 - Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid
Dit artikel bevat de hoofdregel, oftewel de wijze waarop in beginsel gebruik wordt gemaakt
van de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering, invordering, verhaal of brutering van de uitkering.
Artikel 3 - Terugvordering: bruto of netto
De te veel verstrekte uitkering wordt bruto (inclusief belasting en premies) teruggevorderd. Alleen wanneer in hetzelfde jaar waarin teveel uitkering is verstrekt het bedrag wordt terugbetaald, kan netto worden terugbetaald. Een bruto terugbetaling kan bij de belasting-aangifte als ‘negatief inkomen’ opgegeven worden, wat leidt tot een belastingteruggaaf.
In een aantal gevallen is het niet mogelijk om de teveel afgedragen belastingen en premies terug te vorderen. De Centrale Raad van Beroep (zie CRvB nr 05 / 2497 d.d. 28 november 2006) heeft bepaald dat de gemeente niet bruto maar netto moet terugvorderen, indien de belanghebbende:
- niet te verwijten valt dat de vordering is ontstaan, en;
- niet te verwijten valt dat de vordering niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft. Als de vordering betrekking heeft op de in het lopende kalenderjaar verstrekte bijstand kan belanghebbende tot en met 31 december van dat jaar netto terugbetalen. De afdrachten kunnen dan immers nog netto gecorrigeerd worden. Als terugbetaling in het huidige kalenderjaar niet mogelijk is (omdat de vordering bijvoorbeeld betrekking heeft op een eerder kalenderjaar of omdat aflossing niet voor 1 januari geschied is), vindt brutering plaats. Bij nalatigheid van het college (bijvoorbeeld wanneer bij tijdige besluitvorming netto terugbetaling mogelijk zou zijn geweest) wordt volstaan met netto terugvordering.
In verband met de invoering van de wet aanscherping komen fraudevorderingen enkel in de bij wet geregelde situaties (artikel 58, zevende lid van de WWB en artikel 25 , zesde lid van de IOAW en IOAZ) voor kwijtschelding in aanmerking. Het bepaalde in hoofdstuk 2 is daarom niet van toepassing op fraudevorderingen.
Artikel 5 tot en met 8 - Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
In dit artikel geeft het college aan onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan een eventuele schuldregeling. Het is wettelijk bepaald dat geen medewerking aan de totstandkoming van een schuldregeling kan worden verleend indien het een na 1 januari 2013 ontstane fraudevorderingen betreft of de daarmee samenhangende boete. Dit artikel ziet daarom niet op deze vorderingen.
In artikel 7 zijn de bepalingen opgenomen met betrekking tot kwijtschelding in verband met oninbaarheid, afkoop of doelmatigheid.
Onder lid 1 sub d is opgenomen dat het college van verdere terug- of invordering afziet indien de debiteur een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet. Hiermee zal zeer terughoudend worden omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van het restant kan worden geïncasseerd.
Hoofdstuk 3: INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING Artikel 9 tot en met 11 - Richtlijnen met betrekking tot de invordering
Vanaf 1 juli 2009 is in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalingsverkeer tussen overheid en burger en vice versa geregeld. Samengevat komt dat ten aanzien van terugvordering en verhaal op het volgende neer.
Een betalingsverplichting kan rechtstreeks uit de wet voortvloeien of uit een beschikking (hier: de terugvorderingsbeschikking op grond van de artikelen 58 en 59 WWB). In deze beschikking staat – voor zover hier van belang – tenminste de hoogte van het (terug) te betalen bedrag en de termijnen waarbinnen de schuldenaar voor betaling moet zorgen. Dat is volgens de Awb zes weken. De schuldenaar kan om uitstel van betaling vragen. Als dit wordt toegestaan vervalt de termijn van zes weken. In de beschikking waarbij uitstel wordt verleend, wordt de termijn vermeld waarvoor het uitstel geldt. Verder kan de schuldenaar om betaling in termijnen verzoeken. Als dat – passend binnen het gemeentelijk beleid - wordt toegestaan,, wordt dit bij beschikking bevestigd, waarbij de termijnen en de periodieke bedragen worden vermeld.
Uitgangspunt is dat de aflossing in redelijke verhouding moet staan tot het inkomen en dat de vordering binnen de termijn van 3, 5 of 10 jaar, gelijk aan de in artikel 7 genoemde termijnen bij de specifieke vorderingen. is afgelost. De maximale aflossingscapaciteit kan worden bepaald aan de hand van de regels van het beslagrecht. Dit is van belang bij de toepassing van de artikelen 5 tot en met 8 (kwijtschelding).
De WWB en IOAW/Z maken verrekening mogelijk door te bepalen dat het in aanmerken nemen van middelen over de voorafgaande drie maanden niet als terugvordering wordt beschouwd. Verder kan de gemeente ter uitvoering van de invordering verrekenen op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.
Als de schuldenaar verzuimt te betalen, krijgt hij een aanmaning om alsnog te betalen. Blijft hij dan nog in gebreken, dan wordt ingevorderd bij dwangbevel. Daarmee verschaft de gemeente zich een executoriale titel als bedoeld in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Tegen een dwangbevel staat geen bezwaar en beroep open. Hier is de burgerlijke rechter bevoegd.
Het verhalen van kosten van bijstand is sinds de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 een bevoegdheid van het college. Van deze bevoegdheid maakt het college van gemeente Beemster gebruik.
De verhaalsbijdrage van de onderhoudsplichtige wordt door het college berekend volgens het Rapport Alimentatienormen, ook wel Tremanormen genoemd. Dit rapport wordt periodiek geactualiseerd door de werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse vereniging van Rechtspraak en ook door de rechtbank gebruikt voor de vaststelling van alimentatie.
Dit houdt ook in dat er, conform voornoemd rapport, van uit wordt gegaan dat iedere onderhoudsplichtige wel iets kan betalen. Het minimumbedrag is in principe € 25 per maand. Uitgangspunt is wel dat de onderhoudsplichtige over 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm moet kunnen beschikken.
Binnen de Wet werk en bijstand staat de eigen verantwoordelijkheid voorop.
De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de WWB: "elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven."
Inwoners die een bijstandsaanvraag indienen, krijgen dan ook een aanvullende verplichting
opgelegd (artikel 55 WWB) om zelf alimentatie te eisen :
Een belanghebbende met alimentatie heeft minder overige inkomsten nodig om niet meer afhankelijk te zijn van een bijstandsuitkering en heeft grotere kans om uit te stromen uit de bijstand.
Ook kan de bijstandsgerechtigde worden verplicht om zijn of haar medewerking te verlenen om de onderhoudsbijdrage van de onderhoudsplichtige af te dwingen.
Artikel 13 - Afzien van verhaal
Er kan van verhaal worden afgezien in geval van dringende redenen. Het gaat hierbij om maatwerk waarbij een individuele afweging wordt gemaakt.
Artikel 14 - Ingangsdatum verhaalsbijdrage
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 15 - (her-)Onderzoek naar draagkracht
Er wordt onderzoek verricht naar de verhaalsbijdrage. Als de omstandigheden van de belanghebbende zodanig gewijzigd zijn dat hij/zij meer kan bijdragen, dan wordt de betalingsverplichting opnieuw worden vastgesteld.
Betalingsplichtige kan zelf ook een verlaging van de bijdrage vragen op grond van gewijzigde financiële of persoonlijke omstandigheden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met schulden, leningen die zijn ontstaan of aangegaan na dat het primaire besluit tot verhaal is genomen.
Hoofdstuk 5: OVERIGE BEPALINGEN
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dienen voor de openstaande vorderingen invorderingskosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage 15% van de openstaande vordering met een maximum van € 600. Daarnaast komen nog kosten van rente en bijkomende kosten die een gerechtsdeurwaarder in rekening brengt indien de vordering uit handen is gegeven.
Artikel 17 - Afwijking van de beleidsregels
In bijzondere gevallen, wanneer zich daartoe bijzondere omstandigheden voordoen, is de mogelijkheid aanwezig om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregels. Dit artikel geeft aan het college daartoe de bevoegdheid.