Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van de ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking’ vastgesteld door de gemeenteraad op 12-09-2013.
De verordening Geldelijke voorziening raads- en commissieleden, vastgesteld op 27 maart 1991, sedertdien gewijzigd, en de Verordening inzake onkostenvergoedingen aan wethouders, vastgesteld op 24 juni 1992, sedertdien gewijzigd, wordt hierbij ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2013 | 11-12-2014 | nieuwe regeling | 12-09-2013 Maasdriehoek, 24-09-2013 | 12-09-2013, nr. 7 |
De raad van de gemeente Mook en Middelaar,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2007;
gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;
gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;
gelet op het advies van de raadscommissie Samenleving d.d 15 januari 2008;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3vastgestelde maximum.
Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse3, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4,onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.
het college verleent een raadslid voor de duur van zijn raadslidmaatschap van 4 jaar een vergoeding van 90% van de aanschafwaarde van computerapparatuur en/of toebehoren tot een maximum van € 800,--. De aanschaf van deze computer is recent of heeft maximaal 1 jaar voor de aanvang van het raadslidmaatschap plaats hebben gevonden. Indien het raadslidmaatschap een kortere periode omvat, dan wordt het maximum bedrag evenredig gekort.
In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
De artikelen 2 tot en met 4, 8, 10 tot en met 12 en 13a blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.
De artikelen 1 tot en met 7, 8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 11 tot en met 13a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.
De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschapschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse3, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Aan de wethouder wordt vergoeding verleend voor reiskosten ten behoeve van de gemeente gemaakt.
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.
Op aanvraag wordt de wethouder ten laste van de gemeente voor de duur van het wethouderschap van 4 jaar een vergoeding toegekend van 90% van de aanschafwaarde van computerapparatuur en/of toebehoren tot een maximum van € 800,--. De aanschaf van deze computer is recent of heeft maximaal 1 jaar voor de aanvang van het wethouderschap plaatsgevonden. Indien het wethouderschap een kortere periode omvat, dan wordt het maximumbedrag evenredig gekort.
De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
De verordening Geldelijke voorziening raads- en commissieleden, vastgesteld op 27 maart 1991, sedertdien gewijzigd, en de Verordening inzake onkostenvergoedingen aan wethouders, vastgesteld op 24 juni 1992, sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken.