Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Haarlemmermeer 2013 |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Haarlemmermeer 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Haarlemmermeer 2013 |
Geen
Op grond van artikel 149 Gemeentewet, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 05-02-2013 InforMeer 17-04-2013 | 2013.0005048 |
De raad van de gemeente Haarlemmermeer, gelezen het voorstel van het college van burgemeester
en wethouders van Haarlemmermeer, d.d.…….., gelet op artikel 149 van de gemeentewet, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8, eerste lid, onderdeel b,
en artikel 18 van de Wet werk en bijstand ;
Vast te stellen de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Haarlemmermeer 2013
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikel 30c, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werken inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
HOOFDSTUK 2. GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN OF BEHOUDEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID
Artikel 8. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of
onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel
b.20 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede
c.30 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde
100 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde
De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder a., b. en c. wordt - voor zover de belanghebbende de verwijtbare gedraging niet opheft - verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder d. wordt - voor zover de belanghebbende de verwijtbare gedraging niet opheft - opeenvolgend verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
HOOFDSTUK 4. OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL
Artikel 10. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel van 10 % opgelegd gedurende de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging langer recht heeft op bijstand.
Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen
Onverminderd artikel 2, eerste lid, legt het college een maatregel op van dertig procent van de van toepassing zijn bijstandsnorm gedurende een periode van één maand, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.