Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 Algemene plaatselijke verordening |
Citeertitel | Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 APV Zandvoort 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Bestuur en gemeentelijke dienstverlening |
Op basis van de gewijzigde artikelen zijn twee aanwijzingsbesluiten genomen te weten besluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholvrij en alcoholschenkend. Deze zijn opgenomen als bijlage.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-10-2013 | 26-05-2014 | deregulering met als gevolg wijziging enkele artikelen in de APV Zandvoort 2011 | 24-09-2013 | Zaaknummer Z2013-000575, registratienummer 2013/06/001504, 2013/06/001569 en 2013/06/001570 |
Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 Algemene plaatselijke verordening
Exploitatie openbare inrichtingen
In het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten is in 2009 bekeken of het horeca- exploitatievergunningstelsel in de model-APV gehandhaafd of geschrapt moet worden. In met name kleine gemeenten met een overzichtelijk uitgaansgebied en/of enkele bekende horecaondernemingen, is er niet altijd behoefte aan zo’n stelsel. Anderzijds hebben veel gemeenten toch behoefte aan de horeca-exploitatievergunning. Deze gemeenten zijn namelijk van mening dat deze vergunning noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde en het tegengaan van de overlast.
De Vereniging Nederlandse Gemeente (VNG) heeft gekozen voor het handhaven van de model – horeca-exploitatievergunning, maar alleen voor inrichtingen die
In tegenstelling tot de modelbepaling van de VNG werkt de Gemeente Zandvoort met een meldingssysteem voor alcoholschenkende openbare inrichtingen. Hierdoor is het voor de burgemeester mogelijk om de in het belang van de openbare orde en veiligheid benodigde toetsen uit te voeren voordat een ondernemer start met de exploitatie van zijn openbare inrichting.
De reikwijdte van de Drank- en Horecawet wordt bepaald door het begrip “horecabedrijf” zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet. Bedrijven waarin alcoholhoudende dranken bedrijfsmatig of anders dan om niet worden geschonken voor gebruik ter plaatse, hebben een vergunning nodig ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Die vergunningplichtige bedrijven duiden we aan met de term natte horeca.
In artikel 2:27, eerste lid van de APV wordt de term “openbare inrichting”gebruikt. Daaronder wordt ook de droge horeca verstaan: het schenken van niet-alcoholhoudende dranken en van licht alcoholische dranken voor gebruik elders, en het verstrekken van rookwaar. Dit laatste is opgenomen om coffeeshops onder de APV bepaling te laten vallen. In dit artikel worden coffeeshops dan ook als gewone openbare inrichtingen behandeld en zijn geen bijzondere bepalingen over coffeeshops opgenomen.
Dat roept de vraag naar de verhouding met de Opiumwet op. De Opiumwet verbiedt immers de handel in drugs. Uitgangspunt is dat de vergunningverlening op grond van de APV daar geen betrekking op heeft, maar wel op de exploitatie van een alcoholvrije inrichting. Dat laat overigens onverlet dat ten aanzien van coffeeshops – vanwege de effecten die met name deze inrichtingen kunnen hebben op de openbare orde – wel degelijk een specifiek beleid kan worden vastgesteld. Meer informatie hierover is te vinden in de publicatie “De Wet Damocles”, bestuursdwangbevoegdheid in artikel 13b Opiumwet van het Steun- en informatiepunt drugs en veiligheid (VNG- uitgeverij, Den Haag 1999).
Als het gaat om ondernemingen waar alcoholhoudende drank wordt geschonken, is een integriteitstoets mogelijk op grond van artikel 27 tweede lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) jo. artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob). De DHW geldt niet voor bedrijven waar geen alcohol wordt geschonken waaronder coffeeshops. In het kader van de vergunningsplicht op grond van de APV is het voor gemeenten mogelijk om ook voor de aanvrager van een vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen en een Bibob- onderzoek te doen. De horeca-exploitatievergunning is immers op grond van artikel 1:5 persoonsgebonden.
Artikel 4, van het Besluit Bibob bepaalt in overeenstemming met de APV dat als inrichtingen, waarvoor de Wet Bibob geldt, onder andere aangewezen worden: “inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt”. Dit zijn dus openbare inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 2:27, van de APV. Dit betekent dat voor de openbare inrichtingen in de zin van de APV een Bibob- onderzoek mag worden gedaan. Zonder de APV is hier geen wettelijke grondslag voor. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen een Bibob- onderzoek.
De exploitant van de inrichting speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. Daarom kan het raadzaam zijn om een verplichting voor de vergunningaanvrager op te nemen om een recente VOG in te leveren. De leidinggevende kan de aanvrager zelf zijn, maar ook een werknemer. Dit zou kunnen door aan het zesde lid van artikel 2:28 toe te voegen: of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende inlevert die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.
De van de vergunningplicht vrijgestelde openbare inrichtingen worden daartoe door de burgemeester in een aanwijzingsbesluit aangewezen. Tegen het aanwijzingsbesluit staat bezwaar en beroep open.
Op grond van artikel 1:7 van de APV gelden vergunningen voor onbepaalde tijd. Dit geldt ook voor de horeca-exploitatievergunning en de vrijstelling. Indien de gemeente niettemin een tijdsduur wil verbinden aan de vergunning van bijvoorbeeld vijf of tien jaar, dan mag dit slechts op gronden ontleend aan dwingende redenen van algemeen belang.
Op openbare inrichtingen zijn naast de regels van de Drank- en Horecawet nog vele andere regels van toepassing. Onder andere de Wet milieubeheer, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Wet op de kansspelen, Opiumwet, Wet ruimtelijke ordening en Woningwet.
Openbare inrichtingen die op grond van artikel 2:28 vallen onder het door de burgemeester vast te stellen aanwijzingsbesluit vrijstelling exploitatievergunning, beschikken niet meer over een horeca-exploitatievergunning waarin terrasvoorschriften zijn opgenomen. Dit wordt ondervangen door het tweede lid van artikel 2:10 APV. Op grond van dit lid heeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving, de omvang, de vrije doorgang voor verkeer, voetgangers en hulpdiensten, en de sluitingstijden. Overtreding van deze nadere regels levert een overtreding op bij of krachtens de APV. Artikelsgewijze toelichting (nieuw)
In plaats van de term “horecabedrijf”wordt nu de term “openbare inrichting”gebruikt. Dit voor de duidelijkheid. In de Drank- en Horecawet wordt namelijk met het “horecabedrijf” alleen gedoeld op bedrijven waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse, de zogenaamde “natte horeca”. De bepalingen in de APV betreffen juist ook bedrijven waar geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de zogenaamde “droge horeca”: tearooms, lunchrooms en dergelijke, maar ook coffeeshops.
Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.
Een café is geen discotheek! LJN- nr. AO9751, JG 04.0133 m. nt. A.L. Esveld.
Artikel 2:28 tweede en negende lid
Als het bestemmingsplan vestiging van een openbare inrichting (horecabedrijf) ter plaatse niet toelaat, ligt het niet voor de hand om wel een exploitatievergunning of vrijstelling van deze vergunning te verlenen. Er kan immers toch geen gebruik van worden gemaakt wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan is daarom als imperatieve weigeringsgrond opgenomen voor de vergunning. Blijkens jurisprudentie is dit aanvaardbaar omdat een dergelijke bepaling geen zelfstandige planologische regeling bevat. Weliswaar brengt dit mee dat de burgemeester treedt in een beoordeling van het geldende bestemmingsplan, maar dit laat de bevoegdheid van het college bij de toepassing van het geldende bestemmingsplan onverlet. Van een doorkruising van de Woningwet of de Wet op de Ruimtelijke Ordening is geen sprake. Omdat er bij vrijstelling geen vergunning wordt aangevraagd is in het negende lid opgenomen dat een dergelijke openbare inrichting niet onder het aanwijzingsbesluit kan vallen.
Artikel 2:28 derde en elfde lid
Omdat de weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 1:8 voor de horeca te ruim zijn geformuleerd (met name de volksgezondheid is hier niet aan de orde), is bepaald dat het hier om de openbare orde gaat en om het woon- en leefklimaat. Het begrip openbare orde moet wel binnen de kaders van de dienstenrichtlijn worden geïnterpreteerd. Het moet dus gaan om dwingende vereisten van openbaar belang. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Woon – en leefsituatie in de omgeving
De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te duchten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten. Met welke aspecten de burgemeester rekening moet houden, staat omschreven in het vijfde lid.
De weigeringsgrond woon- en leefmilieu valt onder de dwingende vereisten van openbaar belang en mag daarom (bij een horecaondernemer die zich hier vestigt) ook op grond van de Dienstenrichtlijn als weigeringsgrond worden gehanteerd.
In het kader van de Wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur) is het aan te raden dit artikellid op te nemen. Indien toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheden van de Wet BIBOB, zal de gemeente eerste zelf al het mogelijke moeten doen om de integriteit en achtergrond van de vergunningaanvrager te onderzoeken. Een belangrijk hulpmiddel kan daarbij de verklaring omtrent het gedrag zijn.
In een aanwijzingsbesluit van de burgemeester worden de soorten openbare inrichtingen opgenomen die onder de vrijstelling vallen en voldoen aan het in artikel 2:28. en 2:28.1 bepaalde.
Artikel 2:28 achtste en tiende lid
Door het afschaffen van de horeca- exploitatievergunning voor “droge” horecabedrijven vervalt de grondslag om de BIBOB- toets te kunnen uitvoeren. Voor sommige “droge”horecabedrijven is dat echter wel gewenst, denk daarbij aan coffeeshops en (sommige) belwinkels.
Vandaar dat artikel 2:28 zo is opgezet dat voor droge”horecabedrijven die niet zijn uitgezonderd, de horeca-exploitatievergunning wel vereist blijft. Door de horeca-exploitatievergunning voor deze “droge horecabedrijven te handhaven kan voor deze bedrijven de BIBOB- toets gebruikt worden.
Artikel 2:28 tiende lid onder e
De situatie kan zich voordoen dat na het van kracht worden van het aanwijzingsbesluit vrijstelling blijkt dat deze wordt gebruikt voor criminele activiteiten. De burgemeester moet dan de bevoegdheid hebben om dan gelet op de Wet BIBOB de onderneming niet meer onder het aanwijzingsbesluit te laten vallen. Ditzelfde geldt ook indien de exploitatie wordt gewijzigd en strijd met het geldend bestemmingsplan oplevert.
Om dit mogelijk te maken zijn de bepalingen onder e en f opgenomen voor zowel alcoholvrije als alcoholschenkende bedrijven.
Voor het overgrote deel van de “droge” horeca kan de horeca-exploitatievergunning worden afgeschaft. Over het algemeen valt van dergelijke openbare inrichtingen geen overlast te verwachten. Soms is dit echter wel het geval. Om in voorkomende gevallen te kunnen optreden tegen openbare orde verstoringen is opgenomen dat de burgemeester kan besluiten dat de openbare inrichting niet meer valt onder het aanwijzingsbesluit. Bovendien kan hij besluiten dat alsnog een horeca-exploitatievergunning moet worden aangevraagd.
Het betreft openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet (natte horeca).
Indien een ondernemer een bedrijf overneemt op een adres waar eerder overlast heeft plaatsgevonden of op grond van het Activiteitenbesluit een maatregel geldt kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer over een horeca-exploitatievergunning dient te beschikken. Dit geldt ook indien de ondernemers korter dan 5 jaar op een horecavergunning in de gemeente Zandvoort hebben gestaan, welke ter bescherming van de openbare orde/woon- en leefklimaat is ingetrokken. Is dit het geval dan kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer niet onder de vrijstelling valt en over een exploitatievergunning dient te beschikken.
In met name de volgende gevallen doet zich de situatie voor dat een ondernemer niet meer beschikt over een rechtsgeldige horeca-exploitatievergunning:
De horeca-exploitatievergunning is op verzoek van de horeca- ondernemer ingetrokken omdat de ondernemer het horecabedrijf niet meer exploiteert.
De horeca-exploitatievergunning is gewijzigd vanwege een wijziging in de rechtsvorm. Bijvoorbeeld van eenmanszaak naar een besloten vennootschap.
De horeca-exploitatievergunning is door de burgemeester in het kader van het horecasanctiebeleid ingetrokken.
De horeca-exploitatievergunning is in het belang van de openbare orde door de burgemeester bij wijze van proef voor een bepaalde tijd verleend en deze tijd is van rechtswege verlopen/verstreken.
De melding is volledig indien het meldingsformulier volledig is ingevuld, de gevraagde stukken zijn overgelegd en het meldingsformulier is ondertekend. Bovendien dient te zijn voldaan aan het op grond van de nota BIBOB Beleidsregels gestelde. Dit betekent dat bijvoorbeeld dat de BIBOB gemeentelijke vragenlijst volledig moet zijn ingevuld en de gevraagde stukken moeten zijn overgelegd.
De burgemeester beoordeelt of er de door de ondernemer/exploitant begane overtreding schade oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu. Hij weegt tevens de ernst van de begane overtreding mee in zijn beoordeling.
Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholschenkende openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening.
Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.
De burgemeester van Zandvoort;
Artikelen 2:27, 2:28, tweede lid en 2:28.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:28. tweede lid Algemene plaatselijke verordening aan te wijzen:
d) Hotels die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
e) Pensions die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
f) IJssalons die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
g) Tearooms die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
h) Bed & breakfast mits zij een kennisgeving hebben gedaan op grond van artikel 2:36 APV en zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
i) Croissanterieën die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
j) Sport- en dansscholen indien uitsluitend aan leerlingen zowel alcoholvrije als alcoholische dranken worden verstrekt;
k) Sauna’s en zonnecentra, indien uitsluitend zowel alcoholvrije als alcoholische dranken en eetwaren worden verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrale faciliteiten;
l) en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
Dat van vrijstelling zijn uitgezonderd:
d) Openbare inrichtingen die op grond van een of meer van de in paragrafen 7.8.1 en 7.8.2 van de uitvoeringsregels exploitatie horecabedrijf genoemde gevallen een besluit van de burgemeester hebben ontvangen dat zij niet (meer) onder het aanwijzingsbesluit vallen;
e) Horecabedrijven categorie E (bar- dancings /discotheken).
f) Belwinkels die vallen onder definitie van artikel 2:27 APV
g) Massagesalons die vallen onder de definitie van artikel 2:27 APV
Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde openbare inrichtingen alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 18 oktober 2013.
De burgemeester van Zandvoort,
Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.
Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.
Toelichting categorieën horecabedrijven
Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en
dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.
Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.
Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholvrije openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening
Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.
De burgemeester van Zandvoort;
Artikelen 2:27 en 2:28. tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening
Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 25 oktober 2013.
De burgemeester van Zandvoort,
Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.
Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.
Toelichting categorieën horecabedrijven
Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.
Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.