Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar – 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van de ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking’ vastgesteld door de gemeenteraad op 12-09-2013.
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2013 | 29-07-2015 | nieuwe regeling | 12-09-2013 Maasdriehoek, 24-09-2013 | 12-09-2013, nr. 7 |
De raad der gemeente Mook en Middelaar;
Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 03-12-12
Gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 08-01-2013
Gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand,overwegende dat het noodzakelijk is het verrekenen van een boete bij recidive bij verordening te regelen,
vast te stellen de volgende: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 24-01-2013
De raad voornoemd,
Ondertekeningkiezer
De griffier (plv.) De voorzitter,
mr. L.W.A.M. Berben mr. drs. W. Gradisen
Op 1 januari 2013 treedt de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.
De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.
Het doel van een boete en de verrekening daarvan is om een krachtig signaal af te geven aan de betrokkene over de gevolgen van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht. Dat doel kan uitstekend worden bereikt door gedurende één maand de bijstand te verrekenen met de opgelegde boete. Verlenging van die periode leidt naar verwachting niet tot een beter resultaat. Een persoon drie maanden de bijstanduitkering onthouden kan in sommige gevallen tot ernstige financiële problemen leiden.
In de modelverordening van de VNG wordt wel gebruik gemaakt van de periode van drie maanden, maar alleen als wordt vastgesteld dat de betrokkene voldoende middelen bezit om die periode zelf te overbruggen. Dat brengt extra onderzoeksactiviteiten met zich mee omdat het daadwerkelijke bezit moet worden bepaald. De kosten van deze extra onderzoeksactiviteiten kunnen behoorlijk oplopen. Verder is aansluiting gezocht bij de verlaging die thans in de Afstemmingsverordening bij schending van de inlichtingenplicht is opgenomen en dat is een verlaging van 100% gedurende één maand.
De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het is derhalve aan ons college op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast te stellen.
In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek.
Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.
Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB en de Awb niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities ook de verordening moet worden gewijzigd.
De begrippen beslagvrije voet en recidiveboete zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen en deze behoeven geen toelichting
De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.
In dit artikel wordt geregeld dat een recidiveboete gedurende één maand wordt verrekend zonder de beslagvrije voet in aanmerking te nemen. Daarna wordt de recidiveboete verrekend met inachtneming van de beslagvrije voet.
Artikel 3. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 3 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.