Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Persoonsgebonden Budget / Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening – gemeente Mook en Middelaar |
Citeertitel | Verordening persoonsgebonden budget / begeleid werken Wsw gemeente Mook en Middelaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van de ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking’ vastgesteld door de gemeenteraad op 12-09-2013.
Artikel 15 bevat een hardheidsclausule.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2013 | nieuwe regeling | 12-09-2013 Maasdriehoek, 24-09-2013 | 12-09-2013, nr. 7 |
Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten
Het DB kan in een jaar vóór 31 december de hoogte vaststellen van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.
Artikel 3 De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw
Het DB verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die recht heeft op plaatsing of een dienstverband in de zin van de Wsw, een persoonsgebonden budget begeleid werken in de vorm van een subsidie aan de werkgever, een vergoeding voor de begeleiding en eventueel een eenmalige vergoeding voor de noodzakelijke aanpassing van de werkplek waar arbeid wordt verricht, indien de werkgever en de begeleidingsorganisatie aan de volgende voorwaarden voldoen.
De periodieke subsidie aan de werkgever kan niet meer bedragen dan de voor de aanvrager beschikbare rijkssubsidie minus de som van de vastgestelde uitvoeringskosten, de vastgestelde vergoeding voor de begeleidingsorganisatie (incl. BTW) en te verstrekken vergoeding op grond van artikel 8 van deze verordening.
Artikel 4 De hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever
Indien bij toepassing van het vorige lid het DB gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.
Artikel 7 De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
De kosten die een begeleidingsorganisatie maakt in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst. De wijze van bepaling en het vaststellen van nadere voorwaarden worden in een uitvoeringsbesluit door het DB nader vastgesteld.
Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
Het besluit tot verlening van de periodieke subsidie bevat in ieder geval:
Artikel 13 Verrekening met de voorschotten
De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 4 weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever
De werkgever doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het DB van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 28 augustus 2008. De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier
Als algemene toelichting voor deze verordening geldt de inhoud van de paragrafen in het betreffende raadsvoorstel. Gemakshalve is deze hierin nogmaals opgenomen.
Op 1 januari 2008 is de nieuwe Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet moet bevorderen dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd na te denken op welke wijze zij het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, het beste kunnen verwezenlijken. Het wachtlijstbeheer vormt hiervan een onderdeel.
Een tweede veranderingen heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden. In de wet zijn de volgende rechten voor Wsw-geïndiceerden opgenomen:
De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het college of het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling vorm geeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw).
Op grond van artikel 4, lid 3 van de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Werkvoorziening Gennep, Mook en Middelaar (Gr-IWGM) hebben beide deelnemende gemeenten deze bevoegdheid overgedragen aan de Gr-IWGM. Maar aangezien de Gr-IWGM in de praktijk verder geen inrichting kent én de kaders tot nu toe voor het merendeel door de beide gemeenteraden zijn vastgesteld, wordt ook deze verordening aan de beide gemeenteraden voorgelegd ter besluitvorming. Wanneer de nieuwe bestuurlijke structuur gemeenten/Gr-IWGM/Stg. Intos een feit is, zullen ook de beleidskaders voortaan binnen de Gr worden vastgesteld. Hierover straks nog iets meer gezegd.
1. Twee vormen van Begeleid Werken
Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door het werkvoorzieningschap (Gr) of het Sw-bedrijf. Deze wijze van tot stand brengen van Begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.
Intos heeft momenteel op een actief Wsw-bestand van 339 personen (290,07 SE’s) slechts 2 personen (2 SE’s) op een Begeleid Werken – plek.
Naast het begeleid werken dat door het SW-bedrijf tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het Persoonsgebonden Budget (PGB). Tussen beide vormen van begeleid werken bestaan een tweetal verschillen:
Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de Gr moeten aanvragen. Om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld èn de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de Gr/het schap (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een Wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken-advies van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies “begeleid werken” te hebben gekregen. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.
Het verschil tussen begeleid werken dat door het Sw-bedrijf wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in principe uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in beginsel geen verschillen. Dit betekent dat het bestuur van het schap of de gemeenteraad bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kan aansluiten bij de wijze waarop zij in het algemeen het begeleid werken op dit moment organiseert. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stelt.
3. De regeling van begeleid werken met een PGB
Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 van de wet. Het schap c.q. Gr kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking niet weigeren, als:
De door de gemeente aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor de gemeente rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het schap/Gr niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag dat – uit eigen middelen – wel doen (artikel 7, eerste lid, Wsw).
Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Er bestaat geen recht op een bepaald budget. Het DB van de Gr-IWGM heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het DB, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.
Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:
Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).
Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. De Gr kan deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.
Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden verstrekt aan de werkgever, respectievelijk de begeleidingsorganisatie.
De Wsw-geïndiceerde heeft, zoals gezegd, geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het DB van de Gr-IWGM of het College de verantwoordelijkheid voor het efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van Wsw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat de Gr ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in art. 1, lid 3 van de wet.
4. De onderwerpen in de verordening
In artikel 7, tiende lid, Wsw staan de onderwerpen genoemd die het Algemeen Bestuur van de Gr dan wel de gemeenteraad in ieder geval in zijn verordening zal moeten regelen:
de hoogte van de voor het DB rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis (zie hiervoor artikel 2 van de verordening). Hierbij zij opgemerkt dat die vergoeding nú nog niet kan worden vastgesteld om de eenvoudige reden dat de verordening nog niet van kracht is. Pas 6 weken na vaststelling treedt de verordening in werking, waarna het bestuur de vergoeding kan vaststellen;
Naast deze vier verplichte onderwerpen kan de gemeente nog een aantal andere zaken in de verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaat regelen. Het gaat dan om herziening (artikel 5) en beëindiging van de subsidie (artikel 6) en de hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie (artikel 7). Voorts regelt artikel 14 een algemene verplichting voor werkgevers en wordt met artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen voor zeer uitzonderlijke situaties.
Daarnaast kunnen ook procedurele bepalingen in de verordening worden opgenomen die verband houden met het feit dat een PGB moet worden aangevraagd. Het gaat dan om aangelegenheden als gegevens en documenten die bij de aanvraag voor een PGB moeten worden overgelegd, de beslistermijn en de bevoegdheid van het DB om een subsidie te wijzigen (zie de artikelen 5 en artikel 9 t/m 13 van de verordening).
Kortom: het DB zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan verzorgen. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden, zijn de voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening geregeld. De voorliggende verordening biedt de gemeente Mook en Middelaar en Mook en Middelaar c.q. de Gemeenschappelijke regeling voldoende handvatten om het BW en PGB nog nader uit te werken indien gewenst of noodzakelijk.
5. Onderscheid subsidies en vergoedingen
De wet maakt een onderscheid tussen subsidies en vergoedingen. De periodieke betalingen door de Gr aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt en de periodieke betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding. Ook de betalingen in verband met eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek worden in de wet als een vergoeding aangemerkt.
Om vast te stellen of een bepaalde geldverstrekking een subsidie is (die op basis van een beschikking wordt verstrekt) of een commerciële transactie (waarvoor een overeenkomst wordt gesloten) doet de naamgeving van de geldverstrekking niet ter zake. Als tegenover de betaling door de Gr een reële economische tegenprestatie staat (in de vorm van een concrete dienst of concreet product), is er sprake van een commerciële transactie. Staat tegenover de betaling door de Gr geen duidelijke economische tegenprestatie, dan is er sprake van een subsidie. Dit betekent dat de periodieke subsidie aan de werkgever en de vergoeding voor de eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek moeten worden aangemerkt als een subsidie. Dit, ondanks de andere terminologie (vergoeding) die het rijk hier aan geeft in de wet. Tegenover deze betalingen staan immers geen economische tegenprestaties van werkgevers.
De periodieke vergoeding aan een begeleidingsorganisatie moet worden opgevat als een commerciële transactie. De Gr koopt een dienst in bij de begeleidingsorganisatie en betaalt daarvoor in principe de marktprijs.
Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling: het vindt plaats op basis van een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in beginsel van toepassing op de subsidies die de gemeente in het kader van de Wsw, en dus ook het PGB verstrekt. In de verordening kunnen nadere regels worden gesteld over de subsidieverstrekking in het kader van het PGB.
De verstrekking van periodieke vergoedingen aan een begeleidingsorganisatie is privaatrechtelijk van aard. Hierover hoeven in de verordening in beginsel geen regels te worden gesteld. Niettemin kan het om reden van transparantie en explicitering van beleidsuitgangspunten gewenst zijn dit wél te doen.
In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.
Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Het bestuur van de Gr zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:
De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.
Het DB zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee heeft de gemeente eisen gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek.
In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen. Deze voorwaarden zijn in lid 3 van dit artikel opgenomen.
In lid 5 is als voorwaarde opgenomen dat een persoon die met een PGB werkzaam is in het kader van begeleid werken recht kan doen gelden op een eenmalige stimuleringspremie. Deze moet door de werkgever aan de betreffende werknemer worden uitbetaald uit de periodieke subsidie die de werkgever van de gemeente ontvangt. Het DB moet hiertoe wel nog nadere regels vaststellen.
De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde.
Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk wordt hierbij in alle gevallen gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.
Bij verschil van inzicht over de vastgestelde loonwaarde zal een nieuwe opdracht tot onafhankelijke vaststelling van de loonwaarde door het DB worden verstrekt.
De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.
Ook ambtshalve kan het DB, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.
In de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe en op welke wijze (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 4, lid 6 en art. 11) .
De herbeoordeling van de loonwaarde vindt plaats op basis van een loonwaardeonderzoek.
In dit artikel staan de criteria genoemd waarbij de verstrekking van subsidie en vergoedingen wordt beëindigd.
Het percentage genoemd onder lid 1 is:
Dit artikel bevat regels die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het DB aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw).
De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.
Op basis van de aanvraag beslist het DB vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie wordt verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een declaratieformulier in van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.
Het kan hierbij gaan om zowel te betalen als te ontvangen bedragen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.