Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Toelating tot schuldhulpverlening 2012-2013 |
Citeertitel | Beleidsregels Toelating tot schuldhulpverlening 2012-2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht inwerking op 01-07-2012. Artikel 8 bevat een hardheidsclausule.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-01-2013 | 01-07-2012 | nieuwe regeling | 18-12-2012 Blik op Barendrecht, 17-01-2013 | 370053 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de preventie en/of aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;
Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
Alle inwoners van de gemeente Barendrecht van 18 jaar en ouder, met uitzondering van zelfstandig ondernemers, kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.
Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening
Het college verleent aan verzoeker schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. De aanvraag wordt getoetst aan de uitgangspunten zoals neergelegd in het beleidsplan schuldhulpverlening. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan een aanvraag worden geweigerd.
Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:
Toelichting op: Toelating, recidive en het opleggen van verplichtingen inzake schuldhulpverlening
Op 4 oktober 2011 heeft de gemeenteraad het ’Beleidsplan Integrale schuldhulpverlening Barendrecht, Albrandswaard en
Ridderkerk, 2012-2015’ vastgesteld. In dit beleidsplan is de visie van de gemeente Barendrecht neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Onderhavige regeling heeft als doel regels vast te stellen m.b.t. toelating en recidive en het stellen van voorwaarden. Achterliggende gedachte is dat Barendrecht behoefte heeft aan heldere spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden en de gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.
Hierbij speelt mee dat de gemeentelijke schuldhulpverleningspraktijk vanaf het moment dat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking is getreden (1 juli 2012) onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) komt te vallen. Op dat moment is het dus van belang om regels m.b.t. toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp in een juridisch vat te hebben gegoten.
Tevens is vanaf 1 januari 2013 de Wet aanscherpen handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving van kracht. Op grond hiervan worden boetevorderingen uitgesloten van schuldhulpverlening. Onderstaande beleidsregels zijn daarop afgestemd.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van het wetsvoorstel Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
Conform de visie zoals neergelegd in het beleidsplan staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van Barendrecht van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt dus niet gevoerd door de gemeente. Een uitzondering op deze brede toegankelijkheid wordt gevormd door zelfstandig ondernemers. Zij kunnen geen beroep doen op gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit laatste is zo bepaald in het beleidsplan. Wel staat schuldhulpverlening open aan natuurlijke personen die (o.a.) schulden hebben in verband met de liquidatie van een onderneming mits de onderneming is beëindigd.
Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening
In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid, evenals lid 2, recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een onregelbare verzoeker, kan een aanvraag worden geweigerd.
Dit artikel toont de kern van schuldhulpverlening nieuwe stijl: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. In lid 2 van dit artikel worden 4 factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt:
Ten aanzien van het bepaalde in de leden a en b kunnen in de toekomst nadere regels worden gesteld. Tot het moment dat die regels er zijn, zal op basis van het maatwerkprincipe zoals neergelegd in dit artikel in combinatie met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, besluitvorming plaatsvinden.
Onder c wordt aandacht besteed aan houding en gedrag van de klant. Omdat schulden (deels) vaak een gevolg zijn van onderliggende problemen kan schuldhulpverlening alleen succesvol zijn als de klant bereid is iets aan deze onderliggende problematieken te doen. De bereidheid moet blijken uit aantoonbare keuzes, beslissingen en gedragingen, zoals bijvoorbeeld aangemeld zijn voor behandeling van een verslaving.
In het geval er sprake is van niet regelbare schulden, zoals bijvoorbeeld bij niet saneerbare boetes en fraudevorderingen, wordt geen bemiddelingstraject aangeboden.
Artikel 4. Verplichtingen en gevolgen schending daarvan
Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Daarnaast is het nodig dat de hulpvrager zijn medewerking verleent aan andere organisaties die bij een integrale aanpak zijn betrokken, en dient de hulpvrager in te stemmen met uitwisseling van persoonsgegevens tussen deze organisaties, opdat een integrale aanpak succesvol is. Deze verplichtingen dienen zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject nageleefd en gehandhaafd te worden.
Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming. De op te leggen verplichtingen dienen afgestemd te zijn op de integraliteit van de schuldhulpverlening en het preventieve karakter ervan.
Artikel 5. Weigeren - beëindigen - hersteltermijn
Het eerste lid stelt een grens aan de soort vorderingen die in aanmerking komen voor schuldhulpbemiddeling.
Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen. Alvorens dat te doen wordt, conform lid 3, verzoeker eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan verzoeker wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn. Wat redelijk is, hangt onder andere samen met het type verplichting, en wordt afgestemd op de situatie.
Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. In het kader van eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht.
In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast.
Van de 7 gronden zoals benoemd, verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht gelet op de visie zoals neergelegd in het beleidsplan schuldhulpverlening. Daar waar Barendrecht wil staan voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar. Zie in dat licht ook een duidelijk link met artikel 3 lid 2 van deze beleidsregels.
Onder de term ‘ernstig misdragen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. Gemeenten kunnen een verlaging toepassen indien er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en (mogelijke) belemmeringen voor de gemeente bij het vaststellen van het recht op een uitkering. In dit artikel wordt bepaald dat de zeer ernstige misdragingen moeten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van Schuldhulpverlening. Hieronder worden ook begrepen het zich ernstig misdragen jegens een medewerker van een Schuldhulpverleningsorganisatie of vrijwilliger, omdat deze personen werken in opdracht van het college ter uitvoering van de wetten (zie uitspraak van de Rechtbank Rotterdam 26-03-2008, nr 07/1478, UN: BC9884).
Bij het vaststellen dat een traject wordt beëindigd, of geen traject wordt aangeboden, omdat een klant zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Daarnaast zal de vraag moeten worden beantwoord of het starten of voortzetten van de Schuldhulpverlening mogelijk is, en moet aansluiting worden gezocht bij het gemeentelijke Agressieprotocol.
Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen o.a. de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:
Voor het bepalen van verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad. In dit verband is het relevant een onderscheid te maken tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld. Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering). Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratieagressie. Het zal duidelijk zijn dat de mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld in beginsel groter is dan bij frustratiegeweld, maar is geen excuus. Geen van bovengenoemde gedragingen is acceptabel en geeft aanleiding het traject te beëindigen of om geen aanbod voor een traject te doen.
Het beëindigen van een schuldhulpverleningstraject staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college besluit tot het beëindigen van een traject, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richt aangifte kan doen bij de politie.
Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag
Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten / contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld.
Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Dit artikel gaat evenwel niet alleen over eigen verantwoordelijkheid. Dit artikel gaat ook over prioriteitstelling: keuzes tot al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd.
Bij het gebruik van artikel 7 en dus de vraag wanneer welk type hulpverlening wordt geweigerd, is het van belang om de in artikel 7 genoemde begrippen / producten goed te onderscheiden.
Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.
De grote beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke recidivebepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde van artikel 7 indien nodig (ingevolge artikel 8: de hardheidsclausule). Uitgangspunt is en blijft evenwel het bepaalde in artikel 7.
Artikel 8. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.
Inwerkingtreding vindt met terugwerkende kracht plaats vanaf 1-7-2012.