Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

1e Wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regeling1e Wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013
Citeertitel1e Wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, artikel 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-10-201301-07-2015Aanpassing regeling

25-09-2013

Elektronisch Gemeenteblad, 2 oktober 2013, week 40, nr. 66

13RV000051

Tekst van de regeling

Intitulé

1e Wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013

 

 

1e wijziging

Huisvestingsverordening Baarn 2013

Gemeente Baarn

 

Afdeling Beleid

Team 1

September 2013

1e Wijziging Huisvestingsverordening BAARN 2013

De raad van de gemeente Baarn,

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Baarn

Gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet,

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen om tot een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Baarn te komen,

 

Besluit:

 

Vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad in de gemeente Baarn.

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanbodsysteem: het selecteren van een kandidaat uit de ingekomen reacties van woningzoekenden op een in een advertentiemedium ter toewijzing aangeboden woonruimte.

  • 2.

    aanleunwoning: zelfstandige woningen (meestal voor senioren) in of in de nabije omgeving van een zorgunit

  • 3.

    Besluit: het Huisvestingsbesluit.

  • 4.

    economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van

    • -

      iemand die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit één van de regiogemeenten. Dit wordt in ieder geval aangenomen het geval te zijn bij personen die ten minste 18 uur per week werken bij een werkgever in de regio, hetzij in vaste dienst, hetzij met een tijdelijk contract met de vooropgezette bedoeling van de werkgever dit om te zetten in een vast dienstverband, of bij minder dan 18 uren, ten minste een netto-inkomen op bijstandsniveau heeft.

    • -

      iemand als zelfstandig ondernemer in zijn bestaan voorziet en aantoont dat de zetel van zijn bedrijf in de provincie is gevestigd.

Het tijdstip waarop de economische binding ingaat, is het tijdstip waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur – of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat

  • -

    de zetel van het bedrijf of de instelling waar iemand is of zal gaan werken, in één van de regiogemeenten gevestigd is of binnen redelijke termijn gevestigd zal worden, of

  • -

    het dienstverband bij het bedrijf of de instelling binnen redelijke termijn zal ingaan.

    • 5.

      eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Wet bepaalde.

    • 6.

      huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.

    • 7.

      huisvestingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet.

    • 8.

      huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid sub j van de Wet bepaalde.

    • 9.

      huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, derde lid, onder b van de Wet bepaalde.

    • 10.

      ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio feitelijk het hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.

    • 11.

      inkomen: het belastbaar inkomen zoals bedoeld in de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, dan wel de Woningwet die daarvoor in de plaats wordt gesteld.

    • 12.

      inschrijfduur: de periode dat een woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven in het register van woningzoekenden.

    • 13.

      inwoning: het bewonen van een woonruimte welke deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.

    • 14.

      koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.

    • 15.

      koopprijsgrens: de grens genoemd in artikel 15, eerste lid, sub a van de Wet bevordering eigenwoningbezit, welke grens met ingang van 1 januari van elk jaar wordt aangepast overeenkomstig artikel 41, eerste lid van de Wet bevordering eigenwoningbezit.

    • 16.

      maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:

  • -

    personen die ten minste drie jaren onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaren onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied en

  • -

    personen die een dagopleiding volgen gedurende ten minste negentien uur per week aan een in de regio gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs.

    • 17.

      onttrekkingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 30 van de Wet.

    • 18.

      onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

    • 19.

      Provincie Utrecht: omvat alle gemeenten die gelegen zijn in de Provincie Utrecht.

    • 20.

      regio: samenhangend woningmarktgebied, in dit geval de Provincie Utrecht (zie art 1 onder n van de Wet).

    • 21.

      splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet.

    • 22.

      standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wet bepaalde.

    • 23.

      subregio: de gemeente Baarn.

    • 24.

      vergunninghouder: degene aan wie de huisvestingsvergunning is verleend.

    • 25.

      Wet: de Huisvestingswet.

    • 26.

      Woningzoekende: degene die in het register als bedoeld in artikel 2.2.1. van deze verordening is ingeschreven.

    • 27.

      woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

    • 28.

      woonwagen: een woonwagen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f van de Wet bepaalde;

    • 29.

      zelfstandige woonruimte: woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

       

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

 

PARAGRAAF 2.1 WERKINGSGEBIED

 

Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en

  • b.

    zelfstandige woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

     

    PARAGRAAF 2.2 INSCHRIJVING

     

    Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

    • 1.

      Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

    • 2.

      In het register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:

    • -

      de huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 2.4

    • -

      de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in paragraaf 2.6 bezitten.

    Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

    • 1.

      Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en dient te geschieden met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen het overleggen van bescheiden eisen die zij voor de beoordeling van de aanvraag nodig oordelen.

    Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving

    • 1.

      Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop de volgende gegevens worden vermeld:

      • a.

        naam van de aanvrager en het aantal meeverhuizende personen;

      • b.

        adresgegevens;

      • c.

        inkomensgegevens en

      • d.

        inschrijvingsdatum en inschrijfnummer.

    • 2.

      Het bewijs van inschrijving blijft twee jaar geldig mits de leges tijdig zijn voldaan, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders stellen de ingeschreven woningzoekende, schriftelijk of per e-mail, in de gelegenheid om binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn de inschrijving met twee jaar te verlengen.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders beëindigen een inschrijving, indien:

      • a.

        de woningzoekende via het aanbodsysteem voor onbepaalde tijd zelfstandige en op basis van de Huisvestingsverordening passende woonruimte in Baarn heeft betrokken;

      • b.

        de woningzoekende daarom verzoekt;

      • c.

        de woningzoekende niet meer aan de toelatingseisen voldoet;

      • d.

        de woningzoekende de kosten van verlenging niet binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn heeft betaald.

         

    PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING

     

    Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

    • 1.

      Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1, in gebruik te nemen voor bewoning.

    • 2.

      Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

    • 3.

      Na ontvangst van een volledige vergunningaanvraag, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, nemen burgemeester en wethouders binnen acht weken een beslissing.

    • 4.

      Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

    Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

    • 1.

      De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijkt dat er een economische of maatschappelijke binding bestaat dan wel dat men behoort tot een van de in artikel 13c van de wet of de in artikel 6 van het besluit genoemde beschermde groepen of dat een vruchteloze aanbiedingsprocedure volgens artikel 2.3.5 heeft plaatsgevonden.

    • 2.

      Betreft het een huurwoning dan moet voorts worden overlegd:

    • -

      een kopie van het concept-huurcontract of een bereidverklaring van de verhuurder en

    • -

      inkomensgegevens van het huishouden.

    • 3.

      Betreft het een koopwoning, dan moet voorts een afschrift van de koopovereenkomst worden overgelegd.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen het overleggen van andere bescheiden verlangen, die zij voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten.

    • 5.

      Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat de vergunning vervalt indien er binnen zes maanden na de datum van afgifte van de huisvestingsvergunning geen gebruik van is gemaakt;

    • b.

      aan wie de vergunning wordt verleend;

    • c.

      voor welke woning de vergunning wordt verleend;

    • d.

      het aantal personen dat de woning in gebruik neemt.

    Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

    • 1.

      Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    • c.

      er is voor de woonruimte geen gegadigde waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan wordt

    betrokken.

    2 Het in het eerste lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Besluit.

    Artikel 2.3.4 Woningaanbieding

    • 1.

      De woningen die voor verhuur beschikbaar komen, worden aan woningzoekenden aangeboden door middel van één of meer voor woningzoekenden toegankelijke media.

    • 2.

      Criteria ten aanzien van passendheid, zoals vastgesteld in paragraaf 2.5 worden bij deze woningen vermeld.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen woningen bestemd voor specifieke doelgroepen via nader aan te geven criteria aan woningzoekenden aanbieden. Burgemeester en wethouders worden in deze gevallen geadviseerd door de toegelaten instelling en vertegenwoordigers van de bedoelde doelgroepen.

    • 4.

      Het gestelde in lid 1 geldt niet voor woningen die- in overleg tussen de toegelaten instellingen en gemeente- worden bestemd voor bijzondere doelgroepen van beleid. Hierbij kan worden gedacht aan woningen:

      • -

        ten behoeve van asielzoekers/statushouders;

      • -

        die ingrijpend zijn aangepast voor gehandicapten voor wie een indicatie geldt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

      • -

        die bestemd zijn voor noodopvang;

      • -

        die bestemd zijn voor de huisvesting van personen waaromtrent afspraken zijn gemaakt met erkende hulpverleningsinstellingen;

      • -

        die bestemd zijn voor een door de gemeente erkende woongroep.

    • 5.

      De toewijzing aan woningzoekenden wordt verantwoord in hetzelfde medium als vermeld in het eerste lid van dit artikel.

    Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding

    • 1.

      In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning voor het bewonen van een woonruimte altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 3 en 4 weergegeven procedure vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.

    • 2.

      Lid 1 is niet van toepassing wanneer:

    • a.

      een koopwoning is aangeboden tegen een vraagprijs die hoger is dan redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer, of

    • b.

      een huurwoning is aangeboden tegen een huurprijs die hoger is dan wat wettelijk is toegestaan, of voor zover de wet hier geen eisen aan stelt, wat redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer.

    • 3.

      De eigenaar van een ter verkoop aan te bieden woonruimte moet de woning gedurende een termijn van 8 weken, door middel van een advertentie geplaatst op internet en/of ten minste tweemaal in één of meer regionale bladen, te koop hebben aangeboden.

    Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, tweede lid van de Wet bepaalde koopprijs van de woonruimte;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, eerste lid, de voorkeur genieten.

    De in dit lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

    • 4.

      Voor huurwoningen geldt dat deze minimaal 1 maal, gedurende ten minste een week, conform artikel 2.3.4 ter verhuur dienen te zijn aangeboden alvorens een huisvestingsvergunning aan een volgens de criteria niet passend huishouden verstrekt kan worden.

    • 5.

      Voor huurwoningen voor specifieke doelgroepen zoals genoemd in artikel 2.3.4 lid 3 geldt dat deze minimaal 1 maal en maximaal 3 maal ter verhuur dienen te zijn aangeboden alvorens de woning op basis van andere criteria wordt aangeboden.

    Artikel 2.3.6 Intrekking

    Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

    • a.

      de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

    • b.

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

       

    PARAGRAAF 2.4 TOELATINGSEISEN

     

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin van de wet.

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c van de wet;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het huisvestingsbesluit.

Artikel 2.4.3 Verblijfsstatus

Ten minste één van de volwassen leden van het huishouden moet òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

 

PARAGRAAF 2.5 PASSENDHEID

 

Artikel 2.5.1 Inkomenseis

  • 1.

    De huisvestingsvergunning voor huurwoningen tot de huurprijsgrens wordt slechts verleend indien het inkomen van het huishouden niet hoger is dan de jaarlijks door de Rijksoverheid – op basis van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, dan wel de Woningwet – vast te stellen inkomensgrens.

  • 2.

    Zolang ten minste negentig procent van alle woningen van een toegelaten instelling, zoals bedoeld in de Woningwet, volgens de vereisten van lid 1 worden toegewezen, kan van de vereisten in lid 1 kan worden afgeweken indien:

    • a.

      er sprake is van woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, of

    • b.

      er voor een woning vooraf een uitzondering is gemaakt en deze uitzondering bij de aanbieding van de woning zoals bedoeld in artikel 2.3.4 kenbaar is gemaakt.

  • 3.

    Woningen in eigendom bij een verhuurder, anders dan een toegelaten instelling, kunnen worden uitgezonderd van de bepalingen in lid 1, voor zover deze uitzondering bij de aanbieding van de woning zoals bedoeld in artikel 2.3.4 kenbaar is gemaakt.

  • 4.

    Een uitzondering zoals bedoeld in lid 2, sub b en lid 3 wordt alleen gemaakt wanneer zowel burgemeester en wethouders als de verhuurder van de betreffende woning daarmee instemmen.

  • 5.

    In afwijking van lid 1 t/m 4 geldt geen inkomensgrens voor personen die woonruimte betrekken op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1 van het Zorgindicatiebesluit voor:

    • a.

      persoonlijke verzorging als bedoeld in artikel 4 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verpleging als bedoeld in artikel 5 van dat besluit of begeleiding als bedoeld in artikel 6 van dat besluit, telkens met de leveringsvoorwaarde 'volgens afspraak en direct oproepbaar', 'voortdurend in de nabijheid' of '24 uur per dag aanwezig';

    • b.

      verblijf als bedoeld in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ of

    • c.

      ADL-assistentie als bedoeld in artikel 34 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

Woonruimten die volgens lid 5 worden toegewezen tellen niet mee voor de bepaling van de negentig procent zoals bedoeld in lid 2.

 

Artikel 2.5.2 Bezettings- en leeftijdsnormen

  • 1.

    De grootte en de aard van de woonruimte moet passen bij de omvang en de leeftijd van de leden van het huishouden.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid hanteren burgemeester en wethouders de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij toegestane aantal slaapkamers van de woonruimte:

Omvang huishouden

Minimum aantal slaapkamers

Maximum aantal slaapkamers

1 persoon

-

2

2 personen

-

3

3 personen of meer

2

Geen maximum

Een slaapkamer wordt beschouwd als slaapkamer wanneer deze een oppervlakte heeft van 5m2 of meer

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in aanvulling op de in lid 2 weergegeven tabel bepalen dat bij een daartoe aangewezen woning een huishouden met één of meer minderjarige kinderen voorrang krijgt op andere woningzoekenden.

  • 4.

    Lid 3 is uitsluitend van toepassing wanneer de toepassing en invulling hiervan kenbaar is gemaakt bij de aanbieding van de woning zoals bedoeld in artikel 2.3.4.

Artikel 2.5.3 Bepaling volgorde toewijzing van huurwoningen

  • 1.

    Bij toewijzing van een huurwoning wordt een rangorde gehanteerd.

  • 2.

    De rangordebepaling is als volgt:

    • a.

      woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1;

    • b.

      in aanvulling op sub a hebben woningzoekenden met een volkshuisvestelijke urgentieverklaring voorrang op andere woningzoekenden met een urgentieverklaring;

    • c.

      in de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een urgentieverklaring hebben gereageerd vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de datum van afgifte van de urgentieverklaring. In geval waarin meerdere woningzoekenden een urgentieverklaring hebben met een gelijke datum van afgifte, vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de inschrijfduur.

    • d.

      In alle overige gevallen gaat de woningzoekende met de langste inschrijfduur voor.

3 a. In afwijking van het gestelde in lid 2 geldt dat indien de woning wordt aangeboden met de tekst “voorrang voor” een specifieke doelgroep, woningzoekenden uit deze doelgroep voorgaan.

b.In aanvulling op sub a hebben binnen deze specifieke doelgroep woningzoekenden met een urgentieverklaring voorrang en vervolgens woningzoekenden met de langste inschrijfduur.

4 Bij toewijzing van nieuwbouw huurwoningen kunnen burgemeester en wethouders, vooraf, - na overleg met de eigenaar/ontwikkelaar - aanvullende prioriteitsvoorwaarden stellen.

5 In afwijking van het tweede lid kan er bij de aanbieding van woningen in flats/gestapelde bouw en serviceflats voor senioren worden afgeweken van het volgordecriterium, indien zich een huishouden meldt dat op dat moment in hetzelfde complex een woning huurt.

Artikel 2.5.4 Bepaling volgorde toewijzing van nieuwbouw koopwoningen

Bij de toewijzing van nieuwbouw koopwoningen – waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is - kunnen burgemeester en wethouders, vooraf, - na overleg met de eigenaar/ontwikkelaar - prioriteitsvoorwaarden stellen.

 

PARAGRAAF 2.6 URGENTIE

 

Artikel 2.6.1 Urgentieverklaring

  • 1.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken, mits er sprake is van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat - in afwijking van de reguliere wachttijd - een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is.

  • 2.

    Een door burgemeester en wethouders verstrekte urgentieverklaring geldt alleen in de gemeente Baarn.

  • 3.

    De urgentieverklaring op grond van sociale of medische gronden is zes maanden geldig. Een urgentie op basis van sociale of medische gronden kan niet worden verlengd.

  • 4.

    De urgentieverklaring op grond van volkshuisvestelijke gronden is achttien maanden geldig. Een urgentie op basis van volkshuisvestelijke gronden kan niet worden verlengd.

Artikel 2.6.2 Urgent woningzoekenden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een in het register ingeschreven woningzoekende, die voldoet aan een van de in het derde lid genoemde indicatiegronden, urgent verklaren, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

    • a.

      de woningzoekende is ingezetene van de subregio;

    • b.

      de woningzoekende beschikt(e) over zelfstandige woonruimte in de subregio;

    • c.

      er is sprake van een bijzondere persoonlijke noodsituatie;

    • d.

      de noodsituatie is ontstaan buiten eigen schuld en was door de woningzoekende niet te voorzien;

    • e.

      de woningzoekende kan aantonen eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht;

    • f.

      een verhuizing binnen zes maanden is noodzakelijk, en

    • g.

      de woningzoekende is niet in staat om zelf binnen zes maanden voor passende huisvesting te zorgen via het aanbodsysteem als bedoeld in artikel 2.3.4 of op andere wijze.

  • 2.

    De in het vorige lid gestelde voorwaarden onder e tot en met g zijn niet van toepassing voor urgentie op grond van een volkshuisvestelijke indicatie.

  • 3.

    Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie:

  • A.

    Sociale indicatie

Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van de subregio die in verband met sociale problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige in de subregio gelegen woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend:

a.Echtscheiding

  • 1.

    er een rechterlijke (eind-)beschikking en/of voorlopige voorziening is waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden;

  • 2.

    uit het huwelijk één of meer kinderen voortkomen, die minderjarig zijn en de ouder die de urgentieverklaring aanvraagt (mede) ouderlijk gezag uitoefent over het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen en het kind/de kinderen bij deze ouder het hoofdverblijf heeft/hebben;

  • 3.

    deze ouder, het recht dan wel de mogelijkheid ontbeert om in de echtelijke woning te blijven wonen;

  • 4.

    er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimte probleem op te lossen;

  • 5.

    het verzoek voor een urgentieverklaring binnen drie maanden na de gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.

Voor gevallen van “samenleving” worden de vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast. In deze situatie dient in plaats van een beschikking of voorlopige voorziening een convenant beëindiging samenleving te worden opgesteld door de notaris. Dit convenant moet zijn ondertekend door de notaris en beide ex-partners.

b. Financiële problemen in relatie tot het wonen in de gemeente Baarn

Door vermindering van inkomen is aanvrager niet (meer) in staat zijn huidige huur- of koopwoning in de gemeente Baarn te betalen. Aanvrager is aangewezen op schuldhulpverlening, of dreigt daarop aangewezen te raken indien er niet kan worden bezuinigd op de woonlasten. Aanvrager dient dit aan te tonen door inzicht te geven in zijn financiële situatie. Er moet een redelijke kans zijn dat door het toekennen van urgentie een goedkopere woonruimte kan worden gevonden.

c.Misdrijven in relatie tot wonen in de gemeente Baarn

Door misdrijven die in relatie staan tot wonen in de gemeente Baarn, zoals bedreiging of erger door ex-partner of buurtbewoners. De aanvrager heeft van het misdrijf melding en/of aangifte gedaan bij de politie en kan dit aantonen met kopieën van de aangifte, of een verklaring van de politie.

d.Verlaten inrichting

Woningzoekenden die na een opname weer een nieuwe start willen maken en die in verband met de opname in het verleden een zelfstandige woonruimte in de gemeente Baarn hebben vrijgemaakt. De aanvrager dient zelf aan te tonen dat hij/zij opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis, gevangenis of alcohol- en drugsverslavingskliniek.

e.Overlijden

Indien na het overlijden kinderen in de zelfstandige woonruimte achterblijven en hierdoor een niet passende situatie in de zin van paragraaf 2.5 ontstaat.

  • B.

    Medische indicatie

    • -

      Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.

    • -

      Van een medische indicatie is sprake indien aanvrager op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning een besluit heeft voor primaat verhuizing en ten gevolge daarvan een verhuisurgentie heeft.

  • C.

    Volkshuisvestelijke indicatie

Huurders en eigenaar-bewoners van woningen in de gemeente Baarn die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie.

Burgemeester en wethouders kunnen bij verlening van de urgentie bepalen dat de betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Bewoners aan wie geen passend aanbod als bedoeld in paragraaf 2.5 kan worden geboden in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwde complex, krijgen een urgentieverklaring.

Artikel 2.6.3 Aanvraag en opvolging van een urgentieverklaring

  • 1.

    De woningzoekende die meent voor een sociale of medische indicatie voor urgentie in aanmerking te komen, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders. De aanvraag dient in ieder geval een motivering te bevatten, waarin wordt vermeld:

    • -

      de aard van de persoonlijke problematiek;

    • -

      de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en

    • -

      de argumentatie op grond waarvan de verhuizing binnen zes maanden absoluut noodzakelijk is.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentie aanvullende bewijsstukken vragen.

  • 3.

    Bij een aanvraag om toekenning van een medische indicatie voor urgentie winnen burgemeester en wethouders advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur.

  • 4.

    Bij een aanvraag om toekenning van een sociale indicatie voor urgentie kunnen burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door hen aan te wijzen instantie.

  • 5.

    Een aanvraag kan voor één indicatiegrond worden ingediend. Een aanvraag om toekenning van een indicatie voor urgentie waarover in het verleden reeds is beslist, wordt alleen dan in behandeling genomen indien er sprake is van gewijzigde feiten en omstandigheden.

  • 6.

    De aanvraag voor een volkshuisvestelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend schriftelijk door de eigenaar van een woning bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

  • 7.

    De urgentieverklaring op sociale en medische gronden houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende urgent is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3 voorrang zullen verlenen aan de woningzoekende;

    • b.

      de mededeling dat de urgente woningzoekende dient te reageren op woonruimte die ingevolge paragraaf 2.5 passend is;

    • c.

      de mededeling dat de urgentieverklaring geldig is tot en met zes maanden na de dag van afgifte;

    • d.

      de mededeling dat indien aanvrager binnen twee maanden na afloop van de geldigheidsduur van de urgentieverklaring kan aantonen dat gedurende de geldigheidsduur van de urgentieverklaring geen passende woonruimte voor hem beschikbaar is gekomen, door burgemeester en wethouders eenmalig een passend aanbod wordt gedaan.

      8.De urgentieverklaring op volkshuisvestelijke gronden houdt het volgende in:

  • a.

    de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende urgent is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3. voorrang zullen verlenen aan de woningzoekende;

  • b.

    de mededeling dat de urgente woningzoekende dient te reageren op woonruimte die ingevolge paragraaf 2.5 passend is;

  • c.

    de mededeling of de urgentieverlening beperkt is tot een bepaald soort woonruimte en zo ja welke;

  • d.

    de mededeling dat indien aanvrager twee maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de urgentieverklaring geen passende woonruimte in gebruik heeft genomen, eenmalig een passend aanbod wordt gedaan;

  • e.

    in afwijking van lid 8, sub b worden de eisen van passendheid, zoals bedoeld in paragraaf 2.5, buiten werking gesteld indien het huishouden met een volkshuisvestelijke urgentie daardoor een woning zou moeten accepteren van een ander type of met minder slaapkamers dan zijn huidige woonruimte.

    9.De toewijzing of afwijzing van een verzoek om urgentie wordt binnen 8 weken schriftelijk medegedeeld.

Artikel 2.6.4 Wijziging en intrekking

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte urgentieverklaring is vervallen. Toepassing van dit lid heeft geen invloed op de termijn waarbinnen de urgentie verloopt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring wijzigen c.q. intrekken, indien:

  • a.

    niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;

  • b.

    de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    de urgente eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte zoals genoemd in paragraaf 2.5 heeft geweigerd.

    • 3.

      Indien de termijn waarvoor urgentie verleend is, is verstreken, gerekend vanaf de datum waarop de urgentie is verleend, en er geen gebruik is gemaakt van het passende aanbod dat door burgemeester en wethouders aan betrokkene is gedaan, vervalt de urgentie van rechtswege.

    • 4.

      Na het intrekken of vervallen van een urgentieverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.

       

PARAGRAAF 2.7AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN

 

Artikel 2.7.1 Standplaatsen voor een woonwagen

In afwijking van het bepaalde in paragrafen 2.1 tot en met 2.6 zijn voor de aanbieding en toewijzing van standplaatsen voor woonwagens de regels van kracht zoals weergegeven in artikel 2.7.2 tot en met 2.7.8.

Artikel 2.7.2 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente Baarn gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen van woonwagens.

Artikel 2.7.3 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats in gebruik te nemen of bezet te houden.

Artikel 2.7.4 Voorwaarden voor vergunningverlening

Om voor een huisvestingsvergunning in aanmerking te kunnen komen moet de standplaatszoekende voldoen aan de criteria zoals benoemd in artikel 2.3.3, lid 1, sub a, b en c.

Artikel 2.7.5 Wachtlijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een wachtlijst voor standplaatszoekenden.

  • 2.

    Kandidaten kunnen zich laten inschrijven op de wachtlijst indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.7.4.

  • 3.

    De wachtlijst vermeldt de namen van de kandidaten in volgorde van inschrijving, in geval van standplaatszoekenden gespecificeerd per woonwagencentrum.

Artikel 2.7.6 Vervallen van inschrijving

De inschrijving als gegadigde voor een standplaats vervalt indien:

  • 1.

    De ingeschrevene de beschikking heeft gekregen over passende andere woonruimte - zoals een andere standplaats, een woning - in de gemeente Baarn of één van de andere gemeenten in de regio.

  • 2.

    De standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet.

  • 3.

    De standplaatszoekende daarom verzoekt.

Artikel 2.7.7 Toewijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen alleen maar een standplaats toe aan een standplaatszoekende die ingeschreven staat op de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.7.5.

  • 2.

    De standplaats wordt toegewezen aan een aanvrager wiens naam bovenaan de lijst staat.

Artikel 2.7.8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

De aanvraag van een huisvestingsvergunning voor een standplaats dient conform het in artikel 2.3.2 van deze verordening bepaalde te geschieden.

 

PARAGRAAF 2.8 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN

 

Artikel 2.8.1 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten een aanvulling vormen op het geheel of delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

Artikel 2.8.2 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 te mandateren of machtiging te verlenen aan een door hen aan te wijzen functionaris, en/of aan de eigenaren of groep van eigenaren van woonruimte.

Artikel 2.8.3 Lokaal maatwerk

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met besturen van woningcorporaties overeenkomen lokaal maatwerk toe te passen bij de toewijzing van woonruimte.

  • 2.

    Wanneer lid 1 wordt toegepast stellen burgemeester en wethouders beleidsregels op die de invulling van het lokaal maatwerk regelen, binnen de kaders rekening houdend met de Beleidsregels Huisvestingswet provincie Utrecht 2004, en de Beleidsregels bindingseisen woningmarkt provincie Utrecht.

Artikel 2.8.4 Uitzonderingen op het niveau van een woningcomplex of type woning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels opstellen die uitzonderingen van de in dit hoofdstuk vastgelegde regels op het niveau van een woningcomplex of type woning mogelijk maken.

  • 2.

    Bij het opstellen van beleidsregels over een woningcomplex treden burgemeester en wethouders in overleg met de verhuurder van de betreffende woningen.

     

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

 

PARAGRAAF 3.1 ONTTREKKING VAN WOONRUIMTE

 

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten, met uitzondering van woonruimte in een woon-zorgcomplex.

Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1,

    • a.

      aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor de bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

    • b.

      samen te voegen met een andere woonruimte;

    • c.

      van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2.

    Na ontvangst van een volledige vergunningaanvraag, zoals bedoeld in artikel 3.1.3, nemen burgemeester en wethouders binnen acht weken een beslissing.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

  • a.

    naam en adres van de eigenaar of diens gemachtigde;

  • b.

    gegevens over de huidige situatie:

  • -

    adres van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • -

    huur- of koopprijs;

  • -

    woonoppervlak/verblijfsoppervlak;

  • -

    aantal kamers en

  • -

    huidig gebruik.

  • c.

    gegevens over de beoogde situatie:

  • -

    bestemming/ toekomstig gebruik;

  • -

    bouwtekening;

  • -

    compensatievoorstel;

  • -

    woonoppervlak/verblijfsoppervlak;

  • -

    verwachte huur- of koopprijs;

  • -

    naam van de toekomstige bewoner(s); en

  • -

    omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners.

    2.Op of bij de vergunning vermelden burgemeester en wethouders ten minste de volgende informatie:

  • a.

    de mededeling dat binnen één jaar van de vergunning gebruik gemaakt moet worden;

  • b.

    de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

  • c.

    het aantal wooneenheden en bewoners waarvoor vergunning is verleend;

  • d.

    de opgelegde compensatie.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Een onttrekkingsvergunning wordt verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad naar het oordeel van burgemeester en wethouders groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.

  • 2.

    De onttrekkingsvergunning kan alleen worden verleend indien de onttrekking mogelijk is binnen het vigerende bestemmingsplan.

Artikel 3.1.5 Compensatie

  • 1.

    Compensatie voor het onttrekken van woonruimte dient te worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte.

  • 2.

    Indien en voor zover de compensatie als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd. Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage wordt een tarief berekend van 10% van de waarde van de woning of het gedeelte van de woning die aan de woningvoorraad wordt onttrokken. Deze waarde is gebaseerd op de meeste recente beschikking ingevolge de Wet Waardering Onroerende Zaken die voor het betreffende pand van toepassing is.

  • 3.

    Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd, kan uitsluitend in het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

Artikel 3.1.6 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

     

PARAGRAAF 3.2 SPLITSING

 

Artikel 3.2.1. Werkingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen.

Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Na ontvangst van een volledige vergunningaanvraag, zoals bedoeld in artikel 3.2.3, nemen burgemeester en wethouders binnen acht weken een beslissing.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

  • a.

    een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten, en

  • b.

    een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw door een ter zake kundige onafhankelijke persoon of instantie, bijvoorbeeld in de vorm van een bouwkundig rapport of een taxatierapport,

  • c.

    indien burgemeester en wethouders dat nodig achten, kan overlegging van andere stukken verzocht worden.

    2.Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in elk geval de volgende informatie:

  • a.

    de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruikt gemaakt moet worden;

  • b.

    de gebouwde onroerende zaak waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning slechts weigeren, indien naar hun oordeel:

  • a.

    splitsing leidt tot een eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad;

  • b.

    splitsing leidt tot een frustrering van kenbaar gemaakt stadsvernieuwingsbeleid;

  • c.

    splitsing leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van het betreffende pand.

    2.Burgemeester en wethouders zijn slechts bevoegd voorwaarden en voorschriften aan de

vergunningsverlening te verbinden, voor zover deze zien op het veilig stellen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad, het voorkomen van belemmeringen voor beoogde stadsvernieuwing, dan wel het beschermen van de indeling of veilig stellen van de staat van onderhoud van het pand.

3.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning

aan te houden, indien van de vergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na ontheffing van een bestemmingsplan, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

4. Lid 1, 2 en 3 van dit artikel worden toegepast binnen de voorwaarden zoals gesteld in artikel 12, 13 en 14 van het besluit.

Artikel 3.2.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 3.2.6 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk 3 te mandateren of machtiging te verlenen aan een door hen aan te wijzen functionaris.

 

HOOFDSTUK 4 VEDERE BEPALINGEN

 

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Bij hun oordeel zullen zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 4.2 Strafbepalingen

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1 of 2.7.3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

  • 2.

    Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 en 78 van de Wet.

Artikel 4.4 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

 

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    Aanvragen van huisvestingsvergunningen, onttrekkingsvergunningen, splitsingsvergunningen, urgentieverklaringen en verzoeken tot inschrijving als woningzoekende of standplaatszoekende die zijn ingediend voor het in werking treden van de verordening en waarop ten tijde van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist worden behandeld op grond van de in deze verordening vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2.

    Bij de behandeling van bezwaar- en beroepschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarop ten tijde van het inwerkingtreden van deze verordening nog niet is beslist, gericht tegen enige beschikking die is genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vindt het bepaalde in het eerste lid van dit artikel overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de 1e wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    De 1e wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013 treedt in werking 1 dag na bekendmaking.

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Huisvestingsverordening Baarn 2013 ingetrokken.

  • 3.

    De intrekking van de Huisvestingsverordening Baarn 2013 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen – hoe ook genaamd – dan wel krachtens die verordening geldende beleidsregels en beperkingen – hoe ook genaamd.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 september 2013

de griffier, de voorzitter,

 

Toelichting op de 1e wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013

 

Hieronder worden – waar nodig – artikelen uit de huisvestingsverordening nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

Lid 3: De huisvestingsvergunning valt niet onder de werking van de Dienstenrichtlijn. Op grond van artikel 2, tweede lid, sub j, van de Dienstenrichtlijn zijn sociale diensten betreffende sociale huisvesting expliciet van de werking van de Dienstenrichtlijn uitgesloten. De huisvestingsvergunning wordt verleend in het kader van een sociale dienst omdat zij wordt verleend met het oog op de sociale huisvesting. Onder sociale huisvesting wordt verstaan: de huisvesting voor achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen.

Voor de duidelijkheid kiezen wij er voor aan te geven dat de lex silencio positivo niet van toepassing is. Goedkope woningen zijn schaars in de gemeente Baarn. De vraag is groter dan het aanbod. De huisvestingsvergunning is bedoeld om een eerlijke verdeling goedkope woonruimte te realiseren. Een lex silencio positivo is niet wenselijk.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

Lid 5: Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij de kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijke rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingvergunning verschaft kan worden.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

Lid 1: De in artikel 13c van de Wet genoemde beschermde groepen zijn woningzoekenden:

  • -

    waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen;

  • -

    die als remigrant wensen terug te keren naar Nederland of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken;

  • -

    aan wie op grond van een asielverzoek een van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, indien zij na die verlening voor de eerste maal woonruimte zoeken;

  • -

    die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven, of

  • -

    die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.

De in artikel 6 van het Besluit genoemde groepen zijn:

  • -

    personen die een huisvestingsvergunning aanvragen ten behoeve van woningruil.

  • -

    personeel van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.

Lid 2: Op basis van artikel 9 van het besluit is er geen voorrang voor urgenten:

  • -

    wanneer er sprake is van medehuurderschap (op basis van artikel 266 en 267 van het Burgerlijk Wetboek).

  • -

    in geval van woningruil.

  • -

    wanneer de vergunning wordt aangevraagd door personeel van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.

Artikel 2.3.4 Woningaanbieding

Onder specifieke doelgroepen worden doelgroepen met specifieke kenmerken en een specifieke woningbehoefte bedoeld, zoals bijvoorbeeld jongeren (t/m 30 jaar) en senioren (vanaf 65 jaar). Er zijn twee soorten labeling:

  • -

    een labeling voor een exclusieve doelgroep (bijvoorbeeld jongeren en senioren vanaf 65 jaar). Dit betekent dat alleen woningzoekenden uit deze doelgroep in aanmerking komen voor de woning.

  • -

    het geven van voorrang (bijvoorbeeld woningen die via de lokaal maatwerkregeling worden aangeboden). Dit betekent dat een ieder kan reageren op de woning, maar dat een kandidaat uit de “labelingsdoelgroep” voorgaat wanneer die zich meldt.

Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding

Lid 5: Indien de woning voor een specifieke doelgroep na maximaal 3 keer adverteren geen kandidaat heeft opgeleverd kan de woning op basis van andere criteria worden aangeboden. Bijvoorbeeld, indien er voor een seniorenwoning geen 65-plusser heeft gereageerd kan de woning worden aangeboden met een aangepaste leeftijdsgrens van 55-plus.

Artikel 2.3.6 Intrekking

De tekst van dit artikel is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.

 

Paragraaf 2.5 Passendheid

Artikel 2.5.1 Inkomenseis

Lid 1: De gestelde inkomenseis komt voort uit wetgeving die aan toegelaten instellingen (woningcorporaties) worden gesteld. Zij zijn verplicht om jaarlijks aan te tonen dat zij maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen hebben verhuurd aan huishoudens met een belastbaar inkomen hoger dan een jaarlijks vast te stellen inkomensgrens (op 1 januari 2013 was deze € 34.229). Deze inkomensgrens komt voort uit de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Na vaststelling van wijzigingen in de Woningwet in de Eerste Kamer zal de inkomensgrens worden vastgesteld op basis van de Woningwet.

Lid 2: Bij het invullen van de 10% ruimte om woningen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens uit lid 1, wordt voorrang gegeven aan urgent woningzoekenden.

Lid 3: De verplichting om maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen aan huishoudens met een hoger inkomen toe te wijzen geldt alleen voor toegelaten instellingen (woningcorporaties). Daarom kan bij andere verhuurders onbeperkt worden afgeweken van de inkomensgrens.

 

Paragraaf 2.6Urgentie

Artikel 2.6.2 Urgent woningzoekenden

Lid 1: Naast de urgente behoefte waarvan sprake moet zijn, dient de woningzoekende aannemelijk te maken zelf niet in staat te zijn, gezien het probleem, andere woonruimte vinden. Van betrokkene wordt verwacht eerst zelf naar een oplossing van het probleem gezocht te hebben alvorens een urgentie aan te vragen. Hierbij moet bijvoorbeeld worden onderzocht of betrokkene heeft gereageerd op woningen die via het aanbodsysteem worden aangeboden en of betrokkene zich heeft georiënteerd op de huur- of koopwoningenmarkt op de particuliere markt.

Lid 3, sub B:

Van medische urgentie is sprake wanneer het fysiek onmogelijk wordt in de huidige woning te blijven wonen. Er kan ook sprake zijn van medische urgentie als gevolg van de psychische gesteldheid van een woningzoekende. Een aanvraag wordt beoordeeld door een onafhankelijk medisch deskundige.

Artikel 2.6.3 Aanvraag en opvolging van een urgentieverklaring

Lid 9: Uitgangspunt is dat de passenheidseisen zoals beschreven in paragraaf 2.5 voor iedereen gelden. In het geval van volkshuisvestelijke urgentie is dit echter niet in alle gevallen redelijk. Voorkomen moet worden dat huishoudens onevenredig benadeeld worden wanneer hun huidige woning op initiatief van de gemeenten en/of de eigenaar van de woning in het algemeen belang wordt gesloopt of ingrijpend verbeterd. Daarom is in dit lid aangegeven dat huishoudens ten minste voor een met hun huidige woonruimte vergelijkbare woonruimte in aanmerking moeten kunnen komen. Hierbij wordt rekening gehouden met type (appartement of eengezinswoning) en het aantal slaapkamers van de huidige woonruimte. Huishoudens van wie de huidige woonruimte bijvoorbeeld een eengezinswoning met drie slaapkamers is, kunnen dus reageren woonruimte met dezelfde kenmerken. Ook wanneer zij volgens de passenheidseisen uit paragraaf 2.4 hiervoor niet in aanmerking komen.

Hoofdstuk 3 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad

Om te voorkomen dat ongecontroleerd woonruimte met andere woonruimte wordt samengevoegd, wordt onttrokken aan de woonfunctie, wordt omgezet in onzelfstandige eenheden of wordt gesplitst is dit hoofdstuk in de verordening opgenomen.

 

Hoofdstuk 4 verdere bepalingen

Artikel 4.3 Handhaving

Lid 2: de tekst van artikel 75 van de wet luidt:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door het gemeentebestuur aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Lid 3: de tekst van artikel 77 luidt:

De toezichthouder is bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.