Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening parkeerbelasting 2013 |
Citeertitel | 1e wijziging verordening parkeerbelasting 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 225 van de Gemeentewet en de parkeerverordening 2000, laatselijk gewijzigd in 2002
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-09-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 04-07-2013 InforMeer 17-07-2013 | 2013.0050187 |
Voor de toepassing van deze verordening en de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt verstaan onder:
a.parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een
voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het
onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ wordt een belasting geheven ter zake van het
parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
3.De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting bedoeld in artikel 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werkingstellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
De belasting bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. In dat laatste geval is de belasting achteraf verschuldigd.
3.Ingeval de belasting als bedoeld in artikel 2 is voldaan door middel van betaling voor
een parkeerkaart met een geldigheidsduur van twee of meer aansluitende perioden van zeven aaneensluitende dagen, wordt op verzoek ontheffing verleend over het aantal volle perioden van zeven aaneensluitende dagen dat resteert na de datum van ontvangst van het verzoek en de parkeerkaart waar het betrekking op heeft.
De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven ter zake van het parkeren door
de houder van een motorvoertuig dan wel een gehandicaptenvoertuig:
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.