Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-1994 | nieuwe regeling | 18-03-1994 gemeenteblad nr 51 1994 | - |
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsverband, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II. Belang, taken en bevoegdheden.
De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen in het belang van het verkrijgen van eenheid van beleid tussen de deelnemende gemeenten, respectievelijk gemeenschappelijkheid van beleid tussen het samenwerkingsverband en het rijk, alsmede in het belang van het verkrijgen van eenheid van uitvoering ten aanzien van de taken van de gemeenten en het rijk die betrekking hebben op het bevorderen van een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer van, naar en binnen de havens in het Noordzeekanaalgebied en van en naar de achterliggende vaarwegen.
Art. 5. Taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband.
Het nautisch beheer, inclusief de rijkstaken, omvat:
het nemen van maatregelen op het gebied van de verkeersgeleiding die, in samenwerking met de loodsdienst, de vaarwegmarkeringsdienst, de rijks-politie te water, de kustwacht, de regionale havenautoriteiten en het havenbedrijfsleven, de veilige, vlotte en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer bevorderen;
Art. 6. Uitvoering van de taken door het havenbedrijf.
De nautische beheertaken, inclusief de rijkstaken, vastgelegd in art. 5, lid 1, onder a tot en met c, van de regeling worden, conform het door de minister en de hoofdingenieur-directeur in de directie Noord-Holland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat verleende (sub)mandaat uitgevoerd door het havenbedrijf.
In het havenbedrijf zal ten behoeve van het uitvoeren van de in lid 1 bedoelde taken een operationele eenheid, de nautische sector, worden gevormd, die zal worden samengesteld door het integreren van de havendienst van de gemeente Amsterdam met de in de regio Midden-Kennemerland per 1 juni 1993 samengevoegde verkeers- en sluisdienst van het rijk.
Hoofdstuk V. Het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier andere leden. Drie leden worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen en een lid wordt door dat bestuur aangewezen op een gezamenlijke voordracht van Hoogovens Groep BV en Zeehaven IJmuiden NV. In het dagelijks bestuur zijn alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd.
Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van langdurige afwezig-heid, tijdelijk worden vervangen door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid dan wel op gezamenlijke voordracht van Hoogovens Groep BV en Zeehaven IJmuiden NV, als dit de vervanging betreft van het lid dat Hoogovens Groep BV en Zeehaven IJmuiden NV vertegenwoordigt.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
Ingeval tussentijds de functie van voorzitter beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzitter aan. Gaat het openvallen van de functie van voorzitter gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuwe voorzitter uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsverband is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.
Hoofdstuk IX. Financiële bepalingen.
Art. 23. Begroting en financiéle organisatie van het samenwerkingsverband.
De raden van de deelnemende gemeenten en de minister kunnen omtrent de ontwerp-begroting tot 15 juni het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur gaat na, of de commentaren waarin dit gevoelen is vervat, aanleiding geven tot wijziging en voegt een en ander bij de ontwerp-begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden met zijn commentaar daarop en een toelichting inzake aangebrachte wijzigingen.
Art. 24. Rekening en jaarverslag.
Van de baten en lasten van het samenwerkingsverband wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, alsmede hetgeen het dagelijks bestuur verder voor zijn verantwoording dienstig acht.
Art. 25. Financiële bepalingen met betrekking tot de uitvoering van de taken.
Het deel van de in het eerste lid genoemde vergoeding dat betrekking heeft op het uitvoeren van rijkstaken en de jaarlijkse exploitatiekosten van structurele aard, zal worden uitgekeerd via een structurele toevoeging van de aan de gemeente Amsterdam door het rijk uit te keren vergoeding uit het Gemeente-fonds.
De ten behoeve van het samenwerkingsverband te maken kosten ter ondersteuning van het algemeen en dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en het beleidsorgaan Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied kunnen over de deelnemende gemeenten worden verrekend en alsdan naar rato van de zetelverdeling in het algemeen bestuur.
Hoofdstuk XI. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing.
Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaren na de inwerkingtreding van de regeling of na toetreding. De uittreding kan, behoudens door het algemeen bestuur toe te stane afwijking, eerst plaatsvinden met ingang van 1 januari van het derde jaar, volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in art. 27 van de wet.
Art. 31. Archiefbescheiden en bewaarplaats.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van het samenwerkingsverband zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer der archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals die voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
In de overwegingen is tot uitdrukking gebracht dat de scheepvaart ermee is gebaat wanneer het zich voor het nautisch gebruik tot één centrale instantie kan richten. De vorming van het Regionaal Nautisch Beheer (RNB)
op 26 april 1990, bestaande uit de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen, Zaanstad en de Provincie Noord-Holland, heeft het rijk aanleiding gegeven om actief mee te werken aan het hiertoe te vormen Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaal-gebied (CNB). Nadat over de mogelijkheden tot inpassing van het beheer van de zeesluizen in dit CNB overeenstemming tussen het rijk en de regio was bereikt, maakte de minister van Verkeer en Waterstaat bij brief van 1 februari 1991 haar instemming formeel bekend. In het vervolgens gestarte samenwerkingsproces zijn de regio en het rijk overeengekomen dat de regiogemeenten ter zake het nautisch beheer een gemeenschappelijke regeling zullen aangaan. Daarbij is gekozen voor de vorm waarbij een openbaar lichaam wordt opgericht. Een openbaar lichaam is een rechtspersoon waaraan publiekrechtelijke bevoegdheden kunnen worden overgedragen. Het aangaan van de gemeenschappelijke regeling betekent dat de regiogemeenten de bevoegdheden en taken ter zake het nautisch beheer overdragen aan het samenwerkingsverband.
De provincie heeft kenbaar gemaakt aan deze regeling niet te zullen deelnemen, omdat zij geen nautisch beheerder is. Wel heeft zij, mede vanuit het voorzitterschap van de Stuurgroep Samenwerking Havens Noordzeekanaalgebied, in het samenwerkingsproces een coördinerende en ondersteunende rol vervuld.
Bij de gemeenschappelijke regeling worden, overeenkomstig de bij het RNB gemaakte afspraken, de particuliere havenbeheerders in de regio - Hoogovens Groep BV en Zeehaven IJmuiden NV Ä expliciet betrokken. Als extern lid zullen zij gezamenlijk in het dagelijks bestuur één zetel innemen.
Over het (doen) uitvoeren van de rijkstaken door het CNB, zijn de regio en het rijk overeengekomen dat het rijk met het samenwerkingsverband een overeenkomst zal sluiten; de eindverantwoordelijkheid voor deze taken blijft bij het rijk. In het kader van het streven van het rijk naar territoriale decentralisatie wordt hiermee invulling gegeven aan het nemen van afstand ten aanzien van de feitelijke uitvoering van de rijkstaken. De overeenkomst voorziet in een beleidsorgaan waarin de regio en het rijk het te voeren beleid afstemmen.
Met het aangaan van de overeenkomst wordt vooruitgelopen op een wettelijke regeling waarbij ten behoeve van de eenheid van maritieme bestuur, met behoud van de verantwoordelijkheid van het rijk, het nautisch beheer van rijksvaarwegen voorwaardelijk aan onder meer een openbaar lichaam wordt overgelaten. De overeenkomst draagt daarom een tijdelijk karakter; bij het van kracht worden van de wettelijke regeling komt de overeenkomst te vervallen. Bij een wettelijke regeling als hier bedoeld kan de onderhavige gemeenschappelijke regeling worden voortgezet.
De uitvoering van de taken, inclusief de ondersteuning, wordt door de gemeente Amsterdam verricht. De directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf (GHB) wordt tot onbezoldigd directeur van het openbaar lichaam CNB benoemd.
In het GHB zal een nautische sector worden gevormd, die bestaat uit het integreren van de Havendienst van het GHB met de Verkeers-/sluisdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het personeel van de Verkeers- /sluisdienst komt in dienst van de gemeente Amsterdam en wordt hiertoe door het rijk aan deze gemeente overgedragen. De voor de uitvoering van de rijkstaken noodzakelijke bevoegdheden zullen aan de directeur van het CNB worden gemandateerd.
Voor de nautische sector van het GHB zal een afzonderlijke begroting en rekening worden opgesteld. De financiering van de taken geschiedt met betrekking tot het structurele deel van de kosten van de rijkstaken via een uitkering uit het Gemeentefonds aan de gemeente Amsterdam en voor de nietstructurele kosten op basis van afzonderlijke declaraties. De nietrijkstaken worden door de gemeente Amsterdam betaald, met dien verstande, dat bij uitbreiding van het nautisch beheer in één van de deelnemende gemeenten deze gemeente de aan de uitbreiding verbonden kosten vergoedt.
Kosten die zijn verbonden aan de ondersteuning van de bestuursorganen, te weten: het algemeen en dagelijks bestuur en het beleidsorgaan, worden in eerste instantie door het rijk en de gemeente Amsterdam gedragen. Na onderzoek kan worden besloten het niet-rijksdeel hiervan voor rekening van het samenwerkingsverband te brengen.
2. Artikelsgewijze toelichting.
Art. 1. In deze bepaling zijn onder meer de rijkstaken gedefinieerd. Deze taken zijn onderscheiden in nautische taken en taken die betrekking hebben op de infrastructuur.
Gelet op de verwevenheid bij het uitvoeren van deze taken is ervoor gekozen in de regeling het begrip rijkstaken te hanteren. Het technisch beheer van het sluizencomplex valt hier niet onder en blijft geheel een verantwoordelijkheid en taak van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Art. 4. In het eerste lid wordt aangegeven dat het belang betrekking heeft op eenheid van beleid ten aanzien van de deelnemende gemeenten en op gemeenschappelijk-heid van beleid ten aanzien van de taken van het rijk en het samenwerkings-verband. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat de deelnemende gemeenten bevoegdheden en taken overdragen aan het samenwerkingsverband.
De overeenkomst tussen het rijk en het samenwerkingsverband heeft alleen betrekking op het (doen) uitvoeren van taken. In het beleidsorgaan dient de verantwoordelijkheid van de minister en die van het openbaar lichaam gestalte te krijgen met als doel een gemeenschappelijk te voeren beleid. Het tweede lid heeft betrekking op de relatie tussen de scheepvaart en de infrastructuur en sluit daarbij aan op art. 3 van de Scheepvaartverkeerswet waarin, naast het belang van het veilige en vlotte verloop van het scheepvaart-verkeer, onder meer het belang van het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid ervan is opgenomen.
Het hier genoemde belang kan tot overleg in het beleidsorgaan aanleiding geven.
Art. 5. In deze bepaling worden de taken en bevoegdheden vermeld. Het gestelde in het eerste lid onder c omvat de operationele uitvoering. Hieruit blijkt onder meer de inpassing van het zeesluizencomplex. Het openbaar lichaam draagt zorg voor het (doen) afwegen van de op de sluizen samenkomende belangen. In het kader van het mandaat aan de directeur van het openbaar lichaam CNB zijn door de hoofd-ingenieur directeur RWS, directie Noord-Holland, en de directeur van het openbaar lichaam CNB werkafspraken geformuleerd waarin de randvoorwaarden ter zake van deze belangenafweging zijn opgenomen.
De bepaling in lid 1, onder c, punt 2ø, leidt er onder meer toe dat het samenwerkingsverband de tussen het rijk en andere instanties bij het nautisch beheer betrokken gemaakte (werk)afspraken ten aanzien van rijkstaken overneemt dan wel, in overeenstemming met het rijk, zelf (werk)afspraken maakt. Hierbij verdient vermelding dat het RNB en het rijk ten aanzien van de met de loodsen te onderhouden relatie hebben vastgesteld, dat gezien het verschil in verantwoordelijkheden een integratie op bestuurlijk niveau van de loodsen met de voor het nautisch beheer verantwoordelijken niet is gewenst. De benodigde samenwerking kan onder meer via een afzonderlijke overeenkomst dan wel door voortzetting van de bestaande afspraken, alsmede deelname aan een te vormen adviescommissie in het kader van de gemeenschappelijke regeling gestalte krijgen. Daarmee wordt in feite de bestaande situatie gecontinueerd.
Het gestelde in lid 1, onder c, punt 5ø, maakt het mogelijk niet commerciële taken die nauw met het nautisch beheer samenhangen, door het openbaar lichaam te doen uitvoeren. Hierbij kan bij voorbeeld worden gedacht aan taken met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de Wet Gevaarlijke Stoffen.
Art. 6. Deze bepaling geeft invulling aan art. 2, lid 3, dat inhoudt dat de uitvoerende taken door het Gemeentelijk Havenbedrijf van Amsterdam (GHB) worden uitgeoefend. Deze taken omvatten zowel de operationele taken als de onder-steuning op onder meer financieel, personeel-organisatorisch, juridisch en administratief gebied. In het vierde lid is opgenomen dat voor de operationele taken in het GHB een nautische sector zal worden gevormd.
In de financiële bepalingen met betrekking tot de uitvoering van taken (art. 25) is opgenomen dat deze sector een eigen begroting en rekening kent.
Het tweede lid bepaalt dat bij de uitvoering rekening dient te worden gehouden met de taken van de deelnemende gemeenten die niet onder de competentie van het samenwerkingsverband vallen, maar nauw kunnen samenhangen met de uitvoering van het nautisch beheer en de rijkstaken.
De directeur van het GHB wordt door het algemeen bestuur benoemd tot onbezoldigd directeur van het openbaar lichaam CNB (lid 5). Hierdoor geldt een specifieke procedure voor het benoemen van de directeur van het GHB, welke inhoudt dat het algemeen bestuur van eventuele bedenkingen kan doen blijken (lid 7). In verband met het mandaat voor het uitvoeren van de rijkstaken heeft de benoeming door het algemeen bestuur eerst plaats na overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat, gehoord het beleidsorgaan. Met de benoeming tot directeur van het openbaar lichaam CNB wordt de directe relatie tussen het openbaar lichaam en het GHB ten aanzien van het uitvoeren van de taken vorm gegeven.
Tevens kan hierdoor in het kader van de overeenkomst tussen het openbaar lichaam en het rijk inhoud worden gegeven aan de bepalingen ter zake van de wijze met betrekking tot het uitvoeren van de rijkstaken.
Art. 8. In dit artikel is de zetelverdeling van het algemeen bestuur opgenomen. Als uitgangspunt zijn hierbij gehanteerd dat geen van de deelnemende gemeenten een meerderheidspositie dient te bezitten en dat de positie van de gemeenten ter zake het nautisch beheer tot uitdrukking komt. Het aantal zetels van de gemeente Velsen is gebaseerd op het feit dat in deze gemeente twee particuliere haven-beheerders aanwezig zijn, alsmede één kadebeheerder.
Het voorzitterschap van het algemeen bestuur (en daarmee van het dagelijks bestuur) berust conform het besluit van het Regionaal Nautisch Beheer (RNB) van 2 september 1991 bij de gemeente Amsterdam gegeven haar positie ter zake van het nautisch beheer (art. 18). Het RNB heeft voorts op 1 februari 1994 uitgesproken het om bestuurlijke redenen wenselijk te achten dat het voorzitterschap door de betrokken wethouder voor de haven wordt bekleed.
Art. 10. Het algemeen bestuur benoemt drie leden voor het beleidsorgaan. Conform de overeenkomst met het rijk wordt de onafhankelijk voorzitter van het beleidsorgaan door de minister en het openbaar lichaam in onderling overleg benoemd.
Artikelen 12 en 17. Deze bepaling is een uitwerking van art. 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De mogelijkheid van een vergoeding krachtens de onderhavige gemeenschappelijke regeling wordt hierdoor opengehouden. In het geval het algemeen bestuur hiertoe besluit, zal het een regeling ter zake vaststellen.
Art. 13. In het dagelijks bestuur zijn alle deelnemende leden met één lid vertegen-woordigd. En lid wordt door het algemeen bestuur aangewezen op voordracht van Hoogovens Groep BV en Zeehaven IJmuiden NV. Dit lid zal als extern lid deel uitmaken van het dagelijks bestuur en heeft op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen stemrecht.
Artikelen 23 en 24. Deze bepalingen vloeien rechtstreeks voort uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het kennis geven aan de minister (art. 24) is in verband met de overeenkomst tussen het rijk en het samenwerkingsverband opgenomen.
Art. 24 bevat verder de verantwoordingsverplichting aan de betrokken gemeenteraden. Het in lid 1 van art. 24 genoemde verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening betreft een accountantsverklaring. Deze kan dezelfde zijn als de in art. 25, lid 3, genoemde accountantsverklaring.
Art. 25. Gezien de nauwe samenhang tussen de begroting en de rekening met betrekking tot het uitvoeren van de taken en de begroting en de rekening van het samenwerkingsverband zijn de in de leden 2 en 3 genoemde data afgestemd op de procedures, genoemd in de artikelen 23 en 24. Het voorleggen van de begroting door de directeur van het CNB en het afleggen van verantwoording geschieden aan het algemeen bestuur en kunnen worden geïntegreerd in de via het dagelijks bestuur volgens de in de artikelen 23 en 24 lopende procedures.
In dit artikel komt verder tot uitdrukking dat de bijdrage van het rijk voor zover het de structurele kosten betreft via een uitkering uit het Gemeentefonds aan de gemeente Amsterdam geschiedt. Hiermee wordt ook in financi‰le zin zoveel mogelijk invulling gegeven aan het uitgangspunt van het rijk inzake territoriale decentralisatie.
De rechtstreekse uitkering aan de gemeente Amsterdam van de structurele en niet-structurele kosten, deze laatste op declaratiebasis, voorkomt dat het openbaar lichaam zelf een financiële administratie moet gaan voeren. In de begroting en de rekening die het GHB ter verantwoording aan het bestuur moet voorleggen, worden de bijdragen en bestedingen zichtbaar.
Voor de gemeenten blijft in financiële zin de bestaande situatie gehandhaafd.
De gemeente Amsterdam financiert de nautische beheertaken, exclusief de rijkstaken, zoals dat thans het geval is. De andere gemeenten dragen niet bij aan de kosten die aan het uitvoeren van taken zijn verbonden. Wel is opgenomen dat bij uitbreiding van het nautisch beheer in één van de gemeenten, die gemeente de kosten van de uitbreiding draagt. Voor het rijk geldt dit ook; in de overeenkomst van het rijk en het samenwerkingsverband is dit vastgelegd.
Ter zake de bestuurskosten van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede van het beleidsorgaan wordt in lid 8 bepaald dat het deel dat hiervan door het samenwerkingsverband moet worden betaald, kan worden verrekend over de deelnemende gemeenten. Eerst naar aanleiding van een evaluatie met betrekking tot het functioneren van de bestuursorganen zal hieraan nader invulling worden gegeven.
Art. 26. Het belang van deze bepaling is te voorkomen dat het instellen van een commissie zelf onderwerp van geschil wordt. De commissie adviseert en doet derhalve niet af aan de behandeling van een geschil bij Gedeputeerde Staten. Wel gaat de behandeling van een geschil door deze commissie vooraf aan de procedure bij Gedeputeerde Staten.