Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag 2013 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, artt 8, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel b en 36
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2013 | 12-01-2015 | Nieuwe regeling | 16-09-2013 Zoetermeer Dichtbij, 26 september 2013 | 2013-002812 |
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien
verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstandwordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een
bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de
beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van eenlangdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomtboven 100 procent van de bijstandsnorm. De belanghebbende heeft ook recht oplangdurigheidstoeslag wanneer hij maximaal een periode van 12 weken, al dan nietaaneengesloten, inkomen uit arbeid heeft ontvangen in de referteperiode waardoor hetinkomen een korte periode boven bijstandsniveau is geweest.
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of 13 lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
1.Deze verordening treedt, tenzij daarover een referendum wordt begonnen, in werkingtwee weken na de bekendmaking daarvan.
2.De Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Zoetermeer 2009 wordt ingetrokkenmet ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de openbare raad op 16 september 2013
Algemene toelichting Verordening langdurigheidstoeslag 2013
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag in beginseltoereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op eenminimuminkomen zijn aangewezen èn geen uitzicht hebben op inkomensverbetering, onderdruk komen te staan. Om die reden is de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Delangdurigheidstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel, die hetreserveringsgebrek dat is ontstaan compenseert.
De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen in verband met de
langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijzewaarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarbij geldtdat in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen dat hoger is dan100% van de toepasselijke bijstandsnorm. In deze verordening dient de gemeenteraadtevens de hoogte van de langdurigheidstoeslag vast te stellen.
Artikelsgewijze toelichting Verordening langdurigheidstoeslag 2013
De begrippen die al in de WWB, de Awb en de Gemeentewet zijn gedefinieerd zijn hier nietovereenkomstig of hergedefinieerd. Dit voorkomt de noodzaak van het aanpassen van deverordening aan eventuele wetswijzigingen met betrekking tot deze begrippen.
De peildatum is de datum waarop de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd. Demogelijkheid om met terugwerkende kracht aan te vragen is wettelijk komen te vervallen. Delangdurigheidstoeslag wordt voortaan toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan,voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld omaan te vragen. Het betreft de datum waarop belanghebbende voldoet aan de voorwaardenvoor het recht op langdurigheidstoeslag.
De overige definities spreken voor zichzelf.
Artikel 2 - Langdurig laag inkomen
Er is gekozen voor vaststelling van de referteperiode op 36 maanden voorafgaand aan depeildatum. Hiermee is invulling gegeven aan het begrip langdurig’. Een referteperiode vanvijf jaar, zoals artikel 36 WWB tot 1januari 2009 voorschreef, wordt als te lang ervaren. Debelangrijkste reden om de referteperiode te verkorten is dat al na drie jaar leven op ofrondom bijstandsniveau dit problemen oplevert voor het reserveren van financiële ruimtevoor onverwachte uitgaven. Ook door het Nibud wordt aangegeven dat drie jaar een periodeis waarna de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.
In de verordening wordt aangegeven dat wanneer iemand een korte periode heeft gewerkt(maximaal 12 weken), dit geen effect heeft op de referteperiode. Hiermee wordt gestimuleerddat mensen gaan werken, waarbij hen wel de zekerheid wordt geboden dat - wanneerwerken niet lukt - dit geen effect heeft op de financiële ondersteuning die delangdurigheidstoeslag biedt.
Het begrip ‘laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van detoepasselijke bijstandsnorm. Er is bewust niet gekozen om het recht oplangdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Hiervoorzijn verschillende redenen. Ten eerste omdat verhoging van de grens ongewenstearmoedevaleffecten met zich kan meebrengen. Weliswaar kunnen die effecten zich ookvoordoen bij de grens van 100%, maar de verwachting is dat mensen die uitstromen
doorgaans een dermate hoger inkomen ontvangen dat het verlies van de
langdurigheidstoeslag feitelijk minder wordt gevoeld. Ten tweede omdat een verhoging vande inkomensgrens voor langdurigheidstoeslag teveel het generieke inkomensbeleid van hetrijk doorkruist met inkomengerelateerde maatregelen zoals huur- en zorgtoeslag. Ten derdevalt het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld
110% of 120% niet te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar ofouder. Ten vierde is het zo dat, ook al hebben mensen met een inkomen net boven de 100%geen recht meer op langdurigheidstoeslag, zij nog wel aanspraak maken op veel andereinkomensondersteunende maatregelen van de gemeente Zoetermeer (zoals: collectieveziektekostenverzekering, ZoetermeerPas, bijzondere bijstand, tegemoetkomingschoolkosten).
Leerlingen (VVTOS) en studenten (WSF 2000) hebben nadat zij hun studie of opleidinghebben afgerond redelijkerwijze zicht op inkomensverbetering en zullen in de regel daaromniet snel in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Dit leidt in het algemeen toteen individuele afwijzing. Echter wanneer de leerling of student aantoont dat er voorhem/haar geen uitzicht op inkomensverbetering is, dan bestaat er wel een individueel recht
op langdurigheidstoeslag. Het is aan belanghebbende om dit aannemelijk te maken.
Artikel 3 - Hoogte langdurigheidstoeslag
In dit artikel is de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld.
Bij gehuwden moet in het oog gehouden worden dat het recht op langdurigheidstoeslag degehuwden gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gehuwdenaangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1WWB. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden dan bestaat voor beiden geen rechtop langdurigheidstoeslag (vergelijk CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, UN BN2529). Iseen van de echtgenoten echter uitgesloten van het recht op grond van artikel 11 of 13 lid 1WWB, dan komt de rechthebbende partner, uiteraard indien deze voldoet aan allevoorwaarden, het recht toe naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaandeouder zou gelden.
Bij de indexering van de langdurigheidstoeslag is gekozen voor het volgen van hetconsumentenprijsindexeringspercentage dat jaarlijks door het CBS wordt gepubliceerd enniet voor trendvolging van de bijstandsuitkeringen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.