Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling Knelpunten Platteland Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling Knelpunten Platteland Noord-Brabant
CiteertitelSubsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpagrarische sector, leefomgeving, subsidies, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-201326-04-2014nieuwe regeling

08-10-2013

Provinciaal Blad, 2013,142

S0260092

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 9 december 2011 het Koersdocument Transitie Stad en Platteland hebben vastgesteld;

Overwegende dat de provincie met dit koersdocument de transitie van de landbouw wil versnellen in combinatie met de verbetering van de omgeving in het landelijk gebied;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstelling willen bereiken door subsidie te verlenen aan projecten gericht op het oplossen van maatschappelijk ontwrichte situaties in het buitengebied, innovaties die van belang worden geacht voor de transitie van agrarische bedrijven en locaties, het ontwikkelen van methodieken bij het vrijkomen van agrarische locaties en het saneren van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.2 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    de paragrafen 2 tot en met 4 voor de periode van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014, in totaal vast op € 2.755.000;

  • b.

    paragraaf 5 voor de periode van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014, vast op € 2.400.000.

§ 2 Maatschappelijk ontwrichte situaties buitengebied

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    buitengebied: grond buiten de bebouwde kom van steden en dorpen;

  • b.

    maatschappelijk ontwrichte situatie: conflictsituatie tussen een bedrijf en burgers waarbij het vertrouwen is verstoord en onderling oplossen van het probleem niet meer mogelijk is.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen, wonend in het buitengebied;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    gemeenten.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het verplaatsen of beëindigen van bedrijven;

  • b.

    het treffen van maatregelen op de locatie van een bedrijf .

Artikel 2.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de totale projectkosten minder bedragen dan € 20.000.

Artikel 2.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het desbetreffende bedrijf is gelegen in het buitengebied;

    • b.

      het project draagt bij aan het oplossen van een maatschappelijk ontwrichte situatie in het buitengebied;

    • c.

      bij het project zijn ten minste twee van de volgende partijen betrokken:

      • 1°.

        de desbetreffende gemeente;

      • 2°.

        maatschappelijke organisaties;

      • 3°.

        bedrijven;

      • 4°.

        burgers.

  • 2 Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een sluitende begroting.

Artikel 2.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor verwerving, inrichting, herinrichting of beëindiging van het bedrijf;

  • b.

    proceskosten.

Artikel 2.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor planvorming;

  • b.

    kosten voor kennisontwikkeling.

Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014.

Artikel 2.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000.

Artikel 2.10 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode vanaf de verlening van de subsidie tot de vaststelling van de subsidie meer dan 12 maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.12 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 2.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 4 Bij subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 wordt het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een termijn betaald.

  • 5 Bij subsidies van € 125.000 en hoger wordt het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in twee gelijke termijnen betaald.

§ 3 Transitie agrarische bedrijven en locaties

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch bedrijf: bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;

  • b.

    transitie: structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door agrarische bedrijven.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de transitie van agrarische bedrijven en locaties.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de totale projectkosten minder bedragen dan € 12.500.

Artikel 3.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan de transitie naar een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering;

    • b.

      het project draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving in de regio;

    • c.

      het project bevat vernieuwende ontwikkelingen die leiden tot een doorontwikkeling van duurzame agrarische bedrijfsvoering.

  • 2 Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle begrote projectkosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014.

Artikel 3.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie voor de activiteiten bedoeld in artikel 3.3 bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000.

Artikel 3.9 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

  • b.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode vanaf de verlening van de subsidie tot de vaststelling van de subsidie meer dan 12 maanden bedraagt.

Artikel 3.11 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 of hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 3.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 of hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

§ 4 Vrijkomende agrarische locaties

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder vrijkomende agrarische locatie verstaan:

  • agrarische bedrijfslocatie die door beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse zijn agrarische functie verliest en als gevolg daarvan een andere bestemming dient te verkrijgen.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het ontwikkelen en formuleren van ontwikkel-, uitvoerings-, toetsings- of handhavingsmethodieken ten behoeve van het benutten van vrijkomende agrarische locaties; of

  • b.

    het ontwikkelen en formuleren van instrumentarium ten behoeve van het benutten van vrijkomende agrarische locaties.

Artikel 4.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project verkent onbekende of nog niet toegepaste methodieken respectievelijk instrumenten gericht op het benutten van vrijkomende agrarische locaties;

  • b.

    de onder a bedoelde methodieken en instrumenten zijn gericht op:

    • 1°.

      het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;

    • 2°.

      het versterken van de lokale economie; of

    • 3°.

      het versterken van de leefbaarheid en de cultuurhistorie.

  • c.

    de resultaten van het project worden daadwerkelijk toegepast;

  • d.

    indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is, vertegenwoordigt deze een maatschappelijk belang;

  • e.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 4.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende begrote kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor planvorming;

  • b.

    kosten voor communicatie;

  • c.

    kosten voor kennisontwikkeling en training.

Artikel 4.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het verwerven van vrijkomende agrarische locaties;

  • b.

    kosten voor de inrichting of herinrichting van vrijkomende agrarische locaties;

  • c.

    kosten voor het beheer van vrijkomende agrarische locaties.

Artikel 4.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014.

Artikel 4.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000.

Artikel 4.9 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting dat de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk worden gemaakt voor derden.

Artikel 4.11 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.  

§ 5 Sanering glastuinbouwbedrijven

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    attentiegebied ecologische hoofdstructuur: gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder 10, van de Verordening ruimte 2012;

  • b.

    BBL: bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

  • c.

    beheersgebied ecologische hoofdstructuur: gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder 15, van de Verordening ruimte 2012;

  • d.

    ecologische hoofdstructuur: samenhangend netwerk van natuurgebieden als bedoeld in artikel 1.1, onder 26, van de Verordening ruimte 2012;

  • e.

    glasopstanden: constructie van staand glas of een staande constructie van met glas overeenkomend materiaal;

  • f.

    glastuinbouw: teelt van groenten, klein fruit of siergewassen onder glasopstanden, met inbegrip van de teelt van uitgangsmateriaal;

  • g.

    glastuinbouwbedrijf: op een glastuinbouwkavel aanwezige productie-eenheid, bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor de uitoefening van de glastuinbouw;

  • h.

    glastuinbouwkavel: oppervlakte aaneensluitende grond, waarop volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan glasopstanden met een oppervlakte van tenminste 5.000 m² kunnen worden gebouwd voor de glastuinbouw;

  • i.

    groenblauwe mantel: gebieden als bedoeld in artikel 1.1, onder 35, van de Verordening ruimte 2012;

  • j.

    milieuvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

  • k.

    omgevingsvergunning voor bouwen: vergunning verleend krachtens artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • l.

    sanering van een glastuinbouwbedrijf: beëindiging van een glastuinbouwbedrijf en de sloop van de glasopstanden en de overige bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen, het afvoeren van alle materialen, het egaliseren van het terrein, alsmede het, voor zover nodig, wegnemen van de bodemverontreiniging;

  • m.

    sanering van een voormalig glastuinbouwbedrijf: sloop van de glasopstanden en de overige bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen, het afvoeren van alle materialen, het egaliseren van het terrein, alsmede het, voor zover nodig, wegnemen van de bodemverontreiniging;

  • n.

    voormalig glastuinbouwbedrijf: glastuinbouwbedrijf waarvan de bedrijfsmatige activiteiten zijn gestaakt;

  • o.

    zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen: gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder 91, van de Verordening ruimte 2012;

  • p.

    zoekgebied voor ecologische verbindingszone: gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder 92, van de Verordening ruimte 2012.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door glastuinbouwbedrijven of voormalige glastuinbouwbedrijven.

Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de sanering van glastuinbouwbedrijven of voormalige glastuinbouwbedrijven.

Artikel 5.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de glastuinbouwkavel is aangekocht door of in eigendom is van een overheidslichaam;

  • b.

    op de glastuinbouwkavel woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    de aanvrager beschikt over glasopstanden met een oppervlakte van minder dan 5.000 m².

Artikel 5.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het vereiste dat de glastuinbouwkavel voor meer dan 50% ligt in een:

  • a.

    attentiegebied ecologische hoofdstructuur;

  • b.

    beheersgebied ecologische hoofdstructuur;

  • c.

    groenblauwe mantel;

  • d.

    zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen; of

  • e.

    zoekgebied voor een ecologische verbindingszone.

Artikel 5.6 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 10 oktober 2013 tot en met 30 juni 2014.

Artikel 5.7 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie wordt door Gedeputeerde Staten als volgt bepaald:

    • a.

      een vast bedrag per m² van de te slopen glasopstand, waarbij het vaste bedrag verschilt per leeftijd van de te slopen glasopstand, zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage 1; en

    • b.

      een vast bedrag per oppervlakte van de ondergrond, zoals opgenomen in tabel 2 van bijlage 1.

  • 2 Indien op een glastuinbouwkavel glasopstanden van verschillende leeftijden voorkomen, wordt de subsidie voor deze glasopstanden afzonderlijk berekend.

  • 3 Voor het bepalen van de leeftijd van de glasopstanden wordt als begindatum genomen de datum waarop de bouwvergunning is verleend.

  • 4 Indien er sinds de begindatum, bedoeld in het derde lid, meer dan een half jaar is verstreken voordat met de bouwwerkzaamheden is begonnen, geldt de datum waarop blijkens bescheiden van de subsidieontvanger feitelijk begonnen is met de bouw als begindatum.

  • 5 Is de datum waarop de bouwvergunning is verleend niet meer te achterhalen en ontbreken bescheiden over de feitelijke aanvang van de bouw, dan wordt in afwijking van het derde en vierde lid aangenomen dat de leeftijd twintig jaar of ouder is.

  • 6 Voor het bepalen van de leeftijd van de glasopstanden wordt als einddatum genomen de datum waarop de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 5.6 waarbinnen de betrokken subsidieaanvraag is ingediend, een aanvang heeft genomen.

  • 7 Op de oppervlakte van de glasopstanden wordt in mindering gebracht de oppervlakte van glasopstanden of gebouwen die met toepassing van artikel 5.10, derde lid, worden behouden.

  • 8 Voor het bepalen van de oppervlakte van de ondergrond wordt uitgegaan van 125% van de oppervlakte van de glasopstanden, waarbij de oppervlakte bedoeld in het zevende lid buiten beschouwing wordt gelaten.

  • 9 Indien voor de sanering van een glastuinbouwbedrijf of een voormalig glastuinbouwbedrijf eveneens een geldelijke bijdrage is of wordt verstrekt door een of meer andere partijen, dan wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de subsidie en de andere geldelijke bedrage(n) niet meer bedraagt dan de hoogte van de subsidie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.8 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.9 Subsidieverlening

  • 1 Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

  • 2 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, worden afspraken gemaakt betreffende het geven van medewerking door de subsidieontvanger aan het verlenen van een passende andere bestemming aan de betrokken glastuinbouwkavel.

Artikel 5.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger voldoet binnen een jaar na verlening van de subsidie in ieder geval aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      alle bedrijfsmatige activiteiten in het kader van de glastuinbouw op de betrokken glastuinbouwkavel zijn beëindigd;

    • b.

      alle glasopstanden en de daarbij behorende bedrijfsgebouwen en vaste installaties van de betrokken kavel zijn verwijderd op een wijze die voldoet aan de ter zake vigerende wet- en regelgeving en verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg;

    • c.

      de fundamenten en de ondergrondse voorzieningen van de glastuinbouwkavel zijn verwijderd en afgevoerd, op een wijze die voldoet aan de ter zake vigerende wet- en regelgeving en verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg;

    • d.

      de subsidieontvanger werkt mee aan de verlening van een passende andere bestemming aan de glastuinbouwkavel door het gemeentebestuur en zal in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan geen bouwwerken oprichten op de glastuinbouwkavel;

    • e.

      er zijn geen aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten dienste van het glastuinbouwbedrijf meer ingediend en nog niet gebruikte bouwvergunningen of omgevingsvergunningen voor bouwen zijn ingetrokken;

    • f.

      de bodemverontreiniging op de kavel, indien aanwezig, is teruggebracht tot een niveau dat aanvaardbaar kan worden geacht in verband met het te verwachten grondgebruik;

    • g.

      de milieuvergunning, indien verleend, voor de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf op de betrokken kavel is ingetrokken of zodanig gewijzigd dat de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf niet langer mogelijk is;

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, is het behoud van glasopstanden of gebouwen of het terugbouwen van glasopstanden of gebouwen op de glastuinbouwkavel, toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m², mits er een woning aanwezig is op of bij de betrokken kavel en de afstand tot deze woning niet meer dan 25 meter bedraagt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onder d, is het behoud van gebouwen waarover het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan, toegestaan, evenals het behoud van bedrijfsruimten of voormalige bedrijfsruimten die onlosmakelijk zijn verbonden met het woonhuis en daarmee architectonisch een geheel vormen.

  • 4 Bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.11 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de subsidiabele activiteit is verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning;

  • b.

    een verklaring van de subsidieontvanger dat alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 5.10, eerste lid, onder b en c zijn verricht en dat het perceel is geëgaliseerd;

  • c.

    bewijsstukken dat puin en afval in gescheiden fracties, tenminste de fracties gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overige afval, zijn gestort op een legale stortplaats;

  • d.

    een asbestinventarisatierapport opgemaakt door een BRL 5052 gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf, indien een of meer van de gesloopte bouwwerken voor 1 juli 1993 zijn gebouwd;

  • e.

    indien asbest aanwezig was, een verklaring van een BRL 5050 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf dat het asbest overeenkomstig de regelgeving voor asbestverwijdering is verwijderd;

  • f.

    een verklaring van het gemeentebestuur dat na de indiening van de aanvraag om subsidieverlening geen bouwaanvragen meer zijn ingediend voor de betrokken kavel en dat op dat moment aanhangige bouwaanvragen, alsmede verleende bouwvergunningen waarvan nog geen gebruik was gemaakt, zijn ingetrokken;

  • g.

    indien van toepassing: een kopie van de beschikking tot intrekking of wijziging van de milieuvergunning;

  • h.

    een rapport verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740, opgemaakt na voltooiing van alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden en indien de locatie verdacht is van asbestverontreiniging een asbestonderzoek volgens NEN 5705 of NEN 5897;

  • i.

    indien van toepassing: het evaluatierapport betreffende de bodemsanering volgens protocol VKB 6001 of 6002.

Artikel 5.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 50% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald na de voltooiing van de in artikel 5.10, eerste lid, onder b en c bedoelde werkzaamheden.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk of nadere omlijning van aspecten of onderdelen van de regeling.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 10 oktober 2013.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant. 

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 8 oktober 2013

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

 Bijlage

Bijlage 1 bij de Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant

Hoogte van de subsidie [Klik hier om het document te downloaden]

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant

Algemeen

AanleidingOp 22 april 2011 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant in het Bestuursakkoord “Tien voor Brabant” middelen beschikbaar gesteld voor knelpunten in het landelijk gebied. Het op 9 december 2011 door Provinciale Staten vastgestelde koersdocument “Transitie stad en platteland” geeft de wijze aan waarop de provincie invulling wil geven aan haar rol om te komen tot een oplossing van deze knelpunten. Met deze regeling wordt beoogd bij te dragen aan het oplossen van deze knelpunten.  

Maatschappelijk ontwrichte situaties in het buitengebiedDe provincie wil de transitie van de landbouw versnellen, dit in combinatie met de verbetering van de omgeving en de leefbaarheid in het gebied. Om dit te realiseren kan er subsidie worden gevraagd voor het verplaatsen of beëindigen van bedrijven in het buitengebied of voor het treffen van maatregelen op de locatie van een bedrijf in het buitengebied. Het proces is gericht op het herstellen van vertrouwen tussen boeren, burgers en overheden en het verbinden van initiatieven, ideeën en kennis over vernieuwing. De provincie wil lokale groepen en initiatieven ondersteunen om de leefbaarheid in het buitengebied te verbeteren. Herbij gaat het om complexe situaties waarin bewoners en boeren in een gebied met de rug naar elkaar staan. Het algemene doel hierbij is dat belanghebbenden in het gebied bereid zijn in elkaar te investeren dan wel zich willen aanpassen aan veranderingen in hun gemeenschap en dat de middelen direct bijdragen aan omvorming van Brabantse plattelandsgebieden waar het goed wonen, werken en recreëren is.

Transitie agrarische bedrijven en locatiesDe provincie ondersteunt vernieuwende ontwikkelingen die cruciaal worden geacht voor het transitieproces naar een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering. Herbij wordt gestreefd naar het verbinden van initiatieven, ideeën en kennis over vernieuwing van de landbouw in combinatie met de versterking van de leefbaarheid. Veelal betekent dit dat de provincie investeert in duurzaamheid in de richting van de gewenste veehouderij. De provincie kan bijvoorbeeld initiatieven stimuleren op het gebied van verlagen milieudruk, minder energieverbruik en het sluiten van kringlopen en initiatieven stimuleren die leiden tot een doorontwikkeling van de duurzame veehouderij.

Vrijkomende agrarische locatiesIn de structuurvisie ruimtelijke ordening en in het koersdocument Stad en Platteland wordt gesignaleerd dat in 2012-2013 bedrijven in de intensieve veehouderij moeten stoppen. Bedrijven die namelijk niet investeren in milieu- en welzijnsmaatregelen zijn per 1 januari 2013 verplicht te stoppen. Het gaat om 30 à 50% van de intensieve veehouderij-locaties in Brabant: 1000-1500 locaties. Voor zover die locaties niet door andere bedrijven worden overgenomen en voortgezet zullen er andere ontwikkelingen op die locaties gaan komen. Ook komen gebouwen leeg te staan. De primaire verantwoordelijkheid om te sturen op een verantwoord hergebruik en het tegengaan van verrommeling of illegale activiteiten ligt bij de gemeenten. Veelal vergt dit actieve betrokkenheid van maatschappelijke organisaties (organisaties van (agrarische) ondernemers, dorpsraden, natuur- en milieuorganisaties etc.). Ervaringen in het verleden leren dat het van belang is dat gemeenten en maatschappelijke organisaties goed geëquipeerd zijn om hiermee om te gaan, hetgeen geen vanzelfsprekendheid is. Deze subsidieregeling heeft tot doel hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van geëigende uitvoerings-, ontwikkel-, toetsings- en handhavingsmethodieken of instrumentarium.

Sanering glastuinbouwbedrijvenHet provinciale glastuinbouwbeleid is voor het eerst vastgelegd in de nota Glastuinbouw, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 24 augustus 1999. In 2006 is de nota Glastuinbouw geactualiseerd. De doelstellingen uit deze nota zijn in 2010 opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Tevens zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven vastgelegd in de Verordening ruimte 2012 en de bijbehorende kaarten. Het beleid is gericht op de ruimtelijke concentratie van glastuinbouwbedrijven, omdat daardoor economische en milieuvoordelen kunnen worden behaald en minder aantrekkelijke kanten van ruimtelijke spreiding, waaronder met name de belasting van natuur en landschap, kunnen worden voorkomen of weggenomen. Een belangrijke doelstelling van het glastuinbouwbeleid sinds 1999 is het saneren van 75 solitair gelegen bedrijven in gebieden die vanuit het oogpunt van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden als kwetsbaar moeten worden aangemerkt. Daarvoor is in 2006 een Subsidieregeling sanering glastuinbouw in kwetsbare gebieden vastgesteld. Door toepassing van deze regeling en aankoop van glastuinbouwbedrijven in de ecologische hoofstructuur zijn sinds 2000 reeds 56 bedrijven gesaneerd. Door de inzet van deze nieuwe subsidieregeling wordt beoogd om nog 19 glastuinbouwbedrijven te saneren zodat de eerder geformuleerde doelstelling wordt gehaald. Deze subsidieregeling richt zich op gespecialiseerde en positief bestemde glastuinbouwbedrijven, dit wil zeggen bedrijven met een glasopstand van tenminste 5.000 m2. De verspreide aanwezigheid van deze bedrijven doet het meeste afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in de kwetsbare gebieden. Actieve glastuinbouwbedrijven zijn gelijkgeschakeld met voormalige glastuinbouwbedrijven, omdat het er uiteindelijk om gaat dat de glasopstanden met de bijbehorende bebouwing uit het landschap verdwijnen.

Juridisch kaderDeze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

Subsidies en Europese staatssteunregelsDe regeling omtrent staatssteun is neergelegd in de artikelen 107 tot en met 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Staatssteun omvat, kort gezegd, alle ingrepen van nationale overheden die door bepaalde ondernemingen worden genoten, anders dan op grond van normale commerciële transacties.

Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. De Europese Commissie (EC) is primair verantwoordelijk voor de naleving van de staatssteunregels. Dat betekent dat staatssteun-maatregelen moeten worden voorgelegd aan de EC. De EC onderzoekt vervolgens of de subsidie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Voor een aanmeldplichtige subsidie(regeling) geldt een stand-still-beginsel. Dat wil zeggen dat er geen subsidies mogen worden verleend voordat de EC bij beschikking goedkeuring heeft verleend of geacht wordt goedkeuring te hebben verleend.

Artikelsgewijs

Artikel 3.5 SubsidievereistenEerste lid onder c Vernieuwende ontwikkelingenHet gaat om ontwikkelingen die in zijn geheel nieuw zijn (innovatie) dan wel ontwikkelingen die elders (buiten Brabant) bekend zijn, maar niet zijn toegepast op de Brabantse situatie.

Artikel 4.3 Subsidiabele activiteitenHet gaat hierbij om het ondersteunen van gemeenten en maatschappelijke organisaties bij het ontwikkelen van een nieuwe of vernieuwende aanpak gericht op een duurzame (people, planet, profit) herontwikkeling van vrijkomende agrarische locaties. Elementen van die aanpak kunnen nieuwe verdienmodellen of creatieve functiecombinaties zijn, die dan weer een daarop toegesneden begeleiding (door gemeenten of organisaties) en beleidsinstrumentarium vergen.

Artikel 4.4 SubsidievereistenOnderdeel b MethodiekenHet gaat om methodieken die in zijn geheel nieuw zijn (innovatie) dan wel methodieken die elders (buiten Brabant) zijn ontwikkeld maar nog niet zijn toegepast op de Brabantse situatie.Onderdeel c Toepassen resultaten projectDe subsidieaanvrager past de ontwikkelde strategieën of instrumenten daadwerkelijk toe bij de herontwikkeling van vrijkomende agrarische locaties. Het is denkbaar dat de subsidieaanvrager niet de mogelijkheden heeft om de ontwikkelde strategieën of instrumentarium zelf toe te passen. In dat geval maakt de subsidieaanvrager het aannemelijk dat andere actoren (met name gemeenten) deze toe gaan passen.Onderdeel dOnder privaatrechtelijke rechtspersonen die een maatschappelijk belang vertegenwoordigen worden onder andere verstaan: organisaties van (agrarische) ondernemers, dorpsraden, natuur- en milieuorganisaties.

Artikel 5.5 SubsidievereistenEen glastuinbouwkavel moet voor meer dan 50% zijn gelegen in een van de vijf genoemde gebieden. Het woord “of” in de opsomming laat echter ook ruimte voor de ligging van de glastuinbouwkavel in meer dan een gebied.

Artikel 5.7 SubsidiehoogteEerste lid Berekening van de hoogteHet subsidiebedrag is afhankelijk van de oppervlakte en de leeftijd van de glasopstand en van de oppervlakte van de ondergrond. Wat betreft de subsidie voor de grond wordt uitgegaan van het waardeverschil tussen de glastuinbouwbestemming en een agrarische bestemming zonder bebouwing waarbij rekening is gehouden met de verkoopbaarheid van (een gedeelte van) het perceel van circa 1 ha voor gebruik bij een burgerwoning. Om die reden wordt er voor de ondergrond tot 1 ha geen vergoeding gegeven.

Artikel 5.10 Verplichtingen van de subsidieontvangerEerste lid onder d Passende andere bestemmingTer bevordering van gewenste en voorkoming van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen is het nodig dat op de gesaneerde glastuinbouwkavel een passende andere bestemming komt te rusten. Dit betekent in ieder geval dat de glastuinbouwbestemming of de bouwmogelijkheden voor de glastuinbouw moeten worden geschrapt. De subsidieontvanger zal actief moeten meewerken aan de totstandkoming van een passende andere bestemming door de indiening van een daartoe strekkend verzoek bij het gemeentebestuur.

Artikel 5.12 Bevoorschotting en betalingHet voorschot wordt uitbetaald na voltooiing van de sloop- en verwijderingswerkzaamheden op milieuverantwoorde wijze. Voor de verstrekking van het voorschot zullen dan ook de documenten, genoemd in artikel 5.11, moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat de sloop op een milieuverantwoorde manier heeft plaatsgevonden.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitterde secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donkdrs. W.G.H.M. Rutten