Paragraaf 3. Ambtelijke bijstand
Artikel 4.
- 1.
Een raadslid dat ambtelijke bijstand wil, dient daartoe een verzoek in bij de griffier, die zorgdraagt voor de verlening van de bijstand. De griffier kan de directeur van de betreffende dienst verzoeken één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand verlenen.
- 2.
Indien de directeur van de betreffende dienst twijfelt of het verzoek betrekking heeft op bijstand als bedoeld in artikel 1, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist zo spoedig mogelijk over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Artikel 5.
- 1.
Ambtelijke bijstand wordt verleend tenzij:
- a.
het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;
- b.
deze bijstandverlening het belang van de gemeente kan schaden;
- c.
de taakuitoefening van de betreffende ambtenaren hierdoor aanmerkelijk zou worden belemmerd en de bijstand niet tot geringere, meer aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.
- 2.
De secretaris beoordeelt of de ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.
- 3.
Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mede aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.
Artikel 6.
Indien het verzoek om bijstand door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.
Artikel 7.
- 1.
Indien een raadslid niet tevreden is over de door een ambtenaar verleende bijstand, kan dit raadslid zich tot de griffier wenden, die de zaak vervolgens bespreekt met de secretaris.
- 2.
Indien dit overleg met de secretaris voor het raadslid geen bevredigend resultaat oplevert, legt de griffier de zaak voor aan de burgmeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.
Artikel 8.
De griffier houdt een register bij, waarin per verzoek om bijstand aan de reguliere ambtelijke organisatie wordt opgenomen:
- a.
welk raadslid om bijstand heeft verzocht;
- b.
over welk onderwerp om bijstand is verzocht;
- c.
welke afdeling de bijstand heeft verleend;
- d.
hoeveel tijd het verlenen van de bijstand heeft gekost;
- e.
de reden waarom een verzoek is geweigerd.
Artikel 9.
De ambtenaren geven van de door hen verleende bijstand kennis aan de betreffende portefeuillehouder in het college, indien zij moeten of kunnen vermoeden dat zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.
Paragraaf 4. Algemene bepalingen
Artikel 10.
Bij het vragen van informatie, advies of bijstand mag de ambtenaar, die deze hulp verleent, niet tot geheimhouding verplicht worden.
Artikel 11.
Voor zover er behoefte bestaat aan andere hulp dan die welke valt onder de definitie in artikel 1 van de begrippen informatie, advies en bijstand, moet deze aan de raad worden gevraagd.