Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77a van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee |
Citeertitel | Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77a APV Goeree-Overflakkee |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemeen Plaatselijke Verordening Goeree-Overflakkee, artikel 2.77a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-08-2013 | 07-02-2017 | Onbekend | 31-07-2013 | Z -13-00446/1447 | |
14-08-2013 | Onbekend | 31-07-2013 | Onbekend |
Burgemeester van Goeree-Overflakkee,
gehoord de beraadslagingen in de driehoek van 23 april 2013;
overwegende, dat voor de toepassing van artikel 2:77a van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee (APV) dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen voor wat betreft de bevoegdheden bij overlastgevend gedrag;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 172 van de Gemeentewet;
de gemeente Rotterdam binnen het gebied van de Havens te Rotterdam geconfronteerd werd met het fenomeen straatraces;
de burgemeester van de gemeente Rotterdam ter bestrijding van dit fenomeen hiertoe een beleidsregel wijkverboden heeft vastgesteld waarbij aan deelnemers van deze straatraces een wijkverbod kan worden opgelegd waarbij het verboden is om zich gedurende een in de beleidsregel genoemde periode op te houden in het gebied waarvoor het wijkverbod van toepassing is;
door de werking van de beleidsregel wijkverboden in de gemeente Rotterdam de deelnemers aan de straatraces andere locaties zijn gaan opzoeken;
door de Nationale Politie eenheid Rotterdam is geconstateerd dat regelmatig aan zowel de binnenzijde als de buitenzijde van de Brouwersdam, op het grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee, straatraces worden gehouden;
de politie al een aantal malen tegen deelnemers van deze straatraces op de Brouwersdam strafrechtelijk is opgetreden, maar dit niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd;
de wegbeheerder van de Brouwersdam, Rijkswaterstaat Zeeland, niet in de gelegenheid is tot het treffen van infrastructurele aanpassingen aan deze wegen om de straatraces te voorkomen;
het verkeersgedrag van de deelnemers aan deze straatraces voor andere weggebruikers heel ingrijpend is en als zeer bedreigend en onveilig wordt ervaren. De in de nabijheid van de Brouwersdam wonende inwoners van de gemeente Goeree-Overflakkee en eigenaren van recreatiewoningen hebben aangegeven dat hun nachtrust regelmatig wordt verstoord door het lawaai dat veroorzaakt wordt door illegale straatraces.
Vanuit het oogpunt van omwonenden, gebruikers van de recreatiewoningen en andere weggebruikers het maatschappelijk gezien onaanvaardbaar dat niet snel kan worden opgetreden tegen dergelijk gedrag;
Op 1 september 2010 de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (hierna: overlastwet) inwerking is getreden. De toevoeging van artikel 1 72a en 1 72b aan de Gemeentewet laat de toepassing van wat in de APV is bepaald onverlet. Dit betekent dat de huidige bevoegdheden tegen overlast en baldadigheid blijven bestaan, zoals artikel 2:77a van de APV;
Op grond van de overlastwet een burgemeester een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht kan opleggen indien de overlast een herhaaldelijk karakter heeft, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. De bevoegdheden uit de overlastwet zijn feitelijk niet geschikt om in een kortdurend en/of acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten, omdat de overlast (nog) niet herhaaldelijk is;
Dit betekent dat voor situaties waarbij de overlast plotseling opkomt, deze voor korte duur is of waarbij de overlastplegers bij de politie nog onvoldoende bekend zijn, er nog geen sprake is van structureel, dan wel ernstige overlastgevend gedrag, deze overlastwet dus geen soelaas biedt. In een situatie waarbij deelnemers aan straatraces de openbare orde ernstig verstoren biedt de overlastwet dan ook geen mogelijkheid om op te treden tijdens deze waarnemingen;
Hiervoor de APV, zoals het bestuurlijk ophouden, dan wel het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten blijven. Een wijkverbod op grond van de APV blijft in de hierboven beschreven situaties het meest passende middel;
in artikel 2:77a van de APV is bepaald dat de burgemeester bevoegd is om een persoon een wijkverbod op te leggen in het belang van:
Een wijkverbod wordt opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten en eenmaal zijn gewaarschuwd door de politie. De duur van het wijkverbod bedraagt maximaal 30 dagen, waarbij een cumulatie van wijkverboden tot de mogelijkheden behoort;
het artikel uit de APV het mogelijk maakt na een waarschuwing bij (lichte) ordeverstorende gedragingen direct een wijkverbod voor zeer korte duur op te leggen. Op grond van de APV kan direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een wijkverbod is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd en de persoon in de gelegenheid is gesteld zijn/haar gedrag te verbeteren, dan wel het gebied waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgehad te verlaten. Mede doordat de bevoegdheid is gemandateerd aan de politie is direct optreden bij openbare orde problemen op deze manier mogelijk en proportioneel gelet op de duur van de maatregel;
In deze beleidsregel de burgemeester aangeeft op welke wijze hij of de door of namens hem gemandateerde ambtenaren van de bevoegdheid van artikel 2:77a APV gebruik wordt gemaakt. Een wijkverbod wordt onder meer ingezet bij een direct manifesterend openbare orde probleem of bij overlast waarbij nog geen sprake is van een structureel karakter. Ook kan het gaan om een persoon die meer dan eens licht ordeverstorend gedrag heeft vertoond;
Het opleggen van een wijkverbod niet betekent dat er geen strafrechtelijke vervolging door het OM kan plaatsvinden tegen de gepleegde strafbare feiten, zoals bij een overtreding van een door de burgemeester afgegeven bevel. Hierbij toetst het OM onder meer of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit en subsidiariteit in dat stadium mogelijk was. Uitgangspunt is dat gelet op de intensiteit en de aard van de gedragingen bekeken wordt of direct vervolging plaatsvindt (lik op stuk). In gevallen waarvoor deze beleidsregel wordt vastgesteld is het wenselijk om direct een signaal af te geven dat dit gedrag niet wordt getolereerd. Indien sprake is van bijvoorbeeld een veelpleger, waarbij de intensiteit van de overlastgevende gedragingen over een langere periode is verspreid kan gebruik worden gemaakt van een gecombineerde vervolging:
gelet op artikel 2:77a van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee,
Beleidsregel wijkverboden artikel 2:7
Instructie opleggen wijkverbod
Alvorens een wijkverbod wordt opgelegd, wordt een persoon die zich voor de eerste keer schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 19, eenmalig schriftelijk gewaarschuwd en aan de persoon uitgereikt. Deze waarschuwing geldt voor de gehele gemeente Goeree-Overflakkee voor de duur van zes maanden. De persoon wordt tevens het beleid uitgelegd. Indien er geen directe vrees is voor een verdere verstoring van de openbare orde en er geen direct gevaar is voor de overige bezoekers van het evenement dient de persoon eerst te worden gewaarschuwd.
Indien ten aanzien van een persoon voor de tweede maal een gedraging, binnen zes maanden na de waarschuwing als bedoeld in onderdeel 19 wordt geconstateerd, wordt een wijkverbod opgelegd om zich gedurende drie dagen te bevinden op de in het wijkverbod aangewezen gebieden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 2:77a, vijfde lid, APV.
Aan een persoon die zich binnen zes maanden na het opleggen van een wijkverbod in hetzelfde gebied voor een volgende maal schuldig maakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 19 wordt- in overeenstemming met het tweede lid van artikel 2:77a APV -een verbod opgelegd, om zich gedurende het in onderdeel 20 genoemde tijdvak te bevinden in het in dat verbod aangewezen gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal ter zake van artikel 2:77a, vijfde lid, APV opgemaakt.
Zienswijzen en rechtsbescherming
9.De betrokkene aan wie een wijkverbod in persoon wordt uitgereikt, wordt door degene die een wijkverbod uitreikt direct in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring door de politie schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal. Tevens wordt betrokkene medegedeeld dat bezwaar tegen het besluit mogelijk is.
Uitreiking wijkverbod en waarschuwing
Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden medegedeeld en schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, alsmede voor welk tijdvak en gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgereikt van het gebied.
Indien de betrokkene kan aantonen dat hij/zij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, dan wordt in het besluit tot oplegging van een wijkverbod direct een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoek aan een huisarts, advocaat of een hulpverleningsinstantie.
12.Een wijkverbod treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt, dan wel aansluitend op de datum waarop een eerder opgelegd wijkverbod eindigt.
Dossiervorming en verslaglegging
Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen
19.Bij constatering van de volgende strafbare feiten kan een wijkverbod worden opgelegd.
artikel 2:77a, lid 5, APV Gebiedsontzegging
Artikel 2:47 APV Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:50 APV Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
artikel 426-427 Wetboek van Strafrecht overtredingen betreffende algemene veiligheid
artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
21.Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.
22.Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77a APV Goeree-Overflakkee.
Aldus vastgesteld op 31 juli 2013.