Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mook en Middelaar

BOMENVERORDENING GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMook en Middelaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBOMENVERORDENING GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR 2009
CiteertitelBomenverordening Mook en Middelaar 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van de ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking’ vastgesteld door de gemeenteraad op 12-09-2013.

Artikel 14a bevat een overgangsbepaling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-201301-03-2017art. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 14a, toelichting

12-09-2013

Maasdriehoek, 24-09-2013

12-09-2013, nr. 7
25-09-201325-09-2013nieuwe regeling

12-09-2013

Maasdriehoek, 24-09-2013

12-09-2013, nr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

BOMENVERORDENING GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR 2009

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, houtwal, heg, bosplantsoen of Maasheg;

    • b.

      boom: een houtachtig opgaand gewas met een stamomvang van 32 centimeter of meer, gemeten op 1.30 meter boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomvang van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de stamomvang kleiner zijn indien sprake is van een boom in het kader van een herplantplicht of instandhoudingsplicht.

    • c.

      dunning: betreft een velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

    • d.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1 lid 5 van de Boswet;

    • e.

      bomen effect analyse; een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

    • f.

      boomwaarde; de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

    • g.

      Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 2.

    In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand in privaat eigendom op percelen kleiner dan 120 m2.

    • b.

      een boom op privaat terrein waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 60 centimeter of minder, tenzij deze boom is geplant ingevolge een herplant- of instandhoudingsplicht. In geval van meerstammigheid geldt de stamomvang van de dikste stam.

    • c.

      houtopstand buiten de bebouwde kom die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet;

    • d.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

    • e.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • f.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor het vellen van een dode houtopstand en een houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld mits:

    • a.

      het voornemen tot vellen schriftelijk is gemeld bij het college;

    • b.

      het college de ontvangst van de melding schriftelijk hebben bevestigd en hierbij hebben aangegeven dat het een houtopstand betreft als bedoeld in dit onderdeel.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

  • [vervallen]

Artikel 4. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      beeldbepalende waarden;

    • c.

      landschappelijke waarden;

    • d.

      cultuurhistorische waarden;

    • e.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • f.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

      3.Burgemeester en wethouders kunnen toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5: Bekendmaking besluit

Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de bezwaartermijn van zes weken voor belanghebbenden.

Artikel 6: Vervaltermijn vergunning

  • 1.

    De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Aan de vergunning wordt het standaard voorschrift verbonden dat niet tot vellen mag worden overgegaan tot de dag nadat de bezwaartermijn is afgelopen. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar is beslist.

  • 2.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 3.

    In het voorschrift als bedoeld in het tweede lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 5.

    De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 7 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

  • 6.

    Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 7.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 8.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 8: Herplantplicht en instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3.

    De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 8 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

  • 6.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9: Schadevergoeding

Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 2, artikel 7 of artikel 8, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent de raad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 10: Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen.

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het college kan vergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 11: Bescherming publieke houtopstand

  • 1.

    Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken.

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

Artikel 12: Strafbepaling

Overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en/of verplichtingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie (Wetboek van Strafrecht).Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 13: Opsporing en toezicht

  • 1.

    Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het college aangewezen personen.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 14: Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 14a: Overgangsbepaling

Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 2, lid 1 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden

Artikel 15: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening Mook en Middelaar 2009’

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2009. Op datzelfde tijdstip vervalt afdeling 3: het bewaren van houtopstanden van de Algemene Plaatselijke Verordening vastgesteld 8 februari 2007.

  • 3.

    De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de in artikel lid 1 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12-02-2009.

Artikelsgewijze toelichting

 Bomenverordening gemeente Mook en Middelaar 2009

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

 

Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

 

Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het vrijgeven van bepaalde boomsoorten of leeftijdscategorieën leiden sneller tot misverstanden en vergissingen. Er is hier bewust onderscheid gemaakt tussen ‘private’ en ‘publieke’ bomen. De aanduiding ‘publieke bomen’ betekent alle bomen van overheden, zoals gemeente, provincie, waterschap of rijkswaterstaat. De aanduiding ‘private bomen’ betekent alle bomen van particuliere burgers, maar ook de bomen van bedrijven, landgoederen, stichtingen of bijvoorbeeld verenigingen.

 

Private bomen

Voor private bomen is gekozen voor een stamomvang van minimaal 60 cm om zodoende invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken. Om dezelfde reden zijn ook private percelen tot 120 m2 vrijgegeven (zie artikel 2). Bomen die binnen het kader van vergunning-voorschriften zijn herplant of in stand gehouden moeten worden zijn uitdrukkelijk uitgezonderd van de gestelde minimale stamomvang.

 

Publieke bomen

Voor publieke bomen blijft de gangbare maat van 32 cm gehandhaafd. Enerzijds vanwege het algemeen belang van bomen in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. De betrokkenheid van burgers bij bomen in hun straat is immers groot en indien de gemeente deze publieke bomen eveneens kapvergunningvrij maakt, zal dit op veel onbegrip stuiten en zal de afstand tussen burger en overheid verder worden vergroot.

 

 

Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

 

Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken, bomen en boomvormers.

 

Heg. Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid met een minimale lengte van 3 meter, veelal staande buiten de bebouwde kom.

 

Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit heesters, struiken, boomvormers en bomen.

 

Maasheg. Een lintvormige begroeiing van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, hoofdzakelijk bestaande uit mei- en sleedoorn, staande buiten de bebouwde kom.

 

Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is (kappen) of volledig (rooien). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

 

Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. De monetaire boomwaarde wordt vastgesteld door een erkende boomtaxateur. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

 

Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

 

Artikel 2: Kapverbod

Gekozen is voor een beperkt kapverbod voor ‘private houtopstand’. Bomen in privaat eigendom met een stamomvang van 60 centimeter of minder en alle bomen op private percelen met een totaaloppervlakte van minder dan 120 m2 zijn kapvergunningvrij. Met totaal oppervlakte is bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing. Op deze wijze zijn kleine tuinen uitgezonderd van het kapverbod en wordt de aanwezige houtopstand aan de eigen verantwoordelijkheid van de private eigenaar overgelaten. Bij een perceel van maximaal 120 m2 is het tuinoppervlak relatief klein en over het algemeen staan hier houtopstanden waarvoor een kapverbod overbodig is. Grotere tuinen kunnen meer of forsere houtopstanden bergen en deze kunnen een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk of het gebied. Dit is met name het geval als de bomen een bepaalde stamomvang hebben bereikt. Hier is gekozen voor een stamomvang van minimaal 60 cm. Deze private houtopstanden worden daardoor van algemeen belang geacht en vallen wel onder het kapverbod. Voor bomen geplant in het kader van een herplant- of instandhoudsingplicht geldt de minimale omvangvereiste van 60 cm. niet. Deze bomen vallen altijd onder het kapverbod, ongeacht de stamomvang.

 

Een haag bestaande uit aanplant van coniferen valt niet onder het kapverbod tenzij het een lintvormige aanplant betreft van op rij staande coniferen met een stamomvang van minimaal 60 cm., welke niet in vorm is gesnoeid. Deze coniferen worden aangemerkt als bomen.

 

De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

  • a.

    populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemin­gen en niet gele­gen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    • -

      ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

    • -

      ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

 

Dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Echter veelal wordt voor het vellen van een dode houtopstand wel vergunning verleend. Er is hier bewust gekozen voor een meldingsplicht. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Is dat het geval dan wordt een melding alsnog als een aanvraag behandeld.

 

Dunning. Betreft een velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. Om te voorkomen dat onder het mom van een vergunningsvrije dunning veel meer wordt weggehaald dan de gemeente bij een normale vergunningsaanvraag zou goedkeuren dient een dunning gemeld te worden.

 

Artikel 3: Aanvraag vergunning komt te vervallen.

De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de Wabo valt, staan in artikel 1.3 Regeling omgevingsrecht (Staatscourant 2010 nr 5162).

Aanvullend staan in artikel 7:5 van deze regeling nog bijzondere indieningsvereisten betreffende het vellen van een houtopstand.

 

 

Artikel 4: Weigeringsgronden

Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

 

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en wethouders zoveel mogelijk te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

 

Indien bouw of aanleg de reden tot de kapaanvraag is, moet voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

 

Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de kapaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

 

Noodkap. De burgemeester kan toestem­ming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

  Artikel 5: Bekendmaking besluit

Een publicatie van de aanvraag onmiddellijk na ontvangst (datum postkamer) in een huis-aan-huisblad blijkt in de praktijk de beste manier om tijdig een inzicht te krijgen in alle betrokken belangen zodat een zorgvuldig voorbereide belangenafweging kan worden gemaakt. Wel moet een aanvraag volledig zijn. Indien een onvolledige aanvraag niet tijdig is aangevuld, vervalt hij. Belangrijk is ook het gelijktijdig kennis geven van een besluit en het verzenden aan aanvrager en belanghebbenden. Dit om belanghebbenden en aanvrager een gelijkwaardige rechtspositie te geven met gelijklopende termijnen. Dit vergt wel een goede interne afstemming van ambtelijke ondersteuning. Het is verstandig eerst zeker te zijn van de datum van publicatie van een besluit in een huis-aan-huisblad alvorens tot verzending aan de aanvrager over te gaan. Het is essentieel om de concrete datum vanaf welk moment de periode van zienswijze of bezwaar ingaat expliciet te noemen.

 

Artikel 6: Vervaltermijn vergunning

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van oude kapvergunningen tegen te gaan.

 

Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

 

Standaardvoorwaarde van niet-gebruik. Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht met formu­leringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming van de bouwvergunning op de milieuvergunning. De opschortende werking van deze standaardvoorwaarde is niet van toepassing tijdens de beroepstermijn. Dit is gedaan om oneigenlijk gebruik door bezwaarmakers te voorkomen. Bezwaarmakers moeten om tussentijdse kap te verkomen tijdens de beroepstermijn tegelijkertijd met het indienen van een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening indienen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de rechtbank. Ter voorkoming van directe kap na het ongegrond verklaren van de bezwaren, is een termijn van één week vastgesteld waarin niet gekapt mag worden en de bezwaarmakers de mogelijkheid hebben een beroepschrift en een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen.

 

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

 

Artikel 8: Herplant‑/instandhoudingsplicht

 

Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 12 en 13.

 

Financiële herplant. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de financiële bijdrage. Belangrijk is dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

 

Artikel 9: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

 

Artikel 10: Bestrijding van boomziekten

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegd­heid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuurs­dwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

 

Artikel 11: Bescherming publieke houtopstand

Beschadiging van bomen kan ten koste gaan van de gezondheid van bomen. Vandaar dat enkele bepalingen zijn opgenomen ter bescherming van bomen. Ook het ondeskundig snoeien van bomen kan ten koste gaan van de vitaliteit van een boom. Het is daarom niet toegestaan te snoeien aan bomen met uitzondering van snoeiwerk door of in opdracht van het college. Soortgelijke beschermende maatregelen bepalingen voor particuliere bomen zou een te vergaande beperking van het eigendomsrecht inhouden. Op grond van artikel 8 lid 5 kan het college van burgemeester en wethouders wel het treffen van voorzieningen eisen, indien een houtopstand ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd.

 

Artikel 12: Strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

 

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

 

Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

 

Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

 

Artikel 13: Opsporing en toezicht

 

Artikel 14: Binnentreden woningen

Toelichting als opgenomen in de toelichting van de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Artikel 15: Slotbepaling

Geen nadere toelichting.