Organisatie | Utrechtse Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coffeeshopbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug 2013 |
Citeertitel | Coffeeshopbeleid gemeente Utrechste Heuvelrug 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2013 | 02-04-2021 | Onbekend | 12-02-2013 Gemeentenieuws, 21-02-2013 | Onbekend |
Het coffeeshopbeleid 2013 is gebaseerd op het coffeeshopbeleid van de voormalige gemeente Driebergen-Rijsenburg dat op grond van de Wet Arhi (algemene regels herindeling) geldend verklaard was voor het hele grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
De hoofddoelstelling van het nieuwe coffeeshopbeleid is en blijft het beheersen van drugsproblematiek waarbij de volgende beleidsuitgangspunten gelden:
1 Scheiding van markten voor soft- en harddrugs (uit het oogpunt van de gezondheidsrisico's verbonden aan het gebruik van diverse middelen);
2 Het beperken van illegale handel in softdrugs;
3 Een betere controle van de overheid op de handel in drugs.
Scheiding van de markten: coffeeshops leveren een belangrijke bijdrage aan de scheiding
van de markten. We gaan uit van een aanbod van één coffeeshop), passend voor de grootte van onze gemeente, zodat softdrugsgebruikers niet zijn aangewezen op illegale verkoop.
1.2 Het beperken van illegale handel in softdrugs
Door het gedogen van de gereguleerde verkoop van softdrugs wordt de illegale handel in cannabis beperkt. Naast de bepalingen voor het beheersbaar verkopen van cannabis uit de coffeeshop in dit coffeeshopbeleid nemen wij ook maatregelen tegen de illegale productie en handel in cannabis en organisaties die hennepteelt voorbereiden of bevorderen (Programma Integrale Veiligheid 2011-2014 / Ondermijning / Hennepconvenant)
1.3 Een betere controle van de overheid op de handel in drugs
Uitgangspunt is om het gebruik door jongeren en kwetsbare gebruikers te voorkomen door strikte handhaving van de minimumleeftijd in coffeeshops, het weren van coffeeshops in de nabijheid van scholen en jongerencentra en het geven van voorlichting over de risico’s van drugsgebruik (Lesprogramma’s Halt, interventies centrum Maliebaan en jongerenwerk bij jeugdgroepen waar sprake is van middelengebruik)
Algemene Plaatselijke Verordening en de Drank en Horecawet
Een coffeeshopexploitant is op grond van artikel 2:28APV exploitatievergunning plichtig.
Een gedoogverklaring maakt de verkoop van softdrugs mogelijk in de coffeeshop. De exploitatievergunning wijkt af van een ‘gewone’ exploitatievergunning door de aanvullende voorschriften (hoofdstuk 4). De coffeeshop is een alcoholvrije inrichting. Hiervoor is geen drank- en horecavergunning nodig.
Voor het huidige Nederlandse drugsbeleid is de wijziging van de Opiumwet in 1976 van groot belang. In de wet is het onderscheid tussen soft- en harddrugs tot stand gebracht. Harddrugs zijn als stoffen met een onaanvaardbaar risico op lijst I geplaatst. Op lijst II staan met name de hennepproducten die als softdrugs worden aangemerkt. Het bezit van harddrugs is strafbaar gesteld als zijnde een misdrijf.
Sinds 1991 hanteert de Nederlandse overheid een expliciet gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van softdrugs. Dit beleid is vooral gericht op het beheersbaar maken en houden van het gebruik en de verkoop van softdrugs, het scheiden van de hard- en softdrugsmarkt, een afname van het aantal cannabisverkooppunten (kwantitatieve sanering), een toename van het aantal bonafide ondernemingen (kwalitatieve sanering) en een afname van het gebruik van (soft-)drugs onder minderjarigen.
De invoering van de zogenaamde Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet) op 21 april 1999 heeft de burgemeester de bevoegdheid gegeven bestuursdwang toe te passen als er in voor publiek toegankelijke lokalen drugs worden verhandeld. Deze bepaling vormt de bestuursrechtelijke basis van het coffeeshopbeleid. Artikel 13b Opiumwet is tevens het juridische instrument om op te treden tegen een coffeeshop die gestelde voorwaarden overtreedt.
Het artikel is per 1 november 2007 aangepast waardoor de burgemeester ook de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen indien er in voor niet publiek toegankelijke lokalen/woningen drugs zoals bedoeld in Lijst 1 en II worden verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De systematische handel in cannabis en harddrugs buiten coffeeshops om kan daarmee beter worden aangepakt, ook als er geen sprake is van overlast. Vóór de wijziging van 2007 kon alleen tegen ‘voor publiek toegankelijke lokalen’ worden opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Voor niet ‘publiek toegankelijke lokalen’ (zoals woningen) kon worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. In de praktijk bleek het vaak moeilijk om verstoring van de openbare orde, met name overlast, aan te tonen waardoor artikel 174a van de Gemeentewet veelal te kort schoot. Bestuursdwang kan nu worden ingezet tegen alle illegale verkooppunten wegens overtreding van de Opiumwet. Verstoring van de openbare orde hoeft niet meer aangetoond te worden.
De burgemeester is het bevoegde gezag inzake de uitvoering van het lokale coffeeshopbeleid.
De burgemeester verstrekt de gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs en de exploitatievergunning voor het exploiteren van een coffeeshop. Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht.
Op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug (APV) is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren. Ook een coffeeshop is een openbare inrichting in de zin van de APV. Het is een bevoegdheid van de burgemeester om nadere beleidsregels op te stellen omtrent het verlenen van vergunningen ten behoeve van de exploitatie. Deze regels hebben het karakter van beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
De betreffende APV-bepalingen ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn van
overeenkomstige toepassing, alsmede de weigeringsgronden. De burgemeester kan de vergunning weigeren of intrekken, conform het handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet, de wet bevordering integriteitsbeoordeling openbaar bestuur (BIBOB), als de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed, rekening houdend met het karakter van de beoogde vestiging en de directe omgeving, de al aanwezige horeca en de wijze van bedrijfsvoering.
Bevoegdheden van de gemeenteraad
In het duale stelsel heeft de gemeenteraad een kaderstellende en controlerende rol. In de Gemeentewet is de raad een aantal bevoegdheden gegeven om deze kaderstellende taken waar te kunnen maken. De belangrijkste daarvan zijn de budgettaire bevoegdheid en de verordenende bevoegdheid. Deze kaders bepalen voor de burgemeester en het college de ruimte om hun bestuurlijke verantwoordelijkheden uit te kunnen voeren. Vervolgens is het weer de raad die controleert of het college en de burgemeester hun bestuurstaken goed uitvoeren. Daartoe hebben college en burgemeester een actieve informatieplicht om de raad die inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor een goede vervulling van de taken van de raad.
Verhouding bij het coffeeshopbeleid
Hoe moeten de taken en bevoegdheden gezien worden bij het coffeeshopbeleid: strekken de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de gemeenteraad zich ook uit tot het coffeeshopbeleid? Mag de gemeenteraad een kaderstellende nota coffeeshopbeleid vaststellen? Kan de gemeenteraad de burgemeester controleren? Om deze vragen te beantwoorden is artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht van belang, dat bepaalt dat beleidsregels worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. De burgemeester is het bevoegd gezag inzake het coffeeshopbeleid. Daarom kan de raad geen beleidsregels vaststellen. Deze bevoegdheid is toegekend aan de burgemeester.
Justitiële gedoogcriteria AHOJG-plus
Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen uit de Opiumwet.
Het beleid voor coffeeshops, binnen de kaders van de richtlijnen (zie onderstaande), wordt afgestemd in het lokale driehoeksoverleg. Op basis van het opportuniteitsbeginsel – dat er op neerkomt dat het OM kan bepalen of wordt vervolgd, of dat in het kader van het algemeen belang van vervolging wordt afgezien – is een gedoogbeleid ontwikkeld ten aanzien van de verkoop van softdrugs in coffeeshops. Dit beleid is vastgelegd in “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” en per 1 oktober 1996 in werking getreden. In 2000 (Staatscourant 2000, 250) zijn deze AHOJG-criteria aangescherpt en per 1-1-2012 zijn deze AHOJG aangevuld met het ingezetenencriterium (I-criterium). Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”. Coffeeshops zijn “voor het publiek openstaande gebouwen” als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet. Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJG-pluscriteria
In de richtlijnen wordt onder meer expliciet aangegeven wat de AHOJG plus-criteria betekenen:
Geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder transactie wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper. Ook geen aanwezigheid van grote hoeveelheden in voorraad (G). De voorraad mag niet meer zijn dan 500 gram.
Het is op dit moment nog niet mogelijk voor de exploitant om snel de kwaliteit van de softdrugs te controleren. Een sanctie stellen op maximumwaarde is daarmee nog niet haalbaar. Het kabinet overweegt om softdrugs met een THC-waarde hoger dan 15% op lijst I van de Opiumwet te plaatsen en daarmee tot harddrugs te verklaren. De landelijke richtlijnen worden van toepassing verklaard op het moment dat hier duidelijkheid over komt.
Maximumstelsel en ruimtelijke criteria
In het coffeeshopbeleid uit 1997 waren geen ruimtelijke criteria opgenomen. In deze notitie zijn wel ruimtelijke criteria opgenomen. Deze criteria zijn opgenomen om overlast te beperken, de controle te kunnen behouden en de drempel tot coffeeshops voor jongeren te verhogen. Het betreft de volgende ruimtelijke criteria:
Het winkelklimaat in de naaste omgeving mag door de aanwezigheid van de coffeeshop niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed of dreigen te worden beïnvloed. Van ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van het winkelklimaat is in elk geval sprake zodra een coffeeshop wordt of is gevestigd in een omgeving met overwegend winkels in een voetgangerszone, waarbij de bezoekers van de coffeeshop zijn aangewezen op dezelfde parkeervoorzieningen (parkeerterreinen/parkeergarages) voor voertuigen als het publiek van die winkels.
De gedoogverklaring dient schriftelijk te worden aangevraagd bij de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
C.Te overleggen documenten bij aanvraag
Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende documenten te worden meegezonden:
geen bezwaar van eigenaar en/of verhuurder van het pand waarin de inrichting
De gedoogverklaring wordt verleend voor de periode van 2 jaar met ingang van de dag na die waarop de verklaring is toegezonden aan de exploitant. Voor deze termijn is gekozen, omdat een afgegeven BIBOB-advies voor twee jaar kan worden gebruikt ter motivering (artikel 29 wet BIBOB).
E.Verbinden van voorschriften aan gedoogverklaring:
De burgemeester verbindt aan de gedoogverklaring voorschriften ter bescherming van de belangen van het onderhavige coffeeshopbeleid (zie bijlage 1 gedoogverklaring coffeeshops)
5. Inwerkingtreding en overgangsrecht
Het coffeeshopbeleid Utrechtse Heuvelrug 2013 treedt inwerking 1 dag na publicatie in de plaatselijke krant. Voor de reeds afgegeven gedoogbeschikking geldt dat deze binnen 6 maanden wordt ingetrokken. De huidige exploitant dient binnen 6 maanden een nieuwe aanvraag in te dienen. De huidige exploitant zal moeten voldoen aan het nieuwe beleid om in aanmerking te komen voor een nieuwe gedoogverklaring. Indien een aanvraag is ingediend vóór inwerkingtreding van het beleid, maar nog niet afgehandeld is, zal deze worden getoetst aan het nieuwe beleid. Op onderdelen waar het nieuwe beleid nadeliger voor de aanvrager is dan het oude beleid, kan gebruik gemaakt worden van een overgangstermijn van 6 maanden.
Het coffeeshopbeleid Utrechtse Heuvelrug 2013 vervangt het coffeeshopbeleid uit 1997 van de voormalige gemeente Driebergen-Rijssenburg dat op grond van de Wet Arhi (algemene regels herindeling) geldend verklaard was voor het hele grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Bijlage 1: gedoogverklaring coffeeshop
Naar aanleiding van uw aanvraag / uw aanvraag tot wijziging van de gedoogverklaring verleen ik u hierbij een gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet vanuit een verkooppunt (hierna te noemen: inrichting) gelegen ………………………onder de navolgende voorwaarden:
Het pand waar de inrichting in gedreven wordt beschikt over een horecabestemming en voldoet aan de inrichtingseisen zoals die zijn opgenomen in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. Het pand bevindt zich bij vestiging niet binnen 350 meter van een school. Onder scholen wordt verstaan scholen van voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Om de afstand tussen een coffeeshop en een school te meten, geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school.
Personen die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. Verkoop van softdrugs aan personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt is niet toegestaan. Indien duidelijk wordt dat een volwassen klant zich schuldig maakt aan doorverstrekking van softdrugs aan minderjarigen, zal geen verkoop meer plaatsvinden aan deze klant voor een periode van drie maanden. Bij herhaling zal de klant definitief worden geweigerd.
confrontaties tussen coffeeshopbezoekers en anderen te vermijden, is het niet mogelijk om bij een coffeeshop een terras te exploiteren. Conform het gestelde in de Drugsnota is de plaatsing van kansspelautomaten zoals bedoeld in de Wet op de Kansspelen niet toegestaan. Daarnaast dienen drempelverlagende activiteiten te worden voorkomen.
10. In de inrichting mogen alleen personen werkzaam zijn die beschikken over een positieve verklaring omtrent het gedrag. Zowel de exploitant, beheerder als overig personeel mogen in de afgelopen vijf jaar niet onherroepelijk veroordeeld zijn geweest. Het betreft hier veroordelingen ter zake misdrijven uit de Opiumwet, heling, geweldsdelicten of gebruik van en/of handel in vuurwapens.
Elke vorm van reclame voor de verkoop van softdrugs waaronder te verstaan iedere activiteit die dient om de aandacht vanaf de openbare weg op de verkoop van softdrugs te vestigen te bevorderen alsmede het op enigerlei andere wijze wervend optreden om daarmee de aandacht op de inrichting te vestigen, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van advertenties of het verspreiden van foldermateriaal is verboden, met dien verstande dat van dit verbod is uitgesloten een naamsaanduiding van waaruit direct dan wel met ondersteuning van onderschrift of logo blijkt dat in de inrichting softdrugs worden verkocht.
Onverminderd de mogelijkheid om tot intrekking van de gedoogverklaring over te gaan, kan de inrichting worden gesloten indien wordt vastgesteld dat in strijd wordt gehandeld met één of meer van de aan de gedoogverklaring verbonden voorwaarden, dan wel door misdrijf verkregen voorwerpen in de inrichting zijn gekocht, te koop aangeboden, verkocht dan wel bewaard of verborgen, dan wel in de inrichting wapens aanwezig zijn in de zin van de wet Wapens en Munitie, dan wel zulks in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Naast de verplichting tot het voeren van een reguliere boekhouding dient een dagelijkse administratie plaats te vinden ten aanzien van de in de inrichting aanwezige hoeveelheden softdrugs. De administratie dient zodanig ingericht te worden dat gecontroleerd kan worden dat de maximale handelsvoorraad van 500 gram niet wordt overschreden.
Van deze gedoogverklaring kan geen gebruik worden gemaakt indien u niet in het bezit bent van een vergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemeen plaatselijke verordening Utrechtse Heuvelrug voor het exploiteren van het horecabedrijf. Bij de behandeling van een verzoek om een (wijziging) van de exploitatievergunning en/of een (wijziging) van de gedoogverklaring zal te allen tijde een toetsing op grond van de Wet BIBOB (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) plaatsvinden.
Deze gedoogverklaring wordt verleend voor een periode van 2 jaar ingaande op dagtekening van deze verklaring. De gedoogverklaring geldt voor u als ondernemer persoonlijk en is als zodanig niet overdraagbaar. Wijziging van 1 of meer van de volgende onderdelen dient een nieuwe aanvraag voor een gedoogverklaring en een nieuwe aanvraag exploitatievergunning te worden ingediend:
-wijziging exploitant / wijziging beheerder / wijziging rechtsvorm / wijziging samenstelling vennootschap / wijziging inrichting waardoor niet meer wordt voldaan aan de inrichtingseisen;
Indien een van de voorwaarden wordt overtreden kan de gedoogverklaring worden ingetrokken en kan sluiting volgen.
Voor de verleende gedoogverklaring bent u conform de legerverordening Utrechtse Heuvelrug een bedrag aan leges verschuldigd van €..,..
Ten behoeve van de betaling ontvangt u een afzonderlijke nota. U dient het bedrag te voldoen vóór de op de nota vermelde vervaldatum. Het bedrag aan leges is verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag om een gedoogverklaring. Ook indien u geen gebruik maakt van de gedoogverklaring dient het bedrag te worden betaald.
De burgemeester van Utrechtse Heuvelrug,
Een afschrift van deze gedoogverklaring is verzonden aan:
Indien u het niet eens bent met dit besluit kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na verzending hiervan een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. U kunt het bezwaarschrift richten aan de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Vermeldt u in het bezwaarschrift in elk geval de volgende gegevens:
de datum waarop u het bezwaarschrift stuurt;
een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (onderwerp, datum en kenmerk van het besluit, of kopie van deze brief); en
een uitleg waarom u bezwaar maakt.
Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van het besluit niet. Bij (aantoonbaar) spoedeisend belang kunt u bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland vragen om een voorlopige voorziening. Als de voorzieningenrechter het verzoek toewijst dan kan hierbij worden bepaald dat de werking van het besluit wordt geschorst. Voorwaarde voor het kunnen indienen van een dergelijk verzoek is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Wilt u een voorlopige voorziening indienen? Stuurt u dan een brief of fax naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, sector bestuursrecht, Postbus 16005, 3500 DA Utrecht.