Burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede;
gelet op het bepaalde in artikel 15:1:15 van de CAR UWO;
gezien de bereikte overeenstemming met de O.R.;
besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Regeling Beoordelen gemeente Heemstede
Artikel 1. Begripsomschrijving
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
medewerker:
- 1.
de ambtenaar zoals in de zin van de CAR UWO;
- 2.
de medewerker die werkzaam is op basis van een
arbeidsovereenkomst.
- b.
beoordelaar:
de hiërachisch leidinggenvede van de medewerker.
- c.
informant:
een persoon die een functionele werkrelatie met de medewerker heeft
en waardevolle informatie kan verstrekken aan de beoordelaar over
het functioneren van de medewerker.
- d.
belangenbehartiger:
een belangenbehartiger die in het belang van de medewerker aan het
gesprek deelneemt.
- e.
directeur/gemeentesecretaris:
de directeur van het aandachtsgebied waar de medewerker werkzaam is
danwel de gemeentesecretaris waar het medewerkers van zijn
aandachtsgebied betreft.
- f.
bevoegd gezag:
het college van burgemeester en wethouders danwel de raad voor zover
het medewerkers van de griffie betreft.
- g.
beoordelingsgesprek:
een gesprek waarin de beoordelaar de beoordeling bespreekt met de
beoordeelde
- h.
beoordelingsperiode:
de periode waarover de beoordeling plaatsvindt.
- i.
beoordeling:
het oordeel dat de beoordelaar opstelt over het functioneren van de
medewerker, met betrekking tot de vastgestelde
beoordelingsperiode.
- j.
beoordelingsformulier:
het formulier waarop de beoordeling wordt vastgelegd.
Artikel 2. Uitvoering
- 2.1
Beoordelingen
- 1.
Een beoordelingsgesprek wordt alleen gehouden als de beoordelaar
of medewerker dat wil. In ieder geval bij het nemen van
negatieve besluiten ten aanzien van de rechtspositie van de
medewerker, waarbij het functioneren van de medewerker een rol
speelt. De medewerker is verplicht mee te werken.
- 2.
Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de beoordelaar en
de medewerker. Indien één van hen dit wenst, kan een informant,
belangenbehartiger en/of een P&O-adviseur bij het gesprek
aanwezig zijn.
- 2.2
Opstellen voorlopige beoordeling
- 1.
De beoordelaar maakt een voorlopige beoordeling op. Hij gebruikt
daarbij het verslagformulier beoordelingsgesprek.
- 2.
De beoordelaar beoordeelt het functioneren van de medewerker.
Daarbij worden ook de afspraken in acht genomen die tussen
medewerker en beoordelaar zijn gemaakt over de
beoordelingsperiode, deze periode bedraagt maximaal 12
maanden.
- 3.
De beoordelaar gaat daarbij uit van zijn eigen ervaringen en
maakt zo mogelijk gebruik van de ervaringen van door hem aan te
wijzen informanten. Op het beoordelingsformulier wordt
aangegeven bij welke informanten informatie is ingewonnen.
- 2.3
Het Beoordelingsgesprek
- 1.
De beoordelaar stelt na overleg met de medewerker een datum vast
voor het beoordelingsgesprek.
- 2.
Minimaal één week voor het beoordelingsgesprek ontvangt de
medewerker een afschrift van de voorlopige beoordeling.
- 3.
De beoordelaar licht in het gesprek zijn voorlopige beoordeling
toe.
- 4.
Indien de medewerker van mening is dat essentiële informatie
betrokken kan worden van een informant, die nog niet
ingeschakeld is door de beoordelaar, kan hij dat in het
beoordelingsgesprek aangeven. De beoordelaar zal dan alsnog
informatie inwinnen bij deze informant. Deze informatie wordt
meegenomen bij het opstellen van de definitieve beoordeling.
- 5.
De medewerker krijgt in het beoordelingsgesprek de gelegenheid
zijn visie op het functioneren tijdens de beoordelingsperiode
kenbaar te maken. Wanneer de beoordeelde ten aanzien van de
beoordeling wijzigingen voorstelt waarin de beoordelaar zich kan
vinden, worden de wijzigingen in de definitieve beoordeling
meegenomen.
- 6.
De medewerker kan in het beoordelingsgesprek aangeven dat hij
gebruik wil maken van de mogelijkheid om op het verslagformulier
beoordelingsgesprek kanttekeningen te plaatsen.
- 7.
De medewerker kan in het beoordelingsgesprek aangeven dat hij
gebruik wil maken van de mogelijkheid voor een aanvullend
beoordelingsgesprek met de beoordelaar en de naasthogere
leidinggevende of degene die de beoordeling vaststelt.
- 2.4
Definitieve beoordeling
- 1.
Naar aanleiding van het beoordelingsgesprek of het eventuele
aanvullend beoordelingsgesprek, stelt de beoordelaar een
definitieve beoordeling op. Hij gebruikt daarbij het
verslagformulier beoordelingsgesprek.
- 2.
Indien de medewerker dit in het beoordelingsgesprek en/of het
aanvullend beoordelingsgesprek heeft aangegeven, kan hij op het
verslagformulier beoordelingsgesprek zijn kanttekeningen
plaatsen.
- 3.
De medewerker tekent de beoordeling op het verslagformulier
beoordelingsgesprek voor akkoord of gezien en zijn eventuele
kanttekingen voor akkoord.
- 4.
De beoordeling wordt door de directeur/gemeentesecretaris namens
het bevoegd gezag vastgesteld.
- 5.
De medewerker ontvangt binnen twee weken na de vaststelling van
de beoordeling een afschrift van het verslagformulier
beoordelingsgesprek.
- 6.
Het verslagformulier beoordelingsgesprek wordt bewaard in het
digitale persoonsdossier van de medewerker.
- 7.
De medewerker die zich niet kan verenigen met een besluit als
bedoeld in het vierde lid, kan op grond van de Awb een
gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het bevoegd gezag.
Artikel 3. Beoordelingen medewerker met tijdelijke aanstelling bij wijze van
proef
Als er twijfel bestaat over het voldoende functioneren van de medewerker
vindt er in de 9e maand na indiensttreding een
beoordelingsgesprek plaats. Een beoordelingsgesprek kan worden gevoerd op
voorwaarde dat er gesprekken zijn gevoerd in de voorgaande maanden waarin de
verbeterpunten voor de medewerker duidelijk aan de orde zijn gekomen.
Artikel 4. Hardheidsclausule
In die gevallen waarin dit reglement niet of niet in redelijkheid voorziet,
beslist het bevoegd gezag.
Artikel 5. Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Regeling beoordelen Gemeente
Heemstede’.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013 onder
gelijktijdige intrekking van de regeling: Functionerings- en
beoordelingsbeleid 2004
Toelichting: aanvullend beoordelingsgesprek
Wanneer de medewerker in het beoordelingsgesprek ten aanzien van de beoordeling
wijzigingen voorstelt waarin de beoordelaar zich kan vinden, wordt de
definitieve beoordeling opgesteld.
Echter, indien de medewerker zich niet kan vinden in de beoordeling en de
beoordelaar meent deze niet overeenkomstig de voorstellen van de medewerker te
kunnen wijzigen kan de medewerker een aanvullend beoordelingsgesprek aanvragen.
Vervolgens vindt in principe binnen drie weken na het eerste gesprek een tweede
gesprek plaats tussen de medewerker en de beoordelaar. In dit gesprek is de
naasthogere leidinggevende of degene die de beoordeling vaststelt aanwezig.
Daarnaast kunnen de medewerker en beoordelaar beiden verzoeken om inschakeling
van de P&O-adviseur. De P&O-adviseur draagt er zorg voor dat de mening
van de gesprekspartners tijdens dit gesprek aan de orde komt en maakt daar een
verslag van. Als de medewerker zich ook na het tweede gesprek niet kan verenigen
met de beoordeling en de beoordelaar meent deze niet overeenkomstig de
voorstellen van de medewerker te kunnen wijzigen, wordt de definitieve
beoordeling opgesteld en de medewerker tekent het verslagformulier
beoordelingsgesprek voor 'gezien' en de kanttekeningen van de medewerker voor
akkoord.