Organisatie | Gennep |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013 |
Citeertitel | Maatregelverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Algemene Toelichting |
Deze regeling vervangt de Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Gennep 2008
Wet werk en bijstand, art 8 lid 1 onderdelen b,h en i
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 23-09-2013 Gemeenteblad 2013-19 | 2013/3004 |
Maatregelen verordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013
De Raad van de Gemeente Gennep,
Gezien de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Stb. 2012, 462),
gelezen het advies van burgemeester en wethouders van 13 augustus 2013,
gelezen het advies van de commissie Samenleving en Milieu van 9
gelet op artikel 8, eerste lid onderdelen b, h en i van de Wet werk en bijstand,
overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van de bijstand als gevolg van gedragingen van belanghebbende bij verordening te regelen,
overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen,
Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Artikel 2 – Het verlagen van de uitkering
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel toegepast.
Artikel 5 – Ingangsdatum en tijdvak
Indien de belanghebbende, binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, wederom zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, wordt de termijn bedoeld in het vierde lid, en welke in de hoofdstukken 2 en 3 vermeld staan, verdubbeld. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
Artikel 6 – Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan meerdere gedragingen die het niet nakomen van een verplichting inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste maatregel geldt.
Hoofdstuk 2 – Maatregel in verband met plicht tot arbeidsinschakeling, behoud van arbeid en tegenprestatie
Artikel 7 – Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbende die als schending van één van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 9, 9a, 10a en 44a van de wet kunnen worden aangemerkt, alsmede het niet behouden van arbeid, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet, niet te willen nakomen, hetgeen heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de wet;
het in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede het in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of beëindiging van het traject;
het in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede meewerken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of beëindiging van het traject;
Hoofdstuk 3 – Maatregel in verband met andere gedragingen dan schending van de inlichtingen- dan wel arbeidsverplichtingen
Artikel 9 – Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel toegepast die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de maatregel bij onverantwoord besteden van vermogen: 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand, gevolgd door 50% van de bijstandsnorm gedurende de overige maanden. Het totaal aantal maanden is gelijk aan het aantal maanden dat belanghebbende geen beroep had hoeven doen op bijstand als hij zijn vermogen wel verantwoord had besteed, uitgaande van een besteding van 1,5 maal de bijstandsnorm.
Artikel 10 – Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 wordt, indien belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete, een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste maand gerekend vanaf de start van de bijstandsverlening.
Artikel 11 – Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt, indien sprake is van verbaal geweld, afgezien en wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
Hoofdstuk 4 – Verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Artikel 14 – Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet
In afwijking van artikel 13 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
Artikel 15 – Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De artikelen 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.