Organisatie | Meppel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Meppel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 26-09-2013 Elektronisch gemeenteblad, 2-10-2013 | 189731 |
01-01-2015 | vervallen van rechtswege |
|
Raadsbesluit VIII/9, nr. 189731.
dat in verband met de aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving er een verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive moet worden vastgesteld;
gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8 eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand.
vaststellen van de Verordening bestuurlijke boete bij recidive.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
recidiveboete: de bestuurlijke boete die wordt opgelegd bij het voor een tweede keer of volgende maal overtreden van de plicht tot het tijdig, juist en volledig verstrekken van informatie die van belang is voor de WWB-uitkering. Dit is terug te vinden in artikel 18a, vijfde lid van de Wet werk en bijstand;
Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens
Artikel 2 Verrekenen met de beslagvrije voet bij voldoende bezit
1. Indien het bezit van de belanghebbende tenminste meer is dan
driemaal de bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en
wethouders de recidiveboete zonder inachtneming van de
2.De verrekening duurt drie maanden vanaf het moment dat de
2. bestuurlijke boete is opgelegd. Het college gaat daar bij uit van de
2. dagtekening op het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke
Artikel 3 Verrekenen met de beslagvrije voet bij geen of onvoldoende
Indien het bezit van de belanghebbende minder bedraagt dan driemaal de bijstandsnorm , dan wordt door het college de bestuurlijke boete gedurende een maand verrekend zonder rekening
te houden met de beslagvrije voet. De verrekening vindt plaats direct vanaf het moment dat de bestuurlijke boete is opgelegd.
Op 1 januari 2013 treedt de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking. Voor de Wet werk en bijstand introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete te verrekenen met de lopende uitkering.
Bij de verrekening moet de gemeente rekening houden met de beslagvrije voet. Dit betekent dat de belanghebbende 90% van de bijstandsuitkering overhoudt voor zijn kosten van levensonderhoud. Is er echter sprake van een herhaalde schending van deze inlichtingenplicht, en wordt daarvoor weer een boete opgelegd, een zogenaamde recidiveboete, dan kan het college besluiten gedurende drie maanden de boete te verrekenen met de volledige uitkering.
De Wet werk en bijstand verplicht de gemeenteraad om in een verordening nadere regels vast te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.
De gemeente heeft alleen bij het afzien van de beslagvrije voet de bevoegdheid regels op te stellen. In alle overige gevallen van invordering en terugvordering, tenzij niet wettelijk verplicht is er sprake van een bevoegdheid van het college. Het college kan in deze gevallen beleidsregels opstellen.
Het kan voorkomen dat de gemeente te maken krijgt met het verzoek van een andere gemeente om een door hen opgelegde boete te verrekenen. In deze is het aan de gemeente die de boete heeft opgelegd ( op basis van hun verordening) om aan te geven of zij de beslagvrije voet willen aanhouden, of dat zij er vanaf willen zien. De gemeente die de uitkering verstrekt moet in beginsel hieraan meewerken.
Als de beslagvrije voet niet wordt gehanteerd dan kan de belanghebbende aan de gemeente die de uitkering verstrekt vragen de beslagvrije voet toch toe te passen. De gemeente die de uitkering verstrekt kan aan het verzoek voldoen
( artikel 60b, tweede lid Wet werk en bijstand). Inde meeste gevallen zal deze gemeente dan besluiten volgens de eigen verordening te handelen.
In deze verordening zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste begrippen hoeven niet verder te worden toegelicht.
De verordening kent een omschrijving van het begrip bezit. Bezit is de waarde van alle bezittingen waarover de belanghebbende en/of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen bestaan uit geld of goederen.
Binnen de wet werk en bijstand wordt het begrip vrij te laten vermogen gehanteerd ( artikel 34 Wet werk en bijstand). Bij het begrip zoals dat wordt gebruikt in deze verordening gaat het om iets anders. Met schulden wordt in deze verordening geen rekening gehouden. Ook met de vrijlating van een deel van het vermogen wordt geen rekening gehouden.
Als de gemeente besluit dat de boete wordt verrekend met de volledige uitkering zal de belanghebbende de bezittingen waarover hij beschikt ( of kan beschikken) moeten aanwenden om in zijn kosten van bestaan te voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door de belanghebbende en zijn gezin) bewoonde eigen woning.
In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het begrip verrekenen omschreven. De wijze van verrekenen zoals omschreven is in de wet werk en bijstand gaat verder.
Artikel 2 Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit
Het uitgangspunt van deze verordening is dat de recidiveboete volledig wordt verrekend met de uitkering ( dus zonder rekening te houden met de beslagvrije voet) gedurende de maximale termijn van drie maanden als de belanghebbende over voldoend bezit beschikt om dit zelf op te vangen.
Dit uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening.
Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende beschikt ( of kan beschikken) tenminste drie maal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij het gebruik van het aanwezige geld en het verkopen van bezittingen zou een periode van 3 maanden overbrugd kunnen worden.
Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit
Heeft een belanghebbende onvoldoende bezit om een periode van drie maanden te overbruggen, dan verrekent het college slechts een maand zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden houdt het college wel rekening met de beslagvrije voet , maar niet volledig. Deze twee maanden blijft de belanghebbende beschikken over 80% van de bijstandsnorm. Voor het percentage van 80 is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers.
Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Met deze vorm van verrekenen geeft de gemeente een duidelijk signaal.
Toch houdt de gemeente ook rekening met haar zorgplicht. Bij belanghebbenden die geen of onvoldoende bezit hebben kan het volledig verrekenen gedurende drie maanden onaanvaardbare gevolgen hebben. Dat is iets wat de gemeente wil voorkomen.
Een belanghebbende kan inkomsten hebben uit arbeid die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r gedeeltelijk worden vrijgelaten. Bij verrekening van recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten gewoon mee. Deze inkomsten worden in dit geval dus niet buitenbeschouwing gelaten.
Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet
Hoewel er sprake is van een herhaalde schending van de inlichtingenplicht zijn er situaties denkbaar waarin een volledige verrekening onaanvaardbare gevolgen heeft. Dit komt aan de orde in artikel 4 van deze verordening. Dit zijn individuele situaties waar het college rekening mee moet houden.
In dit artikel is geregeld dat besloten kan worden de beslagvrije voet toch te hanteren als de volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot uithuiszetting van de belanghebbende en diens gezin. Als belanghebbende op straat komt te staan wordt de problematiek verergert met alle maatschappelijke gevolgen van dien.
Ook als er sprake is van ander dringende redenen kan besloten worden om toch de beslagvrije voet te hanteren. Het gaat om uitzonderlijke incidentele gevallen waarbij de belanghebbende en diens gezin in behoeftige omstandigheden verkeren die op geen andere manier te verhelpen zijn.
Het enkele feit dat de belanghebbende door de verrekening over onvoldoende middelen beschikt om in het bestaan te voorzien is geen dringende reden.
Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boete
In artikel 60b, derde lis van de Wet werk en bijstand is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, die nog niet zijn betaald. Mocht het college besluiten tot het verrekenen van deze nog openstaande boetes, dan is het mogelijk op grond van artikel 5 van deze verordening.