Organisatie | Medemblik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE AUDITCOMMISSIE MEDEMBLIK 2013 |
Citeertitel | Verordening op de auditcommissie Medemblik 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Griffie |
De verordening op de auditcommissie Medemblik 2011 wordt hierbij ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-10-2013 | nieuwe regeling | 12-09-2013 Medemblikker Courant, 26-09-2013 | IVR-13-01592 |
Artikel 3 Samenstelling en vergoeding
De burgercomissieleden van de auditcommissie ontvangen conform artikel 96 van de gemeentewet de door het Rijk vastgestelde vergoeding voor commissieleden niet zijnde raadsleden. De voorzitter ontvangt hiervoor 150% van deze vastgestelde vergoeding op basis van artikel 96 lid 2 uit de Gemeentewet, omdat hij meer werk verricht en meer verantwoordelijkheden heeft dan de leden van de auditcommissie.
De griffier wijst uit de medewerkers van de griffie een secretaris en een plaatsvervangend secretaris voor de auditcommissie aan.
De auditcommissie is belast met de voorbereiding en de besluitvorming van de raad met betrekking tot de werving en de selectie van of het beëindigen van de relatie met dan wel het ontslag van de accountant als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a en het lid of de leden van de rekenkamer als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderf.
De auditcommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van aan hem overgelegde stukken geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen in acht genomen totdat de auditcommissie haar opheft.
Op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan de auditcommissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat haar heeft opgelegd dan wel de gemeenteraad haar opheft.
Indien omtrent stukken die zijn gericht aan de auditcommissie geheimhouding is opgelegd blijven deze onder berusting van de secretaris van de auditcommissie. De secretaris verleent inzage aan de leden van de auditcommissie alsmede aan andere personen voor zover aan hen kennisneming onder geheimhouding is toegestaan.