Organisatie | Werk en Inkomen Lekstroom |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WIL |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WIL |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-07-2013 | 01-05-2013 | 01-01-2017 | Start nieuwe organisatie | 20-06-2013 Lopik: Het Kontakt van 25 juni 2013; Vianen: Het Kontakt 25 juni 2013; IJsselstein: Zenderstreeknieuws 3 juli 2013 | Onbekend |
Het algemeen bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 28 februari 2013;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand en de bepaling van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen;
Artikel 2 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening
Het dagelijks bestuur verrekent het openstaande boetebedrag gedurende de eerste drie maanden na het moment van dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete door inhouding van een bedrag ter hoogte van respectievelijk100% in de eerste maand, 50% in de tweede maand en 20% in de derde maand op de algemene bijstand, telkens van de in de betreffende maand van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Artikel 3 Verrekenen met inachtneming van beslagvrije voet
In afwijking van artikel 2 verrekent het dagelijks bestuur het openstaande boetebedrag met inachtneming van de beslagvrije voet zoals genoemd in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor zover:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, gehouden op 20 juni 2013.
de secretaris, de voorzitter,
R.Esser C. van Dalen
Artikelgewijze toelichting separate verordening
Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voor zover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals reeds aangegeven geeft de Wet werk en bijstand het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de boete geheel buiten toepassing te laten. Het dagelijks bestuur mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.
In eerste instantie was deze verrekening – gelijk nog steeds in de IOAW en IOAZ – als een verplichting opgenomen in de wet. De Kamer achtte echter - juist bij bijstandsverlening – het risico reëel dat zich situaties zouden kunnen voordoen waarbij de uiteindelijke totale maatschappelijke kosten beduidend hoger lagen dan het met deze invorderingsmethodiek bereikte resultaat. Reden voor de Kamer om de gemeente in dit kader meer handelingsvrijheid te geven, om juist in deze individuele situaties af te kunnen wijken van het principe. Vandaar dat bij de verrekening met de bijstand niet gesproken wordt over een plicht, maar over een bij verordening nader in te kaderen bevoegdheid.
In deze verordening is er voor gekozen om in lijn met deze bedoeling voor de eerste maand uit te gaan van het principe van volledige verrekening van de aanspraak op bijstand. In de tweede maand wordt de ruimte voor verrekening beperkt tot de helft van de aanspraak op bijstand en vanaf de derde maand wordt vervolgens de ruimte voor verrekening beperkt tot 20% van de aanspraak op bijstand. In artikel 3 worden de mogelijkheden benoemd om van dit principe af te wijken.
In artikel 3 zijn een tweetal situaties benoemd waarin het dagelijks bestuur ondanks de in de wet opgenomen bevoegdheid toch de beslagvrije voet bij verrekening in acht neemt. De genoemde omstandigheden betreffen situaties die ook tijdens de parlementaire behandeling expliciet zijn benoemd.