Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bed en breakfast |
Citeertitel | Beleidsregels bed en breakfast |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2015 | Onbekend | 10-09-2013 Onbekend | Onbekend | ||
17-09-2013 | Onbekend | 10-09-2013 Onbekend | Onbekend |
Collegebesluit van 10 september 2013, houdende vaststelling van de beleidsregels bed en breakfast.
Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij toepassing van deze beleidsregel worden de volgende begripsbepalingen gehanteerd:
Voor de begripsbepalingen die niet in deze beleidsregels zijn voorzien, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Voor zover mede het bestemmingsplan hier niet in voorziet zijn de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing.
Voor een ‘wijze van meten’ die niet in deze beleidsregels is opgenomen, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Voor zover mede het bestemmingsplan hier niet in voorziet zijn de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing.
Burgemeester en wethouders verlenen in principe medewerking aan een verzoek om het verlenen van ontheffing als een plan voldoet aan de onder artikel 4 tot en met 15 gestelde regels mits:
Artikel 4 Bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:
In het achtertuingebied mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht, mits:
bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning een strook van minimaal 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningplichtige bouwwerken, indien bij bestaande vrijstaande woningen al binnen deze 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens vergunningplichtige gebouwen zijn gebouwd, mag een bijbehorend bouwwerk in diezelfde lijn achter deze gebouwen worden gebouwd;
er van het achtertuingebied, dat is gelegen buiten de bebouwingsgrens en/of het bebouwingsvlak (zoals in het bestemmingsplan aangegeven), minimaal 50% onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.
Artikel 5 Bijbehorend bouwwerk bij een woning buiten de bebouwde kom
Artikel 6 Bijbehorend bouwwerk bij niet-woningen binnen en buiten de bebouwde kom
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.
Artikel 7 Een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water-, of luchtverkeer
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:
1.Voor gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water-, of luchtverkeer, mits:
Artikel 8 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:
Artikel 9 Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.
Artikel 10 Antenne-installatie
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:
bij de planologische gebruiksactiviteit kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de situering en maatvoering ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Artikel 11 Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.
Artikel 12 Installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:
Artikel 13 Het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Voor “vaste” evenementen is ontheffing op grond van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening verleend. Voor nieuwe aanvragen zal per verzoek een afweging worden gemaakt.
Artikel 14 Een wijziging in het gebruik van bouwwerken in de bebouwde kom
Voor een wijziging in het gebruik van de woning/agrarische bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een Bed&Breakfast accommodatie, mits:
de activiteit een ondergeschikt medegebruik van de woning/agrarische bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken betreft en beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning/agrarische bedrijfswoning en alle bijbehorende bouwwerken;
bij het parkeren in het centrum en de schil eromheen (blauwe zone) wordt voldaan aan de beleidsregels, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan gemeente Almelo 2012. Bij het parkeren in de schil (blauwe zone) en rest bebouwde kom geldt het maximale parkeerkencijfer voor een woning én een hotel met een vergelijkbaar aantal sterren (ASVV, CROW 2012). Het parkeren dient in principe op eigen terrein plaats te vinden en mag in de rest bebouwde kom en de schil (blauwe zone) leiden tot een maximale toename van 1 auto in de openbare ruimte.
Artikel 15 Het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning
Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van
zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.
Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Wettekst artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
Wettekst a rtikel 2.7 Besluit omgevingsrecht ( Planologische gebruiksactiviteiten )
Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Wettekst artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht
·Hoofdstuk IV. Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet kan worden verleend
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) in werking getreden. Het afwijken van de voorschriften/ regels uit een bestemmingsplan was geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de komst van de Wabo verandert dit: de planologische afwijkingsmogelijkheden staan voortaan in de Wabo, en dus niet meer in de Wro. Het gaat hier om een voortzetting van de zogenaamde “kruimellijst” van gevallen van beperkte planologische betekenis die was opgenomen in artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
De bestaande beleidsregels hebben betrekking op het instrumentarium van de Wro. Met de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 is een nieuw instrumentarium ontstaan. De beleidsregels moeten aan het nieuwe instrumentarium worden aangepast.
Voor zowel de rechtszekerheid van de burger als voor het efficiënt afhandelen van aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en planologie is het gewenst voor de toepassing van dit instrumentarium ten behoeve van de ‘kruimelgevallen’ (opnieuw) beleidsregels vast te stellen. Omdat verzoeken voor afwijkingen van bestemmingsplanbepalingen die vóór 1 oktober 2010 ontvangen zijn volgens oud recht moeten worden afgehandeld, blijven vooralsnog deze beleidsregels voor deze verzoeken (“Beleidsregels gemeente Almelo voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 3.23 Wro”) ongewijzigd van kracht.
In artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) is opgenomen dat beleidsregels kunnen worden vastgesteld ten behoeve van een aan het bestuur toekomende bevoegdheid. Ten aanzien van de in artikel 2.12 Wabo opgenomen planologische afwijkingsmogelijkheden zijn burgemeester en wethouders bevoegd maar niet wettelijk verplicht tot het vaststellen van beleidsregels.
Op grond van de Inspraakverordening voor de gemeente Almelo kunnen burgemeester en wethouders besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het gaat hier om een aanpassing van gemeentelijk beleid aan veranderde wetgeving. Er is geen sprake van een beleidsverandering. Daarom is inspraak niet zinvol. Dit betekent dat het voornemen tot deze aanpassing wordt gepubliceerd maar dat geen inspraak mogelijk is tegen deze beleidsregels. Vanzelfsprekend zijn bezwaar en beroep mogelijk bij toepassing van deze beleidsregels bij een concreet geval.
In artikel 4:82 Awb is bepaald dat ter motivering van een afzonderlijk besluit kan worden verwezen naar de beleidsregels. Dit vereist wel dat de beleidsregels duidelijk (o.a. artikelsgewijze opbouw) en gemotiveerd (de toelichting) zijn.
In de beleidregels is een inherente afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat indien het conform de beleidsregel handelen een onevenredig nadeel voor de belanghebbende oplevert van de beleidsregel kan worden afgeweken. De Awb schrijft deze mogelijkheid tot afwijken overigens ook al voor (4:84 Awb).
Procedure artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wabo
De Wabo onderscheidt twee procedures: de reguliere en de uitgebreide.
Regel bij het bepalen van de te volgen procedure (regulier of uitgebreid) is dat de reguliere procedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald. In artikel 3.10 Wabo staat expliciet aangegeven wanneer de uitgebreide procedure moet worden gevolgd.
Een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, wordt niet genoemd in artikel 3.10 Wabo, wat inhoud dat deze planologische afwijkingsmogelijkheid onder de reguliere procedure valt.
Dit brengt dus een compleet andere situatie met zich mee. Een reguliere procedure voor een omgevingsvergunning moet binnen 8 weken (eventueel plus een verlenging van 6 weken) worden doorlopen. Als de wettelijke termijn wordt overschreden, dan ontstaat er een van rechtswege verleende vergunning. De ontwerpbesluiten worden dus niet (meer) ter inzage gelegd en er is geen sprake meer van een zienswijze-procedure, zoals in de Wro het geval was.
Op het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en de planologische afwijkingsmogelijkheid is de bezwaar- en beroepsprocedure (ex de hoofdstukken 6, 7 en 8 Awb) van toepassing.
In artikel 1 is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen.
Voorts zijn een aantal begrippen overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht. Tenslotte is het begrip “achtertuingebied” geïntroduceerd als tegenhanger van het begrip “achtererfgebied” uit het Besluit omgevingsrecht. Dit om de realisatie van een bijbehorend bouwwerk mogelijk te maken in de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant.
In artikel 2 is eveneens zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen en de SVBP 2008. De begripsbepalingen en de wijze van meten zijn opgenomen in deze beleidsregels om te komen tot uniforme bouw- en gebruiksmogelijkheden. Echter als maten of percentages niet genoemd worden in deze beleidsregels wordt zowel bij de begripsbepalingen als wijze van meten verwezen naar voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Zo wordt voorkomen dat er leemtes in deze beleidsregels kunnen ontstaan.
Dit artikel verwoordt een aantal randvoorwaarden waaraan een aanvraag voor planologische gebruiksactiviteiten dient te voldoen.
De bouwmogelijkheden voor woningen zijn gebaseerd op de bouwmogelijkheden in recente bestemmingsplannen. Immers het gewenste beleid ten aanzien van bouwmogelijkheden is vastgelegd in de voorschriften c.q. regels van die bestemmingsplannen.
Verder verdient het onderscheid tussen het bouwen binnen en buiten de bebouwde kom aandacht. In het Besluit omgevingsrecht zit dit onderscheid. De bouwmogelijkheden bij woningen binnen en buiten de bebouwde kom zijn daarom in aparte artikelen (4 en 5) behandeld.
Dit artikel verwoordt de mogelijkheden voor een afwijking ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk bij niet-woningen. De reikwijdte van het begrip is groot. Het kan gaan om bijbehorende bouwwerken bij onder andere scholen, maatschappelijke instellingen en (agrarische) bedrijven, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Vanwege deze diversiteit aan bestemmingen is het niet mogelijk eenduidige beleidsregels op te stellen die aan de ene kant voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden maar aan de andere kant waarborgen dat er geen onwenselijke situaties gaan ontstaan. Daarom is er voor gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen specifieke beleidsregels vast te stellen.
In artikel 7,8 en 10 is aansluiting gezocht bij de in de recente bestemmingsplannen opgenomen van bij het plan aangegeven regels waar van kan worden afgeweken.
Dit artikel maakt een afwijking ten behoeve van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw mogelijk. Omdat dakkapellen vrijwel nooit in strijd zijn met het bestemmingsplan zal naar verwachting vrijwel geen gebruik worden gemaakt van dit artikel. Een dakopbouw kan, vanwege toename van de hoogte van het gebouw, wel in strijd zijn met de bouwvoorschriften uit het bestemmingsplan. Dit komt echter zelden voor. Om deze reden is gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.
In de gemeente Almelo zijn geen glastuinbouwbedrijven aanwezig. Om deze reden is gekozen om, indien er sprake van is, per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.
De bouwmogelijkheden voor een installatie voor het opwekken van duurzame energie is gebaseerd op het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied Almelo”.
Voor “vaste” evenementen is ontheffing op grond van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening verleend. Voor nieuwe aanvragen zal per verzoek een afweging worden gemaakt. Dergelijke verzoeken dienen in ieder geval voorzien te zijn van een schriftelijke motivatie.
Dit artikel maakt een afwijking van het plan ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mogelijk. De bepalingen komen zo goed als overeen met de “Beleidsregels gemeente Almelo voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 3.23 Wro”. Ten aanzien van andere wijzigingen in gebruik van opstallen binnen de bebouwde kom zal per verzoek een afweging moeten worden gemaakt.
Opgemerkt wordt hierbij dat voor kinderopvang separate beleidsregels gelden, namelijk de “Ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang”.
In de gemeente Almelo zijn slechts een aantal recreatiewoningen aanwezig. Een aanvraag om afwijking van het plan zal dan ook naar alle waarschijnlijkheid niet of sporadisch voorkomen. Om deze reden is gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.
In de beleidregels is een inherente afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat indien ‘het conform de beleidsregel handelen’ een onevenredig nadeel voor de belanghebbende oplevert van de beleidsregel kan worden afgeweken. De Awb schrijft deze mogelijkheid tot afwijken overigens ook al voor.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de beleidsregels.
Indien geen zienswijzen zijn ingediend kan ter motivering van een afzonderlijke aanvraag, voor zover de aanvraag conform de voorwaarden en de aanvullende beleidsregels is, worden verwezen naar de beleidsregels.