Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013 |
Citeertitel | Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidies, bodem, economische zaken, milieu |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2013 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 17-09-2013 Provinciaal Blad, 2013/178 | zaaknummer 2013-012487 |
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
In deze regels wordt verstaan onder:
grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en microondernemingen (PbEU L 124);
regionale centra voor technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn en de stichting Veluws Centrum voor technologie te Nunspeet;
Paragraaf 2 Haalbaarheidsonderzoek
Artikel 2.2 Subsidiabele kosten
De kosten van de eigen personele inzet van de aanvrager of van de onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd komen niet voor subsidie in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan de stichting Programmabureau EMT en de regionale centra voor technologie.
Artikel 3.2 Subsidiabele kosten
De kosten voor eigen personele inzet van de onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd komen niet voor subsidie in aanmerking.
Paragraaf 4 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten die aan de volgende voorwaarden voldoen:
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.
Artikel 4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 200.000,-.
Artikel 5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor woningisolatie van koopwoningen.
De subsidieontvanger is verplicht:
om ervoor te zorgen dat, indien de subsidie wordt verstrekt op grond van meerdere aanvragen, elk ondertekend door tenminste zes eigenaar-bewoners die afkomstig zijn uit één gemeente, de totale som van de subsidie niet hoger is dan ten hoogste één derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 750,- per koopwoning;
Paragraaf 6 Masterplan bodemenergie
Artikel 6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het doen opstellen van een masterplan bodemenergie.
Artikel 6.2 Subsidiabele kosten
De kosten voor eigen personele inzet van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking.
Paragraaf 7 Rijden op biogas: bedrijfsmatig te gebruiken wegvervoermiddelen
Artikel 7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Artikel 7.2 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de extra investeringskosten in aanmerking voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt.
Artikel 7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van minder dan 3500 kilogram en rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, met een maximum van € 2.000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 12.000,-;
De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van meer dan 3500 kilogram en rijdt op CNG of groen gas, met een maximum van € 6.000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 30.000;
De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van meer dan 3500 kilogram en rijdt op LNG of LBG, met een maximum van € 15.000,- per wegvervoermiddel, en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 60.000,-.
indien de aanvrager subsidie ontvangt, op basis van andere soortgelijke subsidieregelingen, voor hetzelfde wegvervoermiddel of dezelfde wegvervoermiddelen als waarvoor aanvrager onderhavige subsidie aanvraagt, waardoor de totale subsidie, te weten de subsidie die aanvrager wenst te ontvangen op basis van deze regeling en mogelijke andere soortgelijke subsidieregelingen, boven de maximale subsidiehoogte komt zoals beschreven in artikel 7.4 of;
Aanvrager is verplicht, ingevolge artikel 1, onder 6 van de AGVV schriftelijk te verklaren dat hij geen steun heeft ontvangen ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
Paragraaf 8 Rijden op biogas: particulieren
Artikel 8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Artikel 8.2 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de extra investeringskosten in aanmerking voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt.
Artikel 8.4 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 1.000,- per wegvervoermiddel.
Paragraaf 9 Warmtekrachtkoppeling, wamtepomp of gaswarmtepomp
Artikel 9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf en installatie van een mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een warmtepomp of een gaswarmtepomp.
Subsidie wordt slechts verstrekt:
indien het geraamde energieverbruik over de gehele terugverdientijd, uitgedrukt in petajoules, bij het gebruik van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp, niet minimaal 20% minder is dan het geraamde energieverbruik over deze periode wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van voormelde installaties, hetgeen is aangetoond door een onafhankelijke deskundige.
Paragraaf 10 Decentrale energie Gelderse maat
Artikel 10.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor:
Artikel 10.3 Adviescommissie decentrale energie Gelderse maat
Over de prioritering conform de selectiecriteria in artikel 10.4 wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie decentrale energie Gelderse maat.
Artikel 9.4, lid 1 en lid 2, behelst de berekeningsmethodiek die zal worden gehanteerd bij het bepalen van de maximale hoogte van de subsidie voor warmtekrachtkoppelingen, gaswarmtepompen of warmtepompen. Hieronder worden 2 voorbeelden gegeven om deze methodiek te verduidelijken.
Voorbeeld 1: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7 jaar Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7 en vermenigvuldigd met 2. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 57.143,-.
Voorbeeld 2: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7,5 jaar Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,-, bedragen en de terugverdientijd is 7,5 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7,5 en vermenigvuldigd met 2,25. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 60.000,-.
Staatssteun Bij het opstellen van provinciale regelgeving in het algemeen en subsidieregels in het bijzonder is het van groot belang om rekening te houden met het aspect staatssteun. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan indien het een uitzondering op het staatssteunverbod betreft (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet uiteraard eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen: a er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in welke vorm dan ook; b dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c hierdoor worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d dit vervalst de mededinging of dreigt dat te doen, en; e hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.
Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun. Verder is van belang dat het staatssteunverbod pas van toepassing is indien het toegekende financiële voordeel voldoende substantieel is. Op grond van de zogenaamde De-minimisverordening ((PbEU L 379) is het geven van steun van beperkte omvang toegestaan. Dat is het geval indien het steunbedrag maximaal € 200.000,- over drie jaren behelst. Wel kent de De-minimisverordening een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet zijn voldaan. Dit zijn de monitoringverplichting en de anticumulatiebepaling. De monitoringverplichting verplicht de steunverlenende overheid om een dossier bij te houden, wanneer zij steun verleent in het kader van de De-minimisverordening. Een onderdeel daarvan is dat de steun verlenende overheid: - dan de begunstigde onderneming moet melden dat het gaat om de-minimissteun; - van de begunstigde onderneming een verklaring moet ontvangen over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voldoet een steunmaatregel, zoals subsidieverstrekking, aan de cumulatieve eisen voor staatssteun dan zal deze óf moeten voldoen aan de voorwaarden van één van de(groeps)vrijstellingen óftewel aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Een maatregel die niet aan voornoemde voorwaarden voldoet of die niet door de Europese Commissie is goedgekeurd, is in strijd met staatssteunverbod. Dit kan leiden tot de nietigheid van de maatregel en een verplichting tot terugvordering.
Onderhavige Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013 zijn zodanig opgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake staatssteun. Vanuit staatssteunoptiek kunnen deze subsidieregels worden opgedeeld in drie categorieën: 1 Er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5, 6 en 8. 2 Er is geen sprake van staatssteun omdat de grenzen van de De-minimisverordening niet worden overschreden. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 2, 3, 4, 9 en 10.Vanuit staatssteunoptiek moeten deze ondernemingen aldus als ontvanger van de-minimissteun worden aangemerkt. In de subsidiebeschikking zullen voorwaarden worden opgenomen om te waarborgen dat de subsidie ten gunste van deze ondernemingen wordt aangewend in overeenstemming met de De-minimisverordening; 3 Er wordt voldaan aan de voorwaarden van de AGVV. Deze Verordening van de Europese Commissie verklaart bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag (betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar. De AGVV vormt voor overheden het juridisch raamwerk waarbinnen zij steunmaatregelen op het gebied van milieu, zoals de onderhavige subsidieregeling, kunnen vaststellen zonder dat voorafgaande melding en goedkeuring van de Europese Commissie nodig is. Tot deze categorie behoort paragraaf 7.