Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Onbekend | 18-12-2012 | Onbekend |
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de WWB komt in aanmerking voor de langdurigheids-toeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% de voor hem geldende bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de WWB.
Deze verordening treedt - na te zijn bekendgemaakt - in werking op 1 januari 2012, waarmee de
vigerende “Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Pekela” en de “Wijzigingsverordening
tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand” gelijktijdig zijn ingetrokken.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening langdurigheidstoeslag 2012”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Pekela d.d. 18 december 2012.
ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG 2012
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in
beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum
inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de
langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd aan de gemeenten. De langdurigheidstoeslag is sinds die datum een vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.
De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomens-ondersteunende maatregel voor een bepaalde doelgroep (65-minners) die langdurig een laag
inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36 lid 1 WWB). De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarbij geldt dat vanaf 1 januari 2012 in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen.
Daarnaast is op 1 januari 2012 de ‘Wet tot wijziging van de WWB en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking getreden. Eén van de grote wijzigingen uit dit wetsvoorstel betrof de nieuwe
definitie van het begrip gezin. Op grond van deze definitie bestond een gezin uit:
Na de val van het kabinet Rutte is in het daaropvolgende Begrotingsakkoord afgesproken dat deze zogenaamde huishoudinkomentoets wordt afgeschaft. Er is voor gekozen om dat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 te doen.
Dit betekent dat de vigerende “Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Pekela” en de
“Wijzigingsverordening tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand” met terugwerkende kracht vanaf die datum moeten worden ingetrokken. De ‘nieuwe’ Verordening langdurigheidstoeslag 2012 treedt derhalve ook met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 in werking en voldoet aan de
laatste beleidsontwikkelingen op het gebied van sociale zekerheid.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG 2012
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
De peildatum is de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd (artikel 1 lid 2 onderdeel h van deze verordening). Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de datum waarop is aangevraagd. Het betreft de datum waarop een belanghebbende langdurig een laag inkomen en geen in
aanmerking te nemen vermogen (zoals bedoeld in artikel 34 WWB) heeft.
Lid 2 onderdeel c: referteperiode
In artikel 1 lid 2 onderdeel c van deze verordening is bepaald wat onder de referteperiode moet
worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 2 onder ‘Langdurig’.
Lid 2 onderdeel i en j: rechthebbend en niet-rechthebbend
In artikel 1 lid 2 onderdeel j en k is een omschrijving opgenomen van het begrip rechthebbend en niet-rechthebbend. Dit is vooral gedaan om complexe formuleringen in artikel 3 van deze verordening te voorkomen.
Bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, moet de gemeenteraad vastleggen wat onder langdurig wordt verstaan en wat onder laag wordt verstaan.
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 2 lid 1 van deze verordening. De refertepiode bedraagt een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
Met betrekking tot de invulling van het begrip “laag inkomen” is de gemeenteraad gebonden aan een ondergrens en aan een bovengrens. De ondergrens van “laag” is de bijstandsnorm. De bovengrens bedraagt 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 36 lid 6 WWB). Bij een inkomen hoger dan deze 110 procent is geen sprake meer van een “laag” inkomen. Dit betekent dat het in aanmerking te nemen inkomen gedurende de referteperiode niet hoger mag zijn dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel3.Hoogte langdurigheidstoeslag
In artikel 3 is de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.
Is één van de gehuwden of daarmee gelijkgesteld echter uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB, dan komt de rechthebbende wel in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. In deze situatie komt de rechthebbende in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte zoals die voor een
alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in artikel 2 lid 3 van deze
Uit oogpunt dat de toeslag praktisch uitvoerbaar moet zijn is hier gekozen om de huidige percentage van 40% van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm aan te houden voor de bepaling van de hoogte van de toeslag.
In deze verordening is geen specifiek overgangsrecht opgenomen voor een beperkte groep, waarop de huishoudinkomentoets van toepassing blijft tot 1 januari 2013. Het gaat hier om de doelgroep die er financieel op vooruit is gegaan met de invoering van de huishoudinkomentoets. Voorbeelden hiervan zijn alleenstaande ouders met niet ten laste komende kind(eren), die een WAJONG-uitkering
(= vroeggehandicaptenuitkering) ontvangen.
Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012. De vigerende “Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Pekela” en de “Wijzigingsverordening tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand” worden hiermee gelijktijdig ingetrokken.
In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.