Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013
CiteertitelReglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-201315-04-2016nieuwe regeling

18-12-2012

Groot Rijswijk 03-01-2013

12-053

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013

De gemeenteraad van Rijswijk,

in vergadering bijeen op 18 december 2012

gelezen het voorstel van het Presidium

d.d. 10 december 2012 nr. 12-053

Besluit

 

Vast te stellen het volgende Reglement:

Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    voorzitter:de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • 2.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders

  • 3.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • 4.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een amendement dat ingediend is, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • 5.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • 6.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • 7.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ingediend door een raadslid;

  • 8.

    interruptie: een interruptie is een onderbreking, die een raadslid doet, in het betoog van een ander raadslid of collegelid.

  • 9.

    burgerinitiatief: een voorstel dat door een groep burgers is ingediend heet een burgerinitiatief.

 

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.

    het leiden van de vergadering;

  • 2.

    het handhaven van de orde;

  • 3.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • 4.

    alles wat de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

Artikel 3 De griffier

De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 1.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 2.

    Hij kan, als hij daartoe door de voorzitter of door een raadslid wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

 

Artikel 5 Het raadspresidium
    • 1.

      De raad heeft een raadspresidium.

    • 2.

      Het raadspresidium bestaat uit de fractievoorzitters. Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het raadspresidium vervangt.

    • 3.

      De raadsvoorzitter is technisch voorzitter en adviseur van het raadspresidium; de griffier is zijn secretaris. Anderen kunnen voor de vergadering van het raadspresidium worden uitgenodigd.

    • 4.

      Naast de geplande vergaderingen kan de voorzitter het raadspresidium bijeen roepen als dit hem wenselijk voorkomt of als een fractievoorzitter of de griffier daarom verzoekt.

    • 5.

      Het raadspresidium kan besluiten om (een deel van) een vergadering niet openbaar te houden.

    • 6.

      Het raadspresidium heeft als taak:

  • ·

    het voorbereiden van raadsvoorstellen betreffende de organisatie van de raad, fora, griffie etc.;

  • ·

    voorstellen te doen met betrekking tot de werkwijze van de raad;

  • ·

    (als dit noodzakelijk is) het bespreken van de toepassing van de gedragscode voor politieke ambtsdragers;

    7.Ook draagt het raadspresidium zorg voor:

  • ·

    een communicatieplan

  • ·

    werkbezoeken

  • ·

    afstemming met de rekenkamercommissie

    • 8.

      Het presidium fungeert als overlegplatform namens de raad voor spoedeisende kwesties.

    • 9.

      Het raadspresidium kan een deel van zijn taken laten uitvoeren door de agendacommissie. Hiervoor kan het raadspresidium regels stellen over de periodieke rapportage over de uitvoering van die taken.

 

Artikel 6 De agendacommissie
  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit een raadslid van de grootste coalitiepartij en een raadslid van de grootste oppositiepartij en wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een medewerker van de griffie.

  • 3.

    In de laatste vergadering van het presidium in een kalenderjaar worden de leden voor de agendacommissie voorgedragen door de fractievoorzitters. Het Presidium benoemd deze leden voor 1 kalenderjaar.

  • 4.

    In de betreffende fractie wordt ook de vervanging bij ziekte etcetera geregeld.

  • 5.

    De agendacommissie stelt de agenda vast voor de forumvergaderingen.

  • 6.

    De conceptagenda voor de raadsvergadering wordt door de griffie opgesteld aan de hand van de besprekingen in de fora en voorgelegd aan de voorzitter van de gemeenteraad.

  • 7.

    De burgemeester kan als adviseur door de agendacommissie gevraagd worden.

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 7 Beëdiging en ontslag
  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad, waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    Lid 4 geldt ook wanneer er sprake is van tussentijdse tijdelijke benoeming in het kader van ziekte en/of zwangerschap van een raadslid. Voor de tijdelijke benoeming gelden artikelen artikel X10, X11 en X12 van de Kieswet.

  • 6.

    Een raadslid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij bericht dit schriftelijk aan de raad. Het ontslag gaat in zodra zijn opvolger is benoemd (Artikel X 6, X1, X 5 van de Kieswet).

 

Artikel 8 Fracties
  • 1.

    De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    a) Als:

  • ·

    één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • ·

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • ·

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b) met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 9 Vergaderfrequentie
  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op dinsdag, beginnen om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2.

    De vergaderingen worden in principe uiterlijk om 0.00 uur beëindigd. Om 23.00 overlegt de voorzitter of afronding binnen een redelijke tijd kan plaatsvinden, of dat een schorsing plaatsvindt tot de daarop volgende raadsvergadering of tot de eerder vastgestelde reserveavond.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het raadspresidium.

  • 4.

    Vergaderdata worden jaarlijks vastgelegd in een schema dat uiterlijk in november van het jaar daarvoor door het raadspresidium aan de raad wordt aangeboden.

 

Artikel 10 Oproep
  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven werkdagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

 

Artikel 11 Agenda
  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter van de gemeenteraad (de burgemeester) de concept agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk tweeëndertig uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze agenda en de daarop vermelde voorstellen, worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk tweeëndertig uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 3.

    Aan het begin van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Wanneer de raad vindt dat een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid is, kan hij het onderwerp verwijzen naar een Forum of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

 

Artikel 12 De wethouders

De wethouders zijn aanwezig bij de vergaderingen van de raad en nemen deel aan de beraadslagingen, tenzij de raad anders beslist.

 

Artikel 13 Ter inzage stukken
  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 16. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder bewaring van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

 

Artikel 14 Openbare kennisgeving
  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in een huis-aan-huis blad en door plaatsing op de internetsite van de gemeente voor een ieder bekend gemaakt.

  • 2.

    De bekendmaking vermeldt:

  • ·

    de datum, begintijd en plaats van de vergadering;

  • ·

    hoe, waar en wanneer een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

  • ·

    hoe en wanneer burgers gebruik kunnen maken van het spreekrecht als bedoeld in artikel 20.

 

Paragraaf 2 Vergaderorde
Artikel 15 Presentielijst
  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2.

    Een lid dat de vergadering tussentijds verlaat, geeft hiervan kennis aan de voorzitter; hiervan wordt in het verslag melding gemaakt.

  • 3.

    Een lid dat na aanvang van de vergadering arriveert, geeft hiervan kennis aan de voorzitter, hiervan wordt in het verslag melding gemaakt.

  • 4.

    Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen geeft daarvan voor de aanvang van de vergadering kennis aan de voorzitter.

 

Artikel 16 Zitplaatsen
  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het raadspresidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad bepaald

  • 2.

    Wanneer dit nodig blijkt, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het raadspresidium.

  • 3.

    De voorzitter zorgt voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 17 Opening vergadering; quorum
  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, als uit de presentielijst blijkt dat meer dan de helft van alle raadsleden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

 

Artikel 18 Spreekrecht burgers
  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen niet-raadsleden het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. Elke spreker krijgt maximaal 5 minuten het woord, met een maximum van 12 sprekers.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

  • a)

    over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

  • b)

    over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c)

    als een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • d)

    over de procedure inzake de afhandeling van ingekomen stukken;

  • e)

    over een onderwerp dat niet op de agenda staat.

  • 3.

    Wanneer iemand gebruik wil maken van het spreekrecht, meldt hij dit op de dag van de vergadering voor 16.00 uur bij de griffie. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft gegeven. De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

 

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de in de agenda opgenomen onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mee bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

 

Artikel 20 Verslaglegging
  • 1.

    Het ontwerpverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep, aan de leden van de raad toegezonden. Deze zogenaamde handelingen worden tevens aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    Aan het begin van de vergadering wordt het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat er besloten is.

  • 4.

    Het verslag moet inhouden:

  • ·

    de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en aanwezige en niet aanwezige raadsleden, en de namen van overige personen die het woord gevoerd hebben, de naam van het raadslid en het tijdstip waarop deze na het begin van de vergadering is gaan deelnemen aan de vergadering en de naam van het raadslid en het tijdstip waarop deze voor het einde van de vergadering de vergadering verlaten heeft;

  • ·

    de onderwerpen die besproken zijn;

  • ·

    een zakelijke samenvatting van wat gezegd is met vermelding van de namen van de personen die het woord voerden;

  • ·

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

  • ·

    de tekst van in de vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen.

  • 5.

    Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 21 Ingekomen stukken
  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegestuurd en ter inzage gelegd.

  • 2.

    De raad stelt in zijn vergadering de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3.

    Bij de bespreking van de afdoening van ingekomen stukken wordt niet gesproken over de inhoud van deze stukken. Een ingekomen stuk kan wel worden geagendeerd voor een forum stad of een forum samenleving.

  • 4.

    Brieven en begeleidende stukken die dienen als antwoord op een ingekomen stuk kunnen wel afzonderlijk geagendeerd en besproken worden.

 

Artikel 22 Spreekregels
  • 1.

    De leden van de raad vragen eerst het woord aan de voorzitter en beginnen pas met spreken nadat zij dit gekregen hebben.

    De leden van de raad spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

     

  • 2.

    Het is niet toegestaan raadsleden te interrumperen in hun eerste termijn.

     

Artikel 23 Volgorde sprekers
  • 1.

    De volgorde van de sprekers wordt bepaald door de voorzitter, meestal op volgorde van aanmelding.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

 

Artikel 24 Aantal spreektermijnen
  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel vindt plaats in maximaal twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid geldt niet voor:

  • ·

    de rapporteur van een commissie;

  • ·

    het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel keer een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Artikel 25 Spreektijd
  • 1.

    Bij het opstellen van de conceptagenda kan de griffier/de voorzitter een (maximale) spreektijd voorstellen. Bij het vaststellen van de agenda spreekt de raad zich over dit voorstel uit.

  • 2.

    Bij het begin van de bespreking van een agendapunt, kan een lid van de raad een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 3.

    Als er een spreektijd wordt ingesteld, wordt deze in evenredigheid met het aantal raadszetels over de fracties verdeeld.

  • 4.

    Een minuut voor het bereiken van de spreektijd wordt de spreker door de voorzitter gemaand tot afronding. Zodra de spreektijd is verstreken, nodigt de voorzitter de spreker uit zijn betoog te beëindigen. De spreker is verplicht zijn inbreng onmiddellijk te beëindigen.

  • 5.

    Lid 2 is niet van toepassing op de voorzitter en op een raadslid dat een door hem ingediend voorstel verdedigt.

 

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing
  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

  • ·

    de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

  • ·

    een lid hem interrumpeert.

    De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden

  • 2.

    Wanneer een spreker beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen gebruikt, afwijkt van het besproken onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel op een andere manier de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker dit niet opvolgt, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dit gebeurt, over het betreffende onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - wanneer na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

 

Artikel 27 Beraadslaging
  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

 

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen
  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouders, de secretaris, de griffier en de voorzitter, deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een van de leden van de raad genomen, voordat de raad begint met de beraadslaging over het betreffende agendapunt

 

Artikel 29 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Artikel 30 Beslissing
  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt, na een stemming over eventuele moties en/of amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 31 Algemene bepalingen over stemming
  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Als er geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling; de stemming geschiedt bij handopsteken.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, vindt er hoofdelijke stemming plaats als een lid daarom vraagt. Bij hoofdelijke stemming worden de volgende regels in acht genomen:

  • a)

    De voorzitter of de griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • b)

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.

  • c)

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • d)

    Als bij de stemming blijkt, dat het in artikel 29 Gemeentewet vermelde vereiste aantal leden niet aanwezig is, kan de voorzitter hetzij de vergadering voor enige tijd schorsen en als dan bij de heropening wel voldoende leden aanwezig zijn, voortzetten, of de stemming tot de volgende vergadering uitstellen.

  • e)

    Bij staken van stemmen is, als de vergadering voltallig is, het voorstel niet aangenomen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot de volgende vergadering. Staken de stemmen opnieuw, dat is het voorstel niet aangenomen.

  • f)

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 5.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

 

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties
  • 1.

    Als een amendement op een in behandeling zijnd voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Als op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Als twee of meer amendementen of subamendementen op een in behandeling zijnd voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Wanneer over een in behandeling zijnd voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

 

Artikel 33 Stemming over personen
  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot lid van het stembureau, waarbij het eerstbenoemde lid als voorzitter optreedt.

  • 2.

    De stemming over personen is vertrouwelijk en vindt schriftelijk plaats, via stembriefjes.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • ·

    een blanco stembriefje;

  • ·

    een ondertekend stembriefje;

  • ·

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • ·

    een stembriefje waarbij, als het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • ·

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 5.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 6.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 34 Herstemming over personen
  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Als bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

 

Artikel 35 Beslissing door het lot
  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

    Hoofdstuk 4 Rechten van leden

 

Artikel 36 Amendementen
  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen.. Een amendement is een wijziging van het besluit dat moet worden genomen. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 37 Moties
  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een in in behandeling zijnd onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad anders besluit.

 

Artikel 38 Voorstellen van orde
  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad direct.

 

Artikel 39 Initiatiefvoorstel
  • 1.

    Een initiatiefvoorstel wordt schriftelijk in principe bij de griffie ingediend. De agendacommissie beslist dan over agendering van het voorstel.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan het voorstel ook worden ingediend bij de voorzitter en de griffier. Het voorstel moet dan, om in behandeling genomen te kunnen worden, ten minste tweeëndertig uur voor het begin van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter en griffier worden ingediend. Ingevolge artikel 11, tweede lid, plaatst de voorzitter het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering.

  • 3.

    De behandeling van een voorstel als bedoeld in het tweede lid vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering eerder of juist gezamenlijk met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp moet worden behandeld, het voorstel eerst moet worden behandeld in een forum stad of een forum samenleving of voor advies naar het college moet worden gezonden. In de laatste twee situaties bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

 

Artikel 40 Collegevoorstel
  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat een voorstel dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 41 Burgerinitiatief
  • 1.

    De voorwaarden voor het indienen van een burgerinitiatief staan in de Verordening Burgerinitiatief Rijswijk. Deze verordening is bepalend boven dit Reglement van Orde.

  • 2.

    Een burgerinitiatief wordt schriftelijk bij de voorzitter van de raad ingediend.

  • 3.

    De raad beslist, na ontvangst van het advies van de voorzitter als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Verordening Burgerinitiatief Rijswijk, zo mogelijk in zijn eerstvolgende vergadering of anders de daarop volgende vergadering over de behandeling van het burgerinitiatief.

  • 4.

    De raad kan een burgerinitiatief voor advies voorleggen aan het college. Hij stelt daarbij een termijn vast waarbinnen dit advies moet zijn uitgebracht.

  • 5.

    De raad kan besluiten om voorafgaand aan de besluitvorming over het burgerinitiatief, het voorstel te behandelen in een forum.

 

Artikel 42 Interpellatie
  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behalve in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste tweeëndertig uur voor het begin van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden gevraagd én de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad dit toestaat.

 

Artikel 43 Schriftelijke vragen
  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier van de raad ingediend. Deze zorgt ervoor dat de vragen zo snel mogelijk aan de overige raadsleden en het college worden gestuurd.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo snel mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Als beantwoording niet binnen deze termijnen kan gebeuren, bericht het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan. Hij geeft daarbij zijn motivatie aan en wanneer de beantwoording dan wel zal gebeuren. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 23 aan de raadsleden toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de agendaonderwerpen aanvullende vragen stellen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

 

Artikel 44 Vragenuur
  • 1.

    Aan het begin van elke raadsvergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het raadspresidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Het raadslid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp minimaal tweeëndertig uur voor begin van het vragenuur bij de griffier.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

 

Artikel 45 Inlichtingen
  • 1.

    Wanneer een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet wenst, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener, via de griffie, toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

    Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

 

Artikel 46 Procedure begroting

De voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting gebeurt volgens een procedure die de raad vaststelt, waarbij de raad aansluit bij het bepaalde in de Gemeentewet.

 

Artikel 47 Procedure jaarrekening

De voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag en ook de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit gebeuren volgens een procedure die de raad vaststelt, waarbij de raad aansluit bij het bepaalde in de Gemeentewet

 

Hoofdstuk 4 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 48 Verslag; verantwoording
  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft de plicht om verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Bespreking van deze onderwerpen gebeurt bij voorkeur in een forum stad of een forum samenleving

  • 2.

    Ieder raadslid kan aan een lid van een algemeen bestuur, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een raadslid een lid van een algemeen bestuur ter verantwoording wil roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

     

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering
Artikel 49 Algemeen
  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Door de raad benoemde forumleden, niet zijnde raadslid, en de fractieassistenten mogen tijdens besloten vergaderingen als toehoorder aanwezig zijn.

  • 3.

    De raad kan toestaan dat anderen een besloten vergadering bijwonen. Zij zijn verplicht geheimhouding te bewaren over de onderwerpen die tijdens de vergadering besproken zijn

  • 4.

    In een besloten vergadering kan gesproken worden over stukken die vertrouwelijk aan de raad zijn aangeboden, over een vertrouwelijk onderwerp of over het bekrachtigen van de eerder door het college of een andere instantie opgelegde geheimhouding.

 

Artikel 50 Verslag
  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt uitsluitend aan de raadsleden, fractieassistenten en het college verzonden.

  • 2.

    Deze zogenoemde handelingen worden zo snel mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 51 Geheimhouding
  • 1.

    Wanneer er vertrouwelijke stukken door het college aan de raad zijn aangeboden, moet de raad volgens artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet, in de eerstvolgende raadsvergadering de geheimhouding bekrachtigen. Dit geldt ook als die stukken zelf nog niet in de raad worden besproken.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door iedereen die bij de vergadering aanwezig is en door iedereen die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3.

    Voor de afloop van elke besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of over de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 52 Opheffing geheimhouding
  • 1.

    Wanneer de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, van de Gemeentewet van plan is de geheimhouding op te heffen wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met dit orgaan overleg gevoerd.

  • 2.

    Tweemaal per jaar wordt door het college het overzicht van onderwerpen/stukken waarop geheimhouding is opgelegd beoordeeld op de noodzaak van verdere geheimhouding en ter voorbereiding van de behandeling in de gemeenteraad voorgelegd aan het presidium.

    Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

 

Artikel 53 Toehoorders en pers
  • 1.

    De toehoorders en journalisten mogen alleen op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en volgen zijn aanwijzingen op.

 

Artikel 55 Gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, moeten mobiele telefoons uit of in de stand-by stand staan. Het hoorbaar gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die met een geluidssignaal de vergadering kunnen verstoren, is zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 56 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 57 Intrekking oude regeling

Het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Rijswijk, zoals vastgesteld op 14 maart 2002 en gewijzigd op 4 maart 2008, wordt ingetrokken.

 

Artikel 58 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op de dag volgend op die van bekendmaking.

 

Artikel 59 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als “Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Rijswijk 2013”.

 

 

 Aldus besloten door de Raad van de Gemeente Rijswijk, in zijn openbare vergadering van 18 december 2012.

 

de waarnemend griffier, de voorzitter,

J.A. Massaar, bpa H.W.M. Klitsie

 

 

 

 

Nota-toelichting  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Een interruptie betreft een korte onderbreking die een raadslid doet in het betoog van een andere spreker, bijvoorbeeld om een aanvullende vraag te stellen. Een interruptie geldt niet als spreektijd en kan op elk moment van de vergadering gedaan worden. Het indienen van een burgerinitiatief vindt plaats op basis van de “Verordening Burgerinitiatief Rijswijk”.

 

Artikel 2 De voorzitter

 

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid van de Gemeentewet, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, neemt de oudste in jaren het raadsvoorzitterschap waar. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 3 De griffier

 

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat is geregeld in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.

 

Artikel 4 De secretaris  

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken om de secretaris op te dragen in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

 

 

Artikel 5 Het raadspresidium

 

Het raadspresidium bestaat formeel uit alle fractievoorzitters. Als er een bijzondere aanleiding voor is kan de voorzitter het raadspresidium voor een extra vergadering bijeenroepen. Dit kan ook op verzoek van de griffier of van een fractievoorzitter. Via zijn voorzitter kan het college het presidium informeren over zaken die spelen, hetzelfde zou de griffier kunnen doen. Daarnaast kunnen in het presidium zaken betreffende personen aan de orde komen.

De raadsvoorzitter heeft een bijzondere positie. Hij heeft in het raadspresidium geen stemrecht. Wel is hij (technisch) voorzitter en adviseur van het raadspresidium, waardoor hij aan de vergadering mag deelnemen.

 

Artikel 6 De agendacommissie  

Er is gekozen voor een kleine agendacommissie om zo slagvaardig te kunnen handelen. De agendacommissie stelt de agenda op voor het plenair forum, forum Samenleving en forum Stad. Ook kan zij besluiten om deze twee fora samen te voegen in een vergadering. Omdat in de fora de collegevoorstellen aan de raad worden besproken (bespreekstuk of hamerstuk) hoeft de agendacommissie niet bijeen te komen om de conceptagenda voor de raad op te stellen. Deze wordt door de griffie opgesteld onder eindverantwoording van de voorzitter van de raad.

De regels voor het opstellen van de agenda worden door presidium vastgesteld.

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties   Artikel 7 Beëdiging en ontslag

 

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 8 Fracties 

 

Dit artikel heeft geen verdere toelichting nodig.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

 

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 9 Vergaderfrequentie

 

In artikel 17 van de Gemeentewet staat dat de raad zo vaak kan vergaderen als hij heeft besloten. Tevens vergadert de raad als de burgemeester vindt dat het nodig is of als ten minste een vijfde van het aantal raadsleden schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

In dit artikel is vastgelegd dat de raadsvergadering in principe op een vaste dag en een vast tijdstip aanvangt. Bovendien is een beoogde uiterlijke eindtijd aangegeven.

 

Het laatste lid geeft aan dat er ruim van tevoren bekend wordt gemaakt wanneer de vergaderingen voor het volgende jaar zijn gepland. Het presidium stelt deze data vast, meestal op voorstel van de griffie.

 

Artikel 10 Oproep

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig, Als het digitale vergaderen is geïmplementeerd worden de vergaderstukken digitaal aan de raadsleden gezonden.

 

Artikel 11 Agenda  

Naar aanleiding van de besprekingen van raadsvoorstellen en conceptantwoorden in de fora stelt de griffie een concept raadsagenda op. Dit concept wordt voorgelegd aan de voorzitter van de gemeenteraad. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om zeven werkdagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteit van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk tweeëndertig uur voor de aanvang van de vergadering.

Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het raadspresidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een forum verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

 

Artikel 12 Wethouders

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

 

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

 

 

 

Artikel 14 Openbare kennisgeving

 

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

 

Paragraaf 2 Vergaderorde

 

Artikel 15 Presentielijst  

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De naam van het raadslid dat na aanvang van de vergadering als nog aan de vergadering gaat deelnemen wordt in het verslag opgenomen evenals het tijdstip van binnenkomst. Het zelfde geldt voor een raadslid dat voor het einde van de vergadering de vergadering verlaat. Met name indien de besluitvorming zonder hoofdelijke stemming plaats heeft, is het van belang dat ondubbelzinnig vaststaat welke leden aan de besluitvorming hebben deelgenomen. Door een strikte toepassing van het tweede en derde lid kunnen dergelijke problemen worden voorkomen.

 

De voorzitter vermeldt na de opening van de vergadering de namen van de leden die hebben doorgegeven niet bij de vergadering aanwezig te zijn.

 

Artikel 16 Zitplaatsen

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

 

De vergadering kan beginnen, als meer dan de helft van het aantal raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering als het vereiste aantal leden niet aanwezig is.

 

Artikel 18 Spreekrecht burgers

 

De bedoeling is dat insprekers zich op de dag van de vergadering voor 16.00 melden bij de griffie. Op deze manier kan de voorzitter vooraf al een inschatting maken van de benodigde tijd voor de bespreking van de onderwerpen.

 

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

 

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

 

Artikel 20 Verslaglegging

 

Het verslag van de raadsvergadering wordt in de praktijk vaak aangeduid met handelingen. Het recht om aanpassing van deze handelingen voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, die bij de betreffende vergadering niet aanwezig waren. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State).

 

Artikel 21 Ingekomen stukken

 

Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Een ingekomen stuk kan wel worden besproken in een forum. Als dit leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dan dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

 

Artikel 22 Spreekregels

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 23 Volgorde sprekers

 

Het gaat hierbij niet om interrupties. Deze kunnen, behoudens artikel 22 lid 2, in principe op ieder moment plaatsvinden.

 

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

 

Het stellen van vragen moet ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, valt buiten die termijn.

Wanneer de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over amendementen en moties vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 25 Spreektijd

 

Bij de verdeling van spreektijd over de fracties, wordt rekening gehouden met de fractiegrootte. Het kan zijn dat aan elke fractie een bepaalde hoeveelheid tijd per raadszetel wordt toegekend, maar het is ook mogelijk om de fracties een basishoeveelheid tijd te geven, vermeerderd met een hoeveelheid tijd per raadszetel.

 

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing  

De bevoegdheid, die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een in behandeling zijnd onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Dit artikel is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 53 van dit reglement.

 

Artikel 27 Beraadslaging  

Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Als de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 24).

 

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen 

 

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging kan deelnemen.

 

Artikel 29 Stemverklaring

 

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de stemming begint.

 

Artikel 30 Beslissing

 

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat, als er een amendement is aangenomen, ook nog een beslissing over het voorstel (in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

 

Artikel 31 Algemene bepalingen over stemming

 

Als een lid aangeeft een (hoofdelijke) stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Op basis van dit artikel zijn er twee soorten stemming mogelijk. Bij stemming door handopsteken vraagt de voorzitter wie voor of tegen is, waarna de leden die voor of tegen zijn tegelijk hun hand opsteken. Bij hoofdelijke stemming wordt van ieder lid afzonderlijk gevraagd of hij voor of tegen is.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Als de vergadering voltallig is, is het voorstel verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, dan is het voorstel alsnog verworpen. Ook bij een voltallige raad kunnen de stemmen staken. Bijvoorbeeld als een van de leden zich moet onthouden van stemmen over een onderwerp.

 

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 33 Stemming over personen  

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het derde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

De aanwezige raadsleden zijn niet verplicht om aan de schriftelijke stemming deel te nemen. De stemming is echter pas geldig als meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft een stembriefje (al dan niet behoorlijk ingevuld) heeft ingeleverd.

Bij stemming kan gebruik worden gemaakt van voorgedrukte stembiljetten. In dat geval wordt op een persoon gestemd door het plaatsen van een kruisje achter diens naam

 

Artikel 34 Herstemming over personen  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 35 Beslissing door het lot  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Hoofdstuk 4 Rechten van leden   Artikel 36 Amendementen

 

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het in behandeling zijnde voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen.

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat op dat moment besproken wordt. De beraadslaging over het amendement vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het bijbehorende voorstel. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 34. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, als dit wordt aangenomen, tot gevolg hebben dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

 

Artikel 37 Moties

 

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een in behandeling zijnd onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 41 geregelde initiatiefvoorstellen.

 

Artikel 38 Voorstellen van orde

 

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Als het gaat om een niet geagendeerd voorstel, moet de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd worden (artikel 41).

 

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

 

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Toch is het gebruikelijk dat ieder initiatiefvoorstel, bij wijze van ‘gentlemen’s agreement’ wel wordt besproken. Alleen om zwaarwegende redenen zou de raad dan kunnen weigeren om het voorstel in behandeling te nemen.

Initiatiefvoorstellen worden per definitie schriftelijk en digitaal ingediend. In principe volgt een initiatiefvoorstel vervolgens hetzelfde traject als alle andere voorstellen. Dus via agendacommissie, forum etcetera. Alleen in spoedeisende gevallen kan de voorzitter beslissen dat het voorstel rechtstreeks op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering wordt geplaatst.

 De raad kan eisen stellen aan de vorm waaraan een voorstel moet voldoen, om in behandeling te worden genomen. Deze eisen kunnen dus ook worden gesteld aan een initiatiefvoorstel.

 

Artikel 40 Collegevoorstel

 

Het college kan niet besluiten een raadsvoorstel aan het college terug te nemen omdat het vaststellen van de agenda het recht is van de gemeenteraad. De raad bepaalt of een voorstel besproken wordt of niet, desnoods zonder achterliggende stukken.

Wanneer de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie laten.

 

Artikel 41 Burgerinitiatief

 

In 2009 heeft de gemeenteraad een Verordening Burgerinitiatief aangenomen. De verordening biedt burgers en organisaties de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een voorstel aan de raad voor te leggen.

 

Artikel 42 Interpellatie

 

Dit artikel stelt nadere regels aan de bevoegdheid van de raad uit artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

Omdat een interpellatieverzoek meestal spoedeisend is, wordt het verzoek ingediend bij de raadsvoorzitter.

 

Artikel 43 Schriftelijke vragen

 

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Als de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

Artikel 44 Vragenuur

 

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het artikel stelt nadere regels voor het vragenuur. In het vragenuur is geen debat mogelijk, zoals dat wel in de rest van de raadsvergadering mogelijk is. De griffier adviseert zo nodig het raadslid over de formulering van de vraag/vragen.

 

Artikel 45 Inlichtingen  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

 

Artikel 46 Procedure begroting

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 47 Procedure jaarrekening

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

 

Artikel 48 Verslag; verantwoording  

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten daar hun taak als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording schuldig aan de raad. Ook de gemeenschappelijke regeling moet bepalingen bevatten over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 45.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

 

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

 

Artikel 49 Algemeen

 

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Dit artikel regelt verder dat door de raad benoemde forumleden, die geen raadslid zijn (vgl. art. 82 Gemeentewet) en de fractieassistenten aanwezig mogen zijn bij een besloten vergadering. Zij hebben immers ook een geheimhoudingsplicht en kunnen de stukken behorend bij de besloten vergaderingen ook inzien. Ook aan anderen kan de raad toestaan de besloten vergadering bij te wonen. Met name ambtenaren die bij het betreffende onderwerp betrokken zijn, zal dit worden toegestaan. Ook ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht.

 

Artikel 50 Verslag 

 

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 51 Geheimhouding  

Geheimhouding kan gelden voor stukken die aan de raad zijn gestuurd maar ook voor alles wat in een besloten vergadering besproken is. Alles wat besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig. In dit artikel staat dat de raad altijd de geheimhouding moet bekrachtigen. Dit geldt ook voor stukken die in een forum worden behandeld, aangezien deze stukken naar alle raadsleden zijn verzonden. Omdat deze dan aan de raad zijn verzonden, moet ook hiervoor dus de raad de geheimhouding bekrachtigen. Voor onderwerpen die besproken worden in een forum, zonder dat er stukken zijn toegezonden, geldt de Forumregeling.

 

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Het college maakt tweemaal per jaar een overzicht van de onderwerpen/stukken waarover tot geheimhouding is besloten en geeft hierop aan of de geheimhouding gehandhaafd moet blijven of kan worden opgeheven. Het presidium bespreekt dit overzicht en brengt advies uit aan de gemeenteraad over de door het college voorgestelde besluiten.

 

Artikel 53 Toehoorders en pers  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 56 Uitleg reglement  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 57 Intrekking oude regeling  

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

 

Artikel 58 Inwerkingtreding

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

 

Artikel 59 Citeertitel

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.