Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 |
Citeertitel | Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-06-2010 | 01-06-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 11-06-2010 Parelnieuws, 23 juni 2010 | 2010/10278 |
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In dit besluit wordt verstaan onder:
Hulp bij het huishouden basis (HbH-basis): Huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen van de cliënt op het vlak van: schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (dagelijks of wekelijks onderhoud), verzorgen van textiel (wassen, strijken), onderhoud van kleding en schoeisel, zorg voor voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen), bed opmaken, beperkte verzorging van huisdieren. Er wordt verondersteld dat de cliënt of personen in diens omgeving in staat is tot zelfregie over de planning van activiteiten.
Hulp bij het huishouden plus (HbH-plus): Naast de huishoudelijke werkzaamheden welke beschreven worden bij HbH-basis, wordt tevens gerichte hulp bij de organisatie van het huishouden vereist zoals: planning van het voeren van het huishouden (wie doet wat), aandacht voor hygiëne in huis, advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen, beheer van de levensmiddelenvoorraad, noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen, instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf kunnen uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele zorgverleners van de cliënt. In bijzondere situaties kunnen de volgende werkzaamheden worden gevraagd: organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperkingen, specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen.
Individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: Basis + module beschikbaarheid (H164)
OB psychosociaal extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid, opgevat als tijden waarop uitvoerende beroepskrachten beschikbaar zijn voor directe zorgverlening maar niet feitelijk met die zorgverlening bezig zijn (men is oproepbaar). Uitgangspunt is de doelmatige organisatie van die beschikbaarheid.
PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN
Artikel 2 Persoonsgebonden budget
De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 6 van de Verordening, vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een minimale omvang heeft van 10 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.
PARAGRAAF 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL
Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden en/of Individuele Begeleiding
De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 22.222,00, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.222,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 15.256,00, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 15.256,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 27.222,00, het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.058,00, het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.
Artikel 6 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel woonvoorzieningen
De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 22.222,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.222,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 15.256,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 15.256,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 27.222,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.058,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.
De ingangsdatum van artikel 6, in afwijking van de inwerkingtreding van dit besluit per 1 juli 2008, vast te stellen op 1 oktober 2008; waarbij aanvragen die gedaan worden in de periode vanaf 1 juli tot 1 oktober 2008 worden afgehandeld conform hetgeen hierover is vastgesteld in het Wmo besluit 2007 van Brunssum.
Artikel 7 Negenendertig perioden van vier weken
Indien de voorziening bestaat uit een roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening van een woning wordt, gedurende een periode van 39 maal vier weken, een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een, met toepassing van het in artikel 4 van dit Besluit gestelde, vastgesteld bedrag in mindering gebracht.
Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen
Artikel 10 Afschrijvingsregeling bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen
Het in artikel 4.10 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is, ten aanzien van de terugbetaling, in het eerste jaar 100%, in het tweede jaar 90%, en vervolgens, tot en met het tiende jaar, 10% per jaar.
PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 14 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura
Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.
Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening
De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 1 Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte met een maximum van € 1.330,94 voor ergonomische aanpassingen aan de auto dan wel een maximum van € 3.660,07 voor aanpassingen aan de auto ten behoeve van rolstoelvervoer.
De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 2 en 3 Verordening, bedraagt:
voor het gebruik van een taxi € 1.060,16 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg;
voor het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.589,15 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg.
PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING
Artikel 17 Samenhang en afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen wordt bij het verzoek inzake het advies zoals bedoeld in artikel 7.2 lid 2 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:
Toelichting op het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010
(Vastgesteld door het College van B&W op 11 juni 2010)
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In dit artikel wordt een nadere uitleg gegeven van de in het besluit gehanteerde definities. Een verdere toelichting is daarom niet noodzakelijk.
PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN
Artikel 2 Persoonsgebonden budget
In lid 3 van dit artikel wordt bepaald in welke omstandigheden het college dient af te zien van het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Het moeten omstandigheden betreffen waarmee de rechtmatigheid ten aanzien van die verstrekking gewaarborgd blijft.
In lid 4 van dit artikel is aangegeven in welke termijnen het toegekende persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding wordt uitbetaald.
In lid 5 van dit artikel wordt aangegeven dat de belanghebbende verantwoording dient af te leggen inzake de besteding van het persoonsgebonden budget.
In lid 6 van dit artikel wordt aangegeven dat de verantwoording gecontroleerd zal worden.
Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen
PARAGRAAF 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL
Artikel 4 Eigen bijdragen en eigen aandeel
In dit artikel is aangegeven dat in de volgende situaties geen eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd:
Artikel 5 en 6 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden en/of Individuele Begeleiding en/of woonvoorzieningen
Voorbeeldberekening van de hoogte van de eigen bijdrage dan wel eigen aandeel bij woonvoorzieningen:
Persoon jonger dan 65 jaar / ongehuwd :
Artikel 7 Negenendertig perioden van vier weken
In dit artikel wordt aangegeven dat de verschuldigde eigen bijdrage of eigen aandeel voor de in dit artikel genoemde voorziening hoogstens geldt gedurende een periode van 39 maal vier weken. Deze termijn is overeenkomstig het gestelde in artikel 4.1 lid 3 Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning (AmvB).
Artikel 8 Eigen bijdrage/eigen aandeel nihil bij bepaalde woonvoorzieningen
hoogste € 1.361,34 bedragen, dan is de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten nihil.
Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen
In lid 1 wordt de hoogte van het te verstrekken persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen aangegeven. De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van de beoordeling van de ingediende offerte waarbij onder andere wordt gekeken naar het overeenkomstige programma van eisen in relatie tot de kosten.
Lid 3 heeft betrekking op het bezoekbaar maken van een woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De financiële tegemoetkoming is gemaximeerd waardoor de gemeente voorkomt dat ze met onoverkomelijke uitgaven wordt geconfronteerd.
Artikel 10 Afschrijvingsregeling bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen
In dit artikel wordt het afschrijvingsschema opgenomen dat door de bewoner tevens eigenaar als terugbetaling voor de verstrekte bouwkundige of woontechnische woonvoorziening dient te worden gehanteerd.
Artikel 11 Toepassing primaat van de losse woonunit
In dit artikel is bepaald vanaf welk bedrag het primaat van de losse woonunit kan worden toegepast.
In dit artikel is de maximale hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bepaald.
Artikel 13 Levensduur rolstoelen
In dit artikel wordt aangegeven dat, voordat tot verstrekking wordt overgaan, gekeken zal worden naar de bij de leverancier in voorraad zijnde rolstoelen. De leverancier geeft in de offerte tevens de te verwachten levensduur van de betreffende rolstoel aan.
PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 14 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura
De in dit artikel bedoelde vastgestelde levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode.
Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening
De in lid 2 van dit artikel opgenomen maximale bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkomingen Wvg. De oorsprong van de gehanteerde bedragen is het Verstrekkingenboek zoals de VNG dit eerder heeft opgesteld.
Onder de in lid 4 genoemde extra verzekeringskosten wordt verstaan het verschil tussen de verschuldigde premie van de auto mét aanpassingen en de auto zonder aanpassingen. Als peildatum voor de aard van de verzekering wordt de datum van aanvraag gehanteerd. Deze extra kosten gelden eveneens voor de verschuldigde motorrijtuigenbelasting.
PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 17 Samenhang en afstemming
In dit artikel wordt nader invulling gegeven aan het in artikel 4 lid 1 van de wet neergelegde compensatiebeginsel teneinde alle van belang zijnde individuele factoren, ten behoeve van een optimaal advies, in beeld te brengen.