Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening 2013 |
Citeertitel | Afstemmingsverodening 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Werk en Bijstand en Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid Sociale Zekerheidswetgeving
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | Onbekend | 28-03-2013 Witte Weekblad, 10 april 2013 | 2013/12230 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
b college: college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn;
c maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid of artikel 9a twaalfde lid van de wet;
d bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c WWB of, voor zover sprake is van een IOAW of IOAZ uitkering, de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW respectievelijk artikel 5 IOAZ;
e benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk
nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend op grond van de wet.
f recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid van de wet.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
1.Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid toont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet voortvloeiende verplichtingen, niet zijnde de verplichtingen uit artikel 17 eerste lid van de wet, niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld mondeling dan wel schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen.Klant wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen de zienswijze dient te worden ingediend. Deze zienswijze en de op te leggen maatregel dient onafhankelijk getoetst te worden.
Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel
1 Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
a elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;
b de gedraging meer dan één jaar voor constatering door het college van die gedraging
2 Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien er sprake is van inwonende minderjarige kinderen.
3 Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak
1 De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende bekend is gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm of de bijzondere bijstand.
2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd vanaf de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald wegens bijvoorbeeld blokkering of opschorting.
3 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook met terugwerkende kracht worden
opgelegd, indien het niet mogelijk is de maatregel op te leggen door middel van verlaging van de uitkering in de eerstvolgende maanden.
4 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel op een volgende periode van bijstand worden opgelegd.
5 Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.
Artikel 7 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, worden de voor deze gedragingen op te leggen maatregelen gelijktijdig toegepast.
1 De hoogte van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan verwijtbaar gedrag van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in artikel 9 tot en met 17.
2 Recidive is eveneens van toepassing indien sprake is van herhaald verwijtbaar soortgelijk gedrag dat in hoofdstuk 4 en 5 is omschreven.
3 Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
4 In afwijking van het eerste lid kan ook de duur van de maatregel verdubbeld worden.
5 Bij herhaalde recidive wordt de maatregel nader afgestemd in overeenstemming met artikel 2, lid 2.
Hoofdstuk 3 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichting op grond van artikel 9, 9a, 18 en 55 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
a.het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.
a.het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of teaanvaarden;
b.het niet naar vermogen trachten de mogelijkheden naar uit ’s rijks kas bekostigdonderwijs te onderzoeken gedurende de termijn, genoemd in artikel 41, vierde lid, van de wet;
maatschappelijk nuttige activiteiten als tegenprestatie in de zin van artikel 9, lid 1, sub c, van de wet;
a.het tonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de zin van het nietaanvaarden of door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
b.het door eigen toedoen niet aanvaarden of behouden van een traject met baangarantie.
Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel
1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:
a 10 % van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerstecategorie;
b 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweedecategorie;
c 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie;
d 100 % van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vierdecategorie.
2 De beoordeling van een maatregel vindt bij gehuwden voor de partners afzonderlijk plaats.
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de medewerkingsplicht
Artikel 11 Niet tijdig meewerken volgens artikel 17 tweede of vierde lid van de wet
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt een maatregel opgelegd van 10 % van de bijstandsnorm gedurende één maand, indien een belanghebbende de medewerkingsplicht volgens artikel 17 tweede of vierde lid van de wet niet tijdig is nagekomen.
Artikel 12 Niet nakomen van de medewerkingsplicht zonder gevolgen voor de bijstand
Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt een maatregel opgelegd van 10 % van de bijstandsnorm gedurende één maand, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de medewerkingsplicht volgens artikel 17 tweede of vierde lid van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan een maatregelwaardige gedraging zoals omschreven in artikel 11 en 12, die niet heeft geleid tot het ten onrechte of een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt volstaan met het geven van een waarschuwing, als aan de belanghebbende gedurende twee voorafgaande jaren geen andere waarschuwing of maatregel op grond van hoofdstuk 4 is opgelegd.
Artikel 14 Niet nakomen van de medewerkingsplicht met gevolgen voor de bijstand
b.bij een benadelingsbedrag van € 1.000 tot € 2.000: 20 % van de bijstandsnorm
c.bij een benadelingsbedrag van € 2.000 tot € 4.000: 40 % van de bijstandsnorm
d.bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of meer: 50 % van de bijstandsnorm gedurende één maand.
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 15 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 9 lid 4 wordt, indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, anders dan door gedragingen als bedoeld in de hoofdstukken 3 en 4 van deze verordening heeft betoond op grond van artikel 18, tweede lid van de wet, de bijstand verlaagd.
voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening, niet zijnde de gedraging bedoeld in artikel 15a.
c.bij een bedrag van € 2.000 tot € 4.000: 40 % van de bijstandsnorm gedurende één
Indien de omstandigheden, mogelijkheden en/of middelen van belanghebbende hiertoe
Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen
Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt, een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet.