Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Aanwijzingsbesluit inzake Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen, enz. 2013 |
Citeertitel | Aanwijzingsbesluit inzake Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen, enz. 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barendrecht 2012, art. 4:14, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2013 | nieuwe regeling | 09-09-2013 Blik op Barendrecht, 26-09-2013 | Onbekend. |
Burgemeester en wethouders van Barendrecht;
- het ingevolge artikel 4:14, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 van de gemeente Barendrecht (vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 2011 en in werking getreden op 1 januari 2012) verboden is op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de open lucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- het aanbeveling verdient om gebruik te maken van deze mogelijkheid om een aanwijzingsbesluit te nemen, vanwege de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen of opheffen van overlast en/of het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid;
- het college op grond van artikel 4:14, lid 3 bij de aanwijzing nadere regels stellen;
gelet op artikel 4:14, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barendrecht 2012
gelet op het advies van de welstandscommissie d.d. 21 augustus 2012
aan te wijzen het gehele grondgebied van de gemeente Barendrecht als gebied waarin het verboden is de in artikel 4:14, lid 1 genoemde voorwerpen en stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben;
te bepalen dat de aanwijzing van deze plaatsen niet geldt voor zover het betreft opslag van de in artikel 4:14, lid 1 APV genoemde stoffen en voorwerpen voor een kortere duur dan 3 dagen en de stoffen en/of voorwerpen geen direct gevaar of onomkeerbare hinder voor de omgeving kunnen vormen. De houder van deze stoffen en/of voorwerpen dient aan te kunnen tonen dat hij voldoet aan deze voorwaarden.