Organisatie | Loon op Zand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand |
Citeertitel | Besluit individuele voorzieningen 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke Ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 31-12-2014 | Wijziging | 23-07-2013 Onbekend | Onbekend |
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget
2.1Verstrekking van Persoonsgebonden budget
2.2Budgetperiode voor persoonsgebonden budget hulpmiddelen
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.
2.3Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
2.4Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget
Bij de verlening van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:
de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het College.
2.5Controle persoonsgebonden budget
De controle van het persoonsgebonden budget vindt steekproefsgewijs plaats op de volgende wijze::
a.Bij de ontvanger van een persoonsgebonden budget wordt aan de hand van:
nagegaan of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het bestemd is.
De verzekerde mag in een kalenderjaar maximaal € 250,00 van het voor dat jaar beschikbare persoonsgebonden budget ten behoeve van Hulp in het huishouden gebruiken voor andere betalingen dan ten behoeve van deze zorg, maar waarmee wel hulp georganiseerd wordt. De verantwoordingsplicht, bedoeld onder a., geldt niet voor dit deel van het budget.
2.6Uitbetaling persoonsgebonden budget
Bij betaling van het persoonsgebonden budget ten behoeve van Hulp bij het huishouden worden de volgende regels gehanteerd:
Het college bevoorschot de belanghebbende het verleende persoonsgebonden budget per periode van 4 weken of in een tijdseenheid dat een veelvoud is van 4 weken.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Conform artikel 4 lid 2 van de wet houdt het college bij het bepalen van voorzieningen rekening met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien, waaronder het opleggen van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen.
3.2.Maximum eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten
Aan de totale verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van persoonsgebonden budget respectievelijk een financiële tegemoetkoming of voorziening in natura voor eigen rekening blijft, zijn de volgende maxima verbonden.
Het bedrag dat de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar moeten betalen bedraagt € 26.60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.733,00 het bedrag van € 26.60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.733,00 ;
het bedrag dat de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 26.60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.676,00 het bedrag van € 26.60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.676,00.
3.3Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Het college stelt een lijst vast met voorzieningen die zij algemeen gebruikelijk achten. Indien iemand een inkomen heeft lager dan, de door het college vastgestelde norm van 1 x de WWB norm, worden deze voorzieningen niet als algemeen gebruikelijk gezien. Op deze voorzieningen is, in een dergelijke situatie, geen eigen bijdrage van toepassing.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden
4.1Categorieën hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden kan worden verstrekt in de volgende categorieën:
4.2Hoogte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij de huishouding als volgt plaats:
* Het pgb is gebaseerd op het aantal geïndiceerde uren per week vermenigvuldigd met het toepasselijk zijnde uurtarief. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met 4 in verband met vierwekelijkse betaling.
Jaarlijks per 1 januari wordt het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geïndexeerd op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg van het CBS.
4.3 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Het primaat van de algemene hulp bij het huishouden geldt alleen voor kortdurende hulp (drie tot zes maanden) en als hier geen overwegende bezwaren tegen zijn. Hiervoor is geen eigen bijdrage verschuldigd.
4.4 Protocol Gebruikelijke Zorg
De voorschriften genoemd in Protocol gebruikelijke zorg gemeente Loon op Zand zijn bepalend voor de inzet van hulp bij het huishouden. Het Protocol maakt als bijlage 1 deel uit van dit Besluit.
4.5Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor voorzieningen in het kader van wonen
4.6Persoonsgebonden budget voor aanschaf,onderhoud, reparatie en keuring van hulpmiddelen in het kader van wonen
4.7De financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten
4.8Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden
Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
4.9Financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting
4.10Financiële tegemoetkoming voor huurderving
4.11 Financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning
De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van een woning, zoals bedoeld in artikel 4.10 lid 2 van de verordening, is een gemaximeerde vergoeding en is gelijk aan de werkelijke kosten van het bezoekbaar maken met een maximum van € 2.500,--.
4.12Financiële tegemoetkoming voor het aanpassen van een van een woning met levensduur van minder dan 5 jaar of een woning dat binnen dan 5 jaar wordt gesloopt
De financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een woonwagen met een levensduur of standplaats van minder dan 5 jaar, zoals bedoeld in artikel 4.14 van de verordening, is een gemaximeerde vergoeding en is gelijk aan de werkelijke kosten van de aanpassing met een maximum van € 2.500,--.
4.13 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard
Indien een woonvoorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met CARA en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet is geschikt voor rolstoelgebruik, kan een financiële tegemoetkoming worden vertrekt als gemaximeerde vergoeding en berekend op de wijze zoals aangegeven onder A en B.
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de een reguliere afschrijftermijn van 8 jaar op de bestaande stoffering. Als de bestaande stoffering volgens deze afschrijftermijn aan vervanging toe zou zijn (dus ouder dan 8 jaar), dan wordt er geen vergoeding verstrekt. Het vervangen van de stoffering kan na 8 jaar immers als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Indien de bestaande stoffering niet ouder is dan 8 jaar, kunnen de kosten (gedeeltelijk) worden vergoed:
Het vervangen van de stoffering beperkt zich tot de de woon- en slaapkamer.
De in artikel 4.12 van de verordening genoemde regels worden als volgt nader omschreven:
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
5.1 Persoonsgebonden budget voor individuele vervoersvoorzieningen
In tegenstelling tot artikel 2.6 worden de kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het persoonsgebonden budget. De kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor elk volgend jaar worden betaalbaar gesteld in de maand voorafgaande aan het nieuwe jaar.
5.2Financiële tegemoetkoming overige individuele vervoerskosten
De financiële tegemoetkoming voor overige individuele vervoerskosten is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt per jaar:
Hoofdstuk 6. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning
In tegenstelling tot artikel 2.6 worden de kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het persoonsgebonden budget. De kosten van de W.A.-verzekering en/of het bedrag voor onderhoud en reparatie voor elk volgend jaar worden betaalbaar gesteld in de maand voorafgaande aan het nieuwe jaar.
6.2Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in de rond de woning
Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
7.1 Financiële tegemoetkoming voor individuele sportvoorziening
De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.
7.2Persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden, zoals bedoeld in artikel 7.5 van de verordening, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met (indien van toepassing) daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
Bij het verstrekken van een vervoersvoorziening of elektrische rolstoel kunnen, als het college dit noodzakelijk acht, de kosten van maximaal 3 training voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen.