Organisatie | Noord-Beveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent subsidies (Algemene Subsidieverordening Noord-Beveland 2014) |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Noord-Beveland 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Nadere Regels Subsidium Noord-Beveland 2014
Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Noord-Beveland 2019
Subsidieregeling schoolbegeleiding gemeente Noord-Beveland 2019
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | Nieuwe regeling | 29-08-2013 Noord-Bevelands Advertentie- en Informatieblad, 2013, 37 | 20130829/8 |
De raad van de gemeente Noord-Beveland;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 juli 2013, inzake de Algemene subsidieverordening Noord-Beveland 2014 en de deelverordening Nadere regels Subsidium Noord-Beveland 2014;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. raad: gemeenteraad van Noord-Beveland;
b. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland;
c. incidentele subsidie: subsidie die kan worden verstrekt voor een initiatief of eenmalige activiteit en die geen deel uitmaakt van een jaarvullend programma. Onder eenmalig wordt verstaan: subsidie voor een evenement eenmaal per drie jaren én voor een investering eenmaal per vijf jaren. Onder initiatief wordt verstaan: subsidie voor nieuwe initiatieven én tevens bestemd voor herhaling van bestaande initiatieven. Een initiatiefsubsidie kan slechts eenmaal per kalenderjaar of boekjaar aan dezelfde instelling worden verstrekt;
d. structurele subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een aantal kalenderjaren aan een instelling kan worden verstrekt, voor jaarlijks terugkerende (jaarvullend programma) activiteiten, regelmatig van vorm en inhoud;
e. plaatselijke instellingen: 1. Instellingen met een statutaire vestiging in Noord-Beveland en waarvan de leden/deelnemers daar ook grotendeels woonachtig zijn en 2. instellingen die een vaste afdeling hebben in Noord-Beveland en daar woonachtige leden/deelnemers, maar elders statutair gevestigd zijn. De organisatie bestaat grotendeels uit vrijwilligers;
f. regionale instellingen: instellingen die statutair gevestigd zijn in Zeeland en die, naar het oordeel van het college activiteiten ontplooien, mede ten behoeve van leden/deelnemers van Noord-Beveland. De organisatie bestaat voor een deel uit vrijwilligers;
g. landelijke instellingen: instellingen die statutair gevestigd zijn in Nederland en die, naar het oordeel van het college activiteiten ontplooien, mede ten behoeve van leden/deelnemers van Noord-Beveland. De organisatie bestaat voor een deel uit vrijwilligers;
h. aanvrager/ontvanger: een instelling, zijnde een rechtspersoon die niet het doel heeft winst te maken, maar ideële of materiële belangen nastreeft en behartigt. Deze rechtspersoon is statutair gevestigd in Nederland en ontplooit, naar het oordeel van het college, aantoonbare en gewenste activiteiten ten behoeve van leden/deelnemers/inwoners van Noord-Beveland;
i. vrijwilligers: personen die in een organisatorisch verband meewerken aan het welbevinden van mensen in de samenleving, zonder hiermee een substantiële bijdrage te verwerven in hun levensonderhoud;
j. jaarvullend programma: een door het bestuur van de instelling vastgesteld plan of programma, waarin de geplande activiteiten voor een jaar zijn opgenomen. De reguliere activiteiten vinden bij herhaling plaats (cyclus) en nemen een groot deel van het jaar in beslag.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Indien de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie
Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;
b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;
c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave d. van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
e. indien van toepassing bij een structurele subsidie, de stand van het vrij aanwendbare vermogen (algemene-/egalisatiereserve) op het moment van de aanvraag.
Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie
Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.
Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 12 Tussentijdse rapportage
Bij subsidies, hoger dan 20.000,- Euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Het college kan hieraan consequenties verbinden.De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Het college kan hieraan consequenties verbinden.
Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;
b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;
d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 15 Verantwoording subsidies tot 5.000,-- Euro
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf 5.000,-- tot 15.000,-- Euro
Indien de subsidieverlening 5.000,-- tot 15.000,-- Euro bedraagt, dient de subsidieontvanger één keer per twee jaren, in het geval van een structureel subsidie, een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
a. bij een incidentele subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;
b. bij een structureel verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.
De aanvraag tot vaststelling bevat:
a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 15.000,-- tot 50.000,-- Euro en hoger
Indien de subsidieverlening 15.000,-- tot 50.000,-- Euro bedraagt , dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
a. bij een incidentele subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;
b. bij een structureel verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.
De aanvraag tot vaststelling bevat:
a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
c.een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;
d. bij subsidies groter dan 50.000,-- Euro een samenstellingsverklaring of een accountantsverklaring, tenzij anders wordt bepaald door het college.
Artikel 18 Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
De instelling mag tot vorming van voorzieningen ten laste van de jaarlijkse subsidie overgaan als deze worden gevormd ten behoeve van:
a. verplichtingen en/of risico’s waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs wel zijn in te schatten;
b. bestaande risico’s als gevolg van te verwachten verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is;
c. een gelijkmatige verdeling van bepaalde lasten over een aantal jaren.
Wanneer een instelling tot vorming van een voorziening wil overgaan wordt dit schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het college. Bij voorkeur gebeurt dit tegelijkertijd met de subsidieaanvraag voor het komende subsidiejaar. Wanneer de in het eerste lid genoemde risico’s/verplichtingen in de loop van het subsidiejaar ontstaan, dan verzoekt de instelling zo snel mogelijk schriftelijk aan het college om met de vorming van de voorzieningen in te stemmen.
Artikel 23 Bestemmingsreserves
De instelling mag tot vorming van bestemmingsreserves ten laste van de subsidie overgaan wanneer de instelling op termijn vaste activa wil vervangen. Wanneer de instelling tot vorming van een bestemmingsreserve wil overgaan, dan wordt dit vooraf schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het college.
Artikel 25 Intrekken subsidieverlening, beëindiging subsidieverlening
Het college kan, onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Awb, besluiten tot intrekking, terugvordering van uitbetaalde voorschotten of wanneer het een structurele subsidie betreft tot (tussentijdse) beëindiging van de subsidie wanneer:
a. in strijd is gehandeld met één of meerdere van de in beschikking opgenomen voorschriften of de in deze verordening opgenomen voorschriften;
b. de instelling niet voldoet aan het tijdig inzenden van de bescheiden voor de vaststelling van het subsidie. Voordat hiertoe wordt overgegaan, verzoekt het college de instelling alsnog schriftelijk de bescheiden in te sturen;
c. de instelling schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op een subsidie;
d. de instelling in staat van faillissement is verklaard;
e aan de instelling surseance van betaling is verleend;
f. conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de instelling;
g. de instelling wordt opgeheven;
h. er sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze, waarop de instelling, ondanks één of meerdere schriftelijke aanmaningen van het college, de financiële middelen beheert;
i. handelingen worden verricht, die strijdig zijn met de wet of die in strijd zijn met de in het maatschappelijk verkeer gangbare normen;
j. de instelling de activiteiten of werkzaamheden beëindigt of de vestiging en/of werkzaamheden buiten de gemeente Noord-Beveland verplaatst;
k. er naar het oordeel van het college andere dringende redenen zijn.
Artikel 26 Batig saldo bij liquidatie van de instelling
Wanneer de instelling rechtens of in de praktijk ophoudt te bestaan is zij verplicht aan de gemeente maximaal de in de laatste 5 jaren aan subsidie ontvangen bedragen terug te betalen. De verplichting tot terugbetaling geldt alleen wanneer het batig saldo van de liquidatierekening (mede) is gevormd uit subsidie.
Artikel 27 Welzijnssubsidievoorschriften rijksoverheid of de Europese Unie (E.U.)
Wanneer de instelling, behalve subsidie van de gemeente, een provinciale subsidie, een rijkssubsidie of een E.U.-subsidie ontvangt, zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing, wanneer zij afwijken van de overeenkomstige voorschriften waaronder men provinciaal subsidie, rijkssubsidie of E.U.-subsidie ontvangt. In dat geval gelden de provinciale-, rijks- of E.U.-voorschriften.
Artikel 28 Subsidiëring door meerdere openbare lichamen en/of subsidiënten
Wanneer een gesubsidieerde activiteit/investering behalve door een gemeentelijke subsidie mogelijk is gemaakt door subsidies van andere openbare lichamen en/of bedrijven/sponsors, wordt zo mogelijk in de subsidiebeschikking aangegeven welke kosten of welk percentage van het werkelijk exploitatietekort wordt gesubsidieerd.
Artikel 30 Schadevergoeding, vervreemding etc. van eigendommen
Wanneer de subsidie heeft bijgedragen in het verwerven van eigendommen of tot vorming van vermogen betaalt de instelling aan de gemeente een door het college te bepalen vergoeding bij:
a. ontvangst van schadevergoeding voor verlies van eigendommen;
b. wijziging van de bestemming van eigendommen;
c. vervreemding van eigendommen;
f. beëindiging van de activiteiten;
g. beëindiging van de subsidiëring;
h. bij ontbinding of opheffing van de instelling.
In voorkomende gevallen doet de instelling zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college.
Artikel 31 Rente teveel of ten onrechte ontvangen subsidie
Het college kan besluiten tot het in rekening brengen van rente wanneer de instelling in strijd heeft gehandeld met de bepalingen, genoemd in:
b. een gemeentelijke (subsidie)regeling;
c. de betreffende subsidiebeschikking.
Er dient sprake te zijn van teveel of ten onrechte ontvangen subsidie door de instelling.
Artikel 34 Bezuinigingen op subsidies
Wanneer het college voornemens is de subsidieverlening in de toekomst te verminderen of te beëindigen, ontvangt de instelling hiervan binnen 3 weken nadat een dergelijk voornemen kenbaar is gemaakt een schriftelijk en gemotiveerd bericht.
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt deugdelijk gemotiveerd in het besluit.
Artikel 38 Overgangsbepalingen
Het college stelt per instelling het overgangsrecht vast dat recht doet aan de omvang, duur en inhoud van de subsidierelatie, tenzij sprake is van een gering belang van de aanvrager.