Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

51.1 Regeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regeling51.1 Regeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken
CiteertitelRegeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken gemeente Goes
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 125 Ambtenarenwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Richtlijnen bezoldigingsbeleid Goes 1993

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-199301-01-2017Onbekend

01-06-1993

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

51.1 Regeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken

 

 

51.1 Regeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    medewerker: de ambtenaar in de zin van de CAR;

  • b

    directechef: hiërarchische chef van de medewerker;

  • c

    naasthogerechef: hiërarchische chef van de directe chef;

  • d

    beoordelingsadviseur: dienstgerichte personeels functionaris, die behulpzaam is bij een juiste interpretatie en hantering van deze regeling en die chef(s) en medewerker ter zijde staat en van advies dient tijdens de in deze regeling genoemde gesprekken;

  • e

    beoordeling: oordeel over de wijze van functievervulling van de medewerker;

  • f

    functievervulling: totaal van prestaties en gedragingen van de medewerker tijdens de uitoefening van zijn functie;

  • g

    functiebestanddeel: samenstel van werkzaamheden, dat naar aard en/of inhoud een te onderscheiden eenheid van de functie vormt;

  • h

    algemeengezichtspunt: aspect van het arbeidsgedrag van belang voor het oordeel over de functievervulling en toepasbaar op een veelheid van functies;

  • i

    bezwaarschriftencommissie: de commissie als bedoeld in de verordening commissie bezwaarschriften

Artikel 2 Het functioneringsgesprek (wanneer)

Ten minste éénmaal per jaar vindt er met de medewerker een functioneringsgesprek plaats.

Bovendien vindt er een functioneringsgesprek plaats op momenten dat chef en/of medewerker dat nodig achten.

Na indiensttreding van de medewerker of de aanvaarding van een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie vindt het eerste functioneringsgesprek plaats binnen drie maanden. Het tweede gesprek vindt plaats zes maanden na indiensttreding of aanvaarding van een andere functie.

Artikel 3 Het functioneringsgesprek (wat)

Het functioneringsgesprek is gericht op het verbeteren van het functioneren van de medewerker in de huidige functie en het wegnemen van eventuele belemmeringen daarbij.

Artikel 4 Het functioneringsgesprek (wie)

Het functioneringsgesprek wordt gevoerd door de directe chef en de medewerker.

Op verzoek van de directe chef en/of medewerker kunnen eveneens de naasthogere chef, de dienstgerichte personeelsfunctionaris of een andere in het kader van het gesprek deskundig te achten functionaris aan het gesprek deelnemen.

Artikel 5 Het functioneringsgesprek (hoe)

In het functioneringsgesprek komen tenminste aan de orde: de functie?inhoud, de functievervulling, de beleving van de functie, de werksituatie, de opleiding, vorming en training, de toekomstverwachtingen.

Bij het functioneringsgesprek wordt gebruik gemaakt van een gespreksformulier waarvan het model door burgemeester en wethouders is vastgesteld.

Het gespreksformulier wordt door de directe chef tijdens het functioneringsgesprek in samenspraak met de medewerker volledig ingevuld en door beiden voor akkoord getekend.

Een afschrift van het gespreksformulier wordt door de directe chef toegezonden aan de naast hogere chef.

Een voortgangscontroleformulier wordt door de directe chef verzonden aan de chef van de afdeling P&O ter initiëring van activiteiten in het personeelswerk dan wel ter ondersteuning daarvan en ter archivering.

Een kopie van het gespreksformulier wordt binnen tien dagen door de directe chef aan de medewerker verstrekt.

Het gespreksformulier draagt een vertrouwelijk karakter.

Onverminderd het bepaalde in het vierde lid, is inzage in het gespreksformulier slechts toegestaan aan het hoofd van dienst en de chef van de afdeling P&O en/of de beoordelingsadviseur.

De bewaartermijn van het gespreksformulier bedraagt zes jaar.

Na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn of zoveel eerder als de medewerker de dienst heeft verlaten, wordt het gespreksformulier vernietigd.

De directe chef legt jaarlijks aan zijn naast hogere chef een verklaring af met een korte toelichting per medewerker op het functioneren en de gemaakte afspraken.

Artikel 6 Het beoordelingsgesprek (wanneer)

Alvorens aan burgemeester en wethouders voorstellen worden gedaan met betrekking tot de rechtspositie en de bezoldiging van een medewerker (zoals aanstelling in vaste dienst, plaatsing in een hogere salarisschaal en dergelijke) wordt, behoudens de beperking in het derde lid, met de medewerker een beoordelingsgesprek gehouden, tenzij een maximaal twee jaar geleden vastgestelde beoordeling voor handen is.

Bovendien wordt, behoudens de beperking in het derde lid, een beoordelingsgesprek gehouden op momenten dat chef en/of medewerker dat nodig achten.

Het tijdvak, waarover een beoordeling wordt opgemaakt, omvat ten hoogste twee jaar en ten minste zes maanden en strekt zich niet uit over een periode waarover reeds een beoordeling is opgemaakt.

Artikel 7 Het beoordelingsgesprek (wat)

Het beoordelingsgesprek is gericht op het vastleggen van het oordeel van dienstwege over de wijze waarop de medewerker zijn functie onder de gegeven omstandigheden heeft vervuld.

Artikel 8 Het beoordelingsgesprek (wie)

Tijdens het beoordelingsgesprek wordt door de directe chef in samenspraak met de medewerker de beoordeling opgemaakt.

De beoordelingsadviseur zal bij dit gesprek aanwezig zijn, tenzij de directe chef en de medewerker dat niet nodig achten.

In onderling overleg tussen de directe chef en de medewerker kunnen personen, die aan de werkzaamheden van de medewerker leiding hebben gegeven, als mede-beoordelaar optreden. Bij verschil van mening hierover beslist de naasthogere chef.

In onderling overleg tussen de directe chef en de medewerker kunnen ook andere personen bij het beoordelingsgesprek aanwezig zijn teneinde inlichtingen te verschaffen over de functievervulling van de medewerker. Bij verschil van mening hierover beslist de naasthogere chef.

Artikel 9 Het beoordelingsgesprek (hoe)

De beoordeling vindt plaats met inachtneming van de voor de functievervulling vastgestelde eisen als opgenomen in het functieboek en geschiedt met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde functiecategorieën en de daaraan gekoppelde beoordelingscriteria.

Burgemeester en wethouders stellen het model van het beoordelingsformulier vast. Het beoordelingsformulier bevat in ieder geval een samenvattend oordeel met de volgende keuzes:

  • -

    voldoet niet aan de gestelde eisen (a);

  • -

    voldoet niet aan de gestelde eisen (a);

  • -

    voldoet niet geheel aan de gestelde eisen (b);

  • -

    voldoet aan de gestelde eisen (c);

  • -

    gaat boven de gestelde eisen uit (d);

  • -

    gaat in opvallende mate boven de gestelde eisen uit (e).

Voordat het beoordelingsgesprek plaats vindt met de medewerker stelt de directe chef aan de hand van het beoordelingsformulier zelf een voorlopige beoordeling op

De directe chef bespreekt vervolgens de voorlopige beoordeling met de naast hogere chef.

Nadat de directe chef de voorlopige beoordeling heeft besproken met de naast hogere chef vindt het beoordelingsgesprek plaats met de medewerker.

Een van deze beoordeling afwijkende mening (van de medewerker of een mede-beoordelaar) wordt door de directe chef op het beoordelingsformulier vastgelegd.

De directe chef koppelt de gespreksresultaten terug aan de naast hogere chef.

Het beoordelingsformulier wordt vervolgens door de bij het beoordelingsgesprek aanwezigen ondertekend en vervolgens doorgezonden naar de naast hogere chef.

In het geval van een afwijkende mening (als bedoeld in lid 6) vindt er onder leiding van de naast hogere chef een aanvullend beoordelingsgesprek plaats, op grond waarvan de beoordeling al dan niet wordt gewijzigd.

Na ontvangst van het ondertekende (aanvullende) beoordelingsformulier, stelt het diensthoofd de beoordeling, door ondertekening van het beoordelingsformulier, vast.

De medewerker, de directe chef en alle overige leidinggevenden in deze hiërarchische lijn tot en met het diensthoofd lijn ontvangen een afschrift van dit formulier. Het originele beoordelingsformulier wordt via het diensthoofd naar de chef van de afdeling P&O gezonden en is ook ter inzage van de beoordelingsadviseur.

Artikel 10 Het beoordelingsgesprek (bezwarenprocedure)

Binnen 6 weken na ontvangst van het beoordelingsgespreksformulier kan de medewerker bij burgemeester en wethouders een gemotiveerd bezwaarschrift indienen tegen de vastgestelde beoordeling.

Burgemeester en wethouders leggen, alvorens een beslissing te nemen, het bezwaarschrift voor aan de bezwaarschriftencommissie.

Artikel 11 Het beoordelingsgesprek (bezwarencommissie)

(vervallen)

Artikel 12 Het beoordelingsgesprek (hoorzitting)

(vervallen)

Artikel 13 Het beoordelingsgesprek (beslissing op bezwaar)

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de bezwaarschriftencommissie nemen burgemeester en wethouders een besluit op het bezwaarschrift.

Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de bezwaarschriftencommissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Besluiten burgemeester en wethouders dat het bezwaarschrift geheel of ten dele gegrond is, dan wordt de beoordeling dienovereenkomstig gewijzigd.

Een afschrift van het besluit wordt bij het beoordelingsgespreksformulier gevoegd.

Artikel 14 Het loopbaangesprek (wanneer)

Op verzoek van medewerker en/of chef(s) vindt er, al dan niet in samenhang met het functioneringsgesprek en/of beoordelingsgesprek, een loopbaangesprek plaats.

Artikel 15 Het loopbaangesprek (wat)

Het loopbaangesprek is gericht op het bespreken van de belangstelling en geschiktheid van de medewerker voor een andere functie.

Artikel 16 Het loopbaangesprek (wie)

Het loopbaangesprek wordt gevoerd door de directe chef en de medewerker.

Op verzoek van de directe chef en/of medewerker kunnen eveneens de naasthogere chef, de dienstgerichte personeelsfunctionaris of een andere in het kader van het gesprek deskundig te achten functionaris aan het gesprek deelnemen.

Artikel 17 Het loopbaangesprek (hoe)

Het loopbaangesprek wordt gevoerd aan de hand van een loopbaangespreksformulier, waarvan burgemeester en wethouders het model vaststellen.

De directe chef legt de conclusies en afspraken uit het loopbaangesprek op het formulier vast.

De medewerker en de directe chef ontvangen een afschrift van dit formulier. Het originele formulier wordt naar de chef van de afdeling p.z. gezonden en wordt gehanteerd in het kader van het personeelsbeleid en personeelsbeheer.

Artikel 18 Slotbepalingen

In die gevallen waarin deze regeling niet, niet voldoende of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling voor functionerings-, beoordelings- en loopbaangesprekken gemeente Goes" en treedt in werking op 1 juni 1993.

Met ingang van de onder 2 genoemde datum vervalt de Regeling functioneringsgesprekken d.d. 30 maart 1987.

Bijlage 1

CRITERIA

Er zijn 10 functiecategorieën ten behoeve van het ontwikkelen van beoordelingscriteria. Te weten:

Hoofdgroepindeling functiewaardering.

Karakteristiek/functiecategorie:

I/II

binnendienst - huishoudelijke dienst

I/II

buitendienst - strikt uitvoerende functies

IIa

binnendienst - lagere uitvoerende functies (administratief/technisch/dienstverlenend)

IIa

buitendienst - lagere technische uitv. functies

IIb

leidinggevend lager kader

IIIa

uitvoerende functies op middelbaar niveau (administratief/technisch/dienstverlenend)

IIIb

leidinggevend middenkader

IVa

beleidsvoorbereidende functies, -adviserende functies, -uitvoerende functies

IVb

leidinggevend kader

V

Topfuncties

Huishoudelijke dienst

Beoordelingscriteria

  • 1

    Zelfstandig werken: a. omgaan met opdrachten/regels/afspraken; b. zelfstandig afwegen, meedenken.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken: a. aandacht voor machine, materieel en materialen; b. zorgvuldig en kostenbewust werken ten aanzien van het produkt.

  • 3

    Nauwkeurigheid, netheid, hygiëne.

  • 4

    Cliëntvriendelijk (intern/extern).

  • 5

    Collegiale samenwerking.

  • 6

    Inzetbaarheid, flexibiliteit, betrokkenheid.

Specifieke criteria

A. Vakkennis en vaardigheid.

Toelichting functiecategorie I/II binnendienst huishoudelijke dienst.

  • 1

    a. De wijze van organisatie en uitvoering van het eigen werk, waarbij invulling gegeven wordt aan de opdrachten, regels en afspraken. b. Bijvoorbeeld signaleren van een (grote) klus. Hierover vooraf overleg plegen en eventueel achteraf informeren omdat dit een andere verdeling van de werkzaamheden kan vereisen.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    De wijze waarop basis van de normen en de beschikbare tijd wordt voldaan aan het redelijkerwijs te verwachten werkresultaat. Voor de serveerfuncties wordt het aspect representativiteit bij dit criterium meegewogen. Bij dit criterium moet in ogenschouw worden genomen dat er andere normen gesteld worden aan diensten in openbare gebouwen dan in een thuissituatie.

  • 4

    De wijze van omgaan met burgers en collegas als gebruikers van de gebouwen, waarin de dienstverlenende taak wordt verricht.

  • 5

    De inzet en wijze van samenwerken in teamverband en de wijze waarop samen met collegas aan een product wordt gewerkt.

  • 6

    Bereidheid tot uitvoering van andere taken. Op basis van iemands inzetbaarheid wordt deze gevraagd voor andere taken.

  • a

    Blijk geven van de benodigde vakkennis. Ervaring op het vakgebied. Vaardigheden met betrekking tot het uit te voeren werk.

Opmerkingen bij de weging.

Groepsbeoordeling. In verband met de meetbaarheid van de beoordelingscriteria 1 en 3 kan er voor de schoonmaakfuncties een groepsbeoordeling plaatsvinden. Met name in die gevallen waar sprake is van werken aan een gezamenlijk produkt.

Strikt uitvoerende functies

Beoordelingscriteria

  • 1

    Zelfstandig werken: meedenken, omgaan met regels/opdrachten/instructies.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken: a. aandacht voor machine, materieel en materialen; b. zorgvuldig en kostenbewust werken ten aanzien van het produkt.

  • 3

    Cliëntvriendelijkheid (intern/extern).

  • 4

    Collegiale samenwerking.

  • 5

    Bereidheid en inzetbaarheid.

Specifieke criteria

  • a

    Vakkennis en vaardigheid.

Toelichting functiecategorie I/II buitendienst strikt uitvoerende functies.

  • 1

    Zelfstandig afwegen in gevallen die niet precies onder de regels vallen. Is het in de opdracht opgesloten? Kan zelfstandig worden gehandeld en achteraf worden geïnformeerd of dient vooraf overleg te worden gepleegd over hoe nu te handelen.

  • 2

    a. Omgaan met storingen, materiaalpech, schoonhouden (niet ten koste van het werk), schadevrij rijden, gering verlies van grondstoffen. b. Binnen de beschikbare en te verantwoorden tijd zodanig werken dat er geen nawerk ontstaat en geringe controle noodzakelijk is.

  • 3

    De wijze van omgaan met burgers en collegas belast met andere werksoorten. Bijvoorbeeld uitleg geven over regels, voorschriften en werkzaamheden.

  • 4

    De inzet en wijze van samenwerken in teamverband en de wijze waarop iemand samen met collegas aan een produkt werkt.

  • 5

    Bereidheid tot uitvoering van andere taken. Op basis van de inzetbaarheid van iemand, hetgeen te maken heeft met allround zijn, wordt iemand voor andere taken gevraagd.

  • a

    Blijk geven van de benodigde vakkennis. Ervaring op het vakgebied. Vaardigheden met betrekking tot het uit te voeren werk.

Opmerking bij de weging. 2. a. bij dit criterium moet met name aandacht besteed worden aan het verantwoordelijk omgaan met dure machines en materieel voor die functies waarvoor dit van toepassing is.

Groepsbeoordeling.

In verband met de meetbaarheid kan met betrekking tot de criteria 1, 2b, 6 en in zekere mate criterium 3 voor een aantal functies in deze categorie een groepsbeoordeling plaatsvinden. Met name in die gevallen waar sprake is van het samenwerken aan een produkt.

Ad. 1. Voorbeelden positief en negatief voor plantsoenen.

  • a

    Medewerker plantsoenen ontvangt opdracht een grafruimte te graven. Tijdens het graafwerk stuit hij op een zware boomwortel. Verwijdering is noodzakelijk, want bij een zware storm zal de boom onvoldoende verankerd zijn, omwaaien en schade aanrichten aan grafmonumenten. Aangezien de grafruimte toch op die plek gegraven dient te worden, de begrafenis op korte termijn zal plaats vinden en de opzichter voor die tijd niet geraadpleegd kan worden, besluit de medewerker zelf de boom te kappen en de opzichter achteraf te informeren.

  • b

    De voorman is met zijn wijkploeg bezig met het gebruikelijke snoeiwerk gedurende de wintermaanden. Een hoog doorgeschoten bossingel wordt gedund c.q. verjongd. De werkzaamheden verlopen naar wens. Een ieder weet wat zijn taak is. Op zeker moment bestaat er twijfel over een hoge spichtige berk. Staat de boom op "gemerkte grond"? of is de boom van meneer X (aangrenzende eigenaar)? Na een korte discussie gaat men ervan uit dat het hier toch om een "gemeenteboom" gaat. Gezien de toe te passen snoeimethodiek zou de "twijfel"berk het loodje moeten leggen. De boom wordt dus geveld. Korte tijd daarna stelt de wettige eigenaar zich in verbinding met de voorman. Leiden is last. Meneer X blaast hoog van de toren. Duidelijk is dat in een dergelijke situatie de voorman met de aanliggende eigenaar even contact had moeten opnemen. Of even de link had moeten leggen met de opzichter. Voorkomen is beter dan genezen! De conclusie is dat in dit geval onjuist gebruik is gemaakt van een stukje zelfstandigheid. De voorman biedt zijn verontschuldigingen aan voor de gemaakte fout en treft, na overleg te hebben gepleegd met de opzichter, een regeling met meneer X (herplant van een jonge berk).

Voorbeelden positief en negatief voor onderhoud/wegen/reiniging.

  • a

    Als er bijvoorbeeld bij aanleg riolering of kolkaansluiting verderop naast hetgeen hersteld moet worden ook iets niet goed is, zelfstandig meenemen.

  • b

    Met onderhoud sloten meenemen als iets mankeert aan borden of wegbakening.

  • c

    Niet op eigen initiatief graafmachines inzetten. Hierdoor kan schade aan kabels en leidingen veroorzaakt worden. Eerst via de opzichter melding doen.

  • d

    Niet zonder navraag of informatie opruimen van schrikhekken. De planning kan zijn dat deze hekken opnieuw nabij het object gebruikt moeten worden.

Lagere uitvoerende functies (administratief/technisch/diensverlenend)

Beoordelingscriteria

  • 1

    Zelfstandig werken: a. ten opzichte van de chef; b. ten aanzien van de organisatie van het werk; c. meedenken, omgaan met regels/opdrachten/instructies.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    Nauwkeurigheid in combinatie met produktiviteit.

  • 4

    Cliëntgericht (intern/extern).

  • 5

    Collegiale samenwerking.

  • 6

    Inzet/flexibiliteit/betrokkenheid.

Toelichting functiecategorie IIa binnendienst

  • 1

    De wijze van zelfstandig werken wordt afgemeten aan de mate van begeleiding die iemand nodig heeft. Dit betekent ook de wijze van afwegen welke werkzaamheden zelfstandig kunnen worden uitgevoerd en voor welke werkzaamheden er vooraf overleg noodzakelijk is. De wijze waarop het werk wordt georganiseerd en hierin prioriteiten worden gesteld.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    De mate van nauwkeurigheid en zorgvuldigheid in de uitvoering van het werk. Dit moet worden gezien in samenhang met de snelheid van werken en de hoeveelheid afgeleverd werk.

  • 4

    De wijze waarop met cliënten (intern/extern) dat wil zeggen burgers, gebruikers en collegas wordt omgegaan in het kader van de dienstverlenende taak. Het gaat daarbij om het gebruik van communicatieve vaardigheden en het kunnen inschatten hoe de cliënt het beste kan worden benaderd.

  • 5

    De wijze waarop een bijdrage wordt geleverd aan teamprestatie en teamverband. De houding ten opzichte van collegas en de wijze van samenwerking met anderen.

  • 6

    De mate waarin vanuit betrokkenheid ten aanzien van het produkt van de afdeling en/of de bestuursdienst de bereidheid bestaat zich in te zetten. De wijze waarop flexibel wordt omgegaan met wisselende werkdruk. De bereidheid iets tussendoor te doen binnen het eigen takenpakket en daarnaast de bereidheid om andere taken buiten de eigen functie uit te voeren. Inzet is gebaseerd op inzetbaarheid. Inzetbaarheid is te onderscheiden in: a. het willen (motivatie/bereidheid); b. het kunnen (veelzijdigheid/mogelijkheid/flexibiliteit).

Opmerkingen bij de weging. Gezien de inhoud van de meeste functies in deze functiecategorie is op voorhand te stellen, dat de weging van de specifieke criteria zo gering zak zijn, dat bepleit is deze in de beoordeling op de overige criteria mee te wegen. Bijvoorbeeld onder zelfstandig werken.

Lagere technische uitvoerende functies

Beoordelingscriteria

  • 1

    Zelfstandig werken: a. inzicht, meedenken; b. omgaan met regels/opdrachten; c. signaleren/informeren; d. collegiale samenwerking.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    Cliëntgericht (intern/extern).

  • 4

    Inzetbaarheid: a. vakkennis vertalen in allround zijn; b. bereidheid tot het doen van andere werkzaamheden.

Toelichting functiecategorie IIa buitendienst.

  • 1

    a. De mate van inzicht om eigen problemen op te lossen. De wijze van prioriteiten stellen en het organiseren van tussendoor en bijkomende werkzaamheden. b. Zelfstandig afwegen in gevallen die niet precies onder de regels vallen. Is het in de opdracht opgesloten? Kan zelfstandig worden gehandeld en achteraf worden geïnformeerd of dient vooraf overleg te worden gepleegd over hoe nu te handelen. c. In hoeverre worden onderliggende of bijkomende problemen gesignaleerd en wordt de juiste persoon daarover geïnformeerd. d. De wijze waarop in overleg met een collega vormgegeven wordt aan de zelfstandig werken en onderling wordt bepaald wie wat doet en de mate waarin er op iemand kan worden gerekend.

  • 2

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken zowel ten aanzien van het gebruik van materieel, materialen en machines dat wil zeggen omgaan met storing, materieelpech, schoonhouden (niet ten koste van het werk), schadevrij rijden, gering verlies van grondstoffen als ten aanzien van het produkt. Binnen beschikbare en te verantwoorden tijd zodanig werken dat er geen nawerk ontstaat en geringe controle noodzakelijk is.

  • 3

    De houding, benadering en wijze van omgaan met de burgers, gebruikers en collegas. Bijvoorbeeld uitleg geven over werkzaamheden, regels en voorschriften.

  • 4

    a. Vakkennis en ervaring vertalen in allround zijn, hetgeen leidt tot bredere inzetbaarheid. Dit moet gezien worden in relatie tot de te verwachten output van het takenpakket zoals omschreven in de eigen functie. b. Bereidheid tot het doen van andere werkzaamheden afgezien van het feit, welke kennis en ervaring je hiervoor nodig hebt of moet gebruiken. Bij het eerste aspect komt "het kunnen" aan de orde en bij het tweede aspect "het bereid zijn tot".

Leidinggevend lager kader

Beoordelingscriteria

  • 1

    Stijl van leidinggeven: a. open/betrouwbaar; b. duidelijk/overtuigend; c. kritiek leveren/ontvangen; d. stimulerend/motiverend.

  • 2

    Zelfstandigheid werken: a. organisatie van het eigen werk en het werk van anderen; b. omgaan met opdrachten; c. omgaan met verantwoordelijkheid.

  • 3

    Nauwkeurig en kostenbewust werken.

  • 4

    Cliëntgericht.

  • 5

    Collegiale omgang en samenwerking.

  • 6

    Ideeën inbrengen/openstaan voor ideeën.

  • 7

    Flexibiliteit/betrokkenheid.

TOELICHTING functiecategorie IIb - leidinggevend lager kader.

  • 1

    a. De mate waarin open en eerlijk met medewerk(st)ers en hun belangen wordt omgegaan, afgewogen ten opzichte van het organisatiebelang. b. Duidelijk kunnen aangeven waarom bepaalde werkzaamheden moeten gebeuren en op welke wijze. c. De wijze van omgaan met kritiek op de eigen persoon en de wijze van kritiek leveren aan de medewerk(st)ers. d. In hoeverre en op welke wijze worden medewerk(st)ers gemotiveerd en gestimuleerd bij de uitvoering van het werk.

  • 2

    a. De wijze waarop binnen de gestelde taken en bevoegdheden het werk wordt georganiseerd en prioriteiten worden gesteld. b. De wijze van afwegen bij bijzondere situaties. Is er vooraf overleg nodig of kan achteraf verantwoording worden afgelegd voor een genomen beslissing? c. De wijze waarop de toegekende verantwoordelijkheid voor de groep waaraan leiding wordt gegeven vorm krijgt (houding/instelling/voorbeeldfunctie).

  • 3

    Binnen de beschikbare en te verantwoorden tijd zodanig werken dat er geen nawerk ontstaat en geringe controle noodzakelijk is. De nauwkeurigheid van werken, moet in samenhang worden gezien met de snelheid van werken en de hoeveelheid afgeleverd werk. Kostenbewust werken met materieel en materialen.

  • 4

    De wijze van omgaan met cliënten (intern/extern) dat wil zeggen burgers, gebruikers en collega's belast met andere werksoorten in het kader van de dienstverlenende taak.

  • 5

    De wijze waarop een bijdrage wordt geleverd aan teamprestatie en teamverband. De houding ten opzichte van collega's en de wijze van samenwerken met collega's aan een gezamenlijk produkt.

  • 6

    De wijze waarop iemand meer inhoud geeft aan zijn werk door vanuit een kritische houding ideeën in te brengen ten aanzien van de inhoud van het werk, de werkmethoden en de werkvolgorde, hetgeen kan leiden tot kostenbesparing.

  • 7

    De mate waarin vanuit betrokkenheid ten aanzien van het produkt van de afdeling en/of bestuursdienst de bereidheid bestaat zich in te zetten. De wijze waarop flexibel wordt omgegaan met wisselende werkdruk. De bereidheid iets tussendoor te doen binnen het eigen takenpakket en daarnaast de bereidheid om andere taken buiten de eigen functie uit te voeren.

Uitvoerende functies op middelbaar niveau (administratief/technisch/dienstverlend)

Beoordelingscriteria

  • 1

    Zelfstandig werken.

  • 2

    Communicatieve en sociale vaardigheden: a. cliëntgericht/dienstverlening; b. collegiale samenwerking.

  • 3

    Inzet/flexibiliteit/loyaliteit.

  • 4

    Creativiteit in het eigen werk.

  • 5

    Gebruik van kennis/ervaring.

  • 6

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

Specifieke criteria.

  • a

    Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.

TOELICHTING functiecategorie IIIa - uitvoerende functies op middelbaar niveau.

  • 1

    De wijze waarop een medewerk(st)er in zijn/haar functie zelfstandig het werk organiseert en de prioriteiten stelt, hetgeen leidt tot efficiënt en effectief werken.

  • 2

    a. De wijze waarop cliënten (intern/extern) benaderd worden in het kader van de dienstverlenende taak. b. De wijze waarop men een bijdrage levert aan teamprestatie en teamverband. De houding ten opzichte van collega's en het kunnen samenwerken met anderen.

  • 3

    Hoe flexibel en loyaal gaat een medewerk(st)er om met een wisselende werkdruk bij de uitvoering van taken binnen de functie en daarbuiten. De wijze waarop wordt omgegaan met het takenpakket en het eventueel aanpakken van extra werk. Denk aan werkdruk van de medewerk(st)er zelf en de werkdruk van collega's en aan andere (taken) klus op verzoek aanpakken "buiten de eigen taken".

  • 4

    Creatief omgaan met de voor de werkzaamheden bestaande regelgeving en het daarbij inspelen op veranderingen in het werk.

  • 5

    Het toepassen van de beschikbare kennis en ervaring bij de medewerk(st)er in relatie tot de te verwachten output van het takenpakket zoals omschreven in de functie.

  • 6

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken.

Opmerkingen bij de weging.

  • 5

    Dit criterium is van invloed op alle andere 4 criteria. Uitstekend gebruik van kennis zal leiden tot een positieve waardering bij de andere criteria. Slecht gebruik van de aanwezige kennis zal ook negatief doorwerken bij de andere criteria. Extra werk dat tijdelijk buiten de taakomschrijving wordt verricht, valt onder het regiem van de beloningsdifferentiatie. Indien er sprake is van het structureel uitvoeren van een bepaalde extra taak, die buiten de taakomschrijving valt dan moet dit leiden tot aanpassing van de taakomschrijving. Een nieuwe omschrijving is aanleiding tot het opnieuw bekijken van de functieschaal op basis van functiewaardering.

  • a

    Zijn de te produceren stukken duidelijk, voldoende kort, concreet genoeg, voor iedereen toegankelijk en is het taalgebruik correct.

Leidinggevend middenkader

Beoordelingscriteria

  • 1

    Stijl van leidinggeven: a. openheid/geloofwaardigheid; b. loyaliteit; c. overtuigend/duidelijk; d. kritiek levere/ontvangen; e. motiverend/stimulerend.

  • 2

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    Zelfstandige organisatie van: a. het eigen werk; b. het werk van anderen/derden.

  • 4

    Cliëntgericht/dienstverlening.

  • 5

    Collegiale samenwerking.

  • 6

    Creativiteit in het eigen werk.

Specifieke criteria.

  • a

    Advisering.

  • b

    Algemeen belang versus afdelingsbelang.

TOELICHTING functiecategorie IIIb - leidinggevend middenkader.

  • 1

    a. Toegankelijkheid voor de medewerkers. Weet door optreden vertrouwen bij de medewerkers te wekken. Consistentie in leidinggeven. Loyaliteit. b. Achter genomen besluiten gaan staan ook al wordt daar zelf kritisch tegenover gestaan. c. Duidelijk kunnen aangeven waarom bepaalde werkzaamheden moeten gebeuren en op welke wijze. d. De wijze van omgaan met kritiek op de eigen persoon en de wijze van kritiek leveren aan de medewerk(st)ers. e. In hoeverre en op welke wijze worden medewerk(st)ers gemotiveerd en gestimuleerd bij de uitvoering van het werk.

  • 2

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 3

    De wijze waarop binnen de gestelde taken en bevoegdheden het werk wordt georganiseerd en prioriteiten worden gesteld. Bij de zelfstandige organisatie van het werk van anderen/derden moet bijvoorbeeld gedacht worden aan: theatergezelschappen, aannemers, schoonmaakbedrijven... Voor de organisatie van het werk van derden/anderen zijn de wijze van voorbereiding en de wijze van toezicht van belang (zakelijk, kritisch, kostenbewust). Tevens is het essentieel derden te wijzen op het houden aan afspraken. Dit betekent ook de wijze van afwegen bij bijzondere situaties. Is er vooraf overleg nodig of kan achteraf verantwoording worden afgelegd voor een genomen beslissing? Daarnaast is van belang hoe en in hoeverre belangrijke ontwikkelingen en/of problemen (op tijd) gesignaleerd en gerapporteerd aan de juiste persoon. Bijvoorbeeld indien nodig rapportage over de voortgang van het werk.

  • 4

    De wijze van omgaan met burgers, collega's (derden) belast met andere werksoorten. Bijvoorbeeld uitleg geven over regels, voorschriften en werkzaamheden.

  • 5

    De inzet en wijze van samenwerken in teamverband en de wijze waarop iemand samen met collega's aan een produkt werkt.

  • 6

    Aandragen van ideeën voor de verbetering van de werkuitvoering en het inspelen op veranderingen.

Specifieke criteria.

  • a

    De wijze waarop door schriftelijke rapportage en het opstellen van adviezen een bijdrage wordt geleverd aan de besluitvorming.

  • b

    Bereidheid het algemeen belang boven het afdelingsbelang te stellen. Worden de in het algemeen belang genomen besluiten tegenover de medewerkers verdedigd. Staat betrokkene voor de op een ander niveau genomen beslissingen.

Beoordelingscriteria

  • 1

    Organisatie van het eigen werk en wijze van prioriteitstelling.

  • 2

    Cliëntgericht(intern/extern).

  • 3

    Collegiale samenwerking.

  • 4

    Gevoel voor bestuurlijke en politieke verhoudingen.

  • 5

    Creatief/inventief/vernieuwend.

  • 6

    Informatie-overdracht.

  • 7

    Inzet/motivatie/bevlogenheid.

  • 8

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

Specifieke criteria.

  • a

    Projectleiderschap.

TOELICHTING functiecategorie IVa - beleidsvoorbereidende functies, -adviserende functies, -uitvoerende functies.

  • 1

    De wijze van aanpak en organisatie van de eigen werkzaamheden, het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, de wijze van afwegen van alternatieven, het maken van keuzes.

  • 2

    De houding, benadering en de wijze van omgaan met burgers, bestuurders en collega's belast met andere taken.

  • 3

    De wijze waarop men een bijdrage levert aan teamprestatie en teamverband onder andere door de wijze en vaardigheid van overleg. De houding ten opzichte van collega's onder andere bepaald door incasseringsvermogen en het ruimte geven aan anderen en de wijze van samenwerken met anderen.

  • 4

    De wijze van inschatten van politieke en/of bestuurlijke ontwikkelingen c.q. gevoeligheden. Met name de wijze waarop hierop wordt ingespeeld, hetzij in een advies, hetzij in opstelling.

  • 5

    Flexibel en creatief kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen en andere taken. Het inbrengen en vormgeven van nieuwe ideeën (het inventief/ strategisch omgaan met).

  • 6

    In dit criterium zijn 3 aspecten te onderscheiden: - een inhoudelijk aspect, hetgeen blijkt uit een voldoende gefundeerd advies of verslag om een bijdrage te leveren aan de besluitvorming; - een procesmatig aspect, waarbij het van belang is dat de informatie- overdracht een weerspiegeling is van de wijze waarop men tot een afweging is gekomen; - tenslotte het vaardigheidsaspect af te wegen aan de mate van mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden (verantwoording van strategisch handelen).

  • 7

    De mate waarin de bereidheid en motivatie bestaat om zich in te zetten vanuit bevlogenheid en betrokkenheid ten aanzien van het produkt van de afdeling en/of de bestuursdienst.

  • 8

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken.

Specifieke criteria

Wijze van leidinggeven aan projecten.

  • -

    Verschillende meningen bij elkaar brengen.

  • -

    Coördinatievermogen.

  • -

    Vergaderdiscipline.

  • -

    Afspraken nakomen.

Leidinggevend kader

Beoordelingscriteria

  • 1

    Stijl van leidinggeven: a. openheid en geloofwaardigheid; b. duidelijkheid en overtuigingskracht; c. kritiek kunnen incasseren en leveren; d. stimulerend/motiverend.

  • 2

    Gevoel voor bestuurlijke en politieke verhoudingen.

  • 3

    Cliëntgericht.

  • 4

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 5

    Vernieuwend/creatief.

  • 6

    Zelfstandige organisatie van het eigen werk en het organisatie-onderdeel.

  • 7

    Collegiale samenwerking.

TOELICHTING functiecategorie IVb - leidinggevend kader.

  • 1

    a. De mate waarin open en eerlijk met medewerk(st)ers en hun belangen wordt omgegaan, afgewogen ten opzichte van het organisatiebelang. b. Duidelijk kunnen aangeven waarom bepaalde werkzaamheden moeten gebeuren en op welke wijze. c. De wijze van omgaan met kritiek op de eigen persoon en de wijze van kritiek leveren aan de medewerk(st)ers. d. In hoeverre en op welke wijze worden medewerk(st)ers gemotiveerd en gestimuleerd bij de uitvoering van het werk.

  • 2

    De wijze van inschatten van politieke en/of bestuurlijke ontwikkelingen c.q. gevoeligheden. Met name de wijze waarop hierop wordt ingespeeld, hetzij in een advies, hetzij in opstelling.

  • 3

    De houding, benadering en de wijze van omgaan met burgers, bestuurders en collega's belast met andere taken.

  • 4

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 5

    Flexibel en creatief kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen, andere taken en het inbrengen van nieuwe ideeën.

  • 6

    De wijze van aanpak en organisatie van de werkzaamheden, het stellen van prioriteiten, de wijze van afwegen van alternatieven en het maken van keuzes. Dit geldt voor de eigen taken en verantwoordelijkheden, maar ook voor sturing van de besluitvorming en werkzaamheden binnen het organisatie-onderdeel. Dit leidt in samenhang met de overige criteria tot adequate bewaking van kwantiteit en kwaliteit.

  • 7

    De wijze waarop men een bijdrage levert aan teamprestatie en teamverband onder andere door de vaardigheid van overleg.

Topfuncties

beoordelingscriteria

  • 1

    Stijl van leidinggeven:

  • -

    openheid en geloofwaardigheid;

  • -

    duidelijkheid en overtuigingskracht;

  • -

    helicoptervieuw/evenwichtige oordeelsvorming;

  • -

    kritiek kunnen incasseren en leveren;

  • -

    stimulerend/coördinerend/motiverend.

  • 1

    Gevoel voor bestuurlijke en politieke verhoudingen.

  • 2

    Cliëntgericht.

  • 3

    Zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 4

    Vernieuwend/creatief op breed terrein en lange termijn.

  • 5

    Zelfstandige organisatie van het eigen werk en het organisatie-onderdeel.

  • 6

    Collegiale samenwerking.

TOELICHTING functiecategorie V - topfuncties.

  • 1

    a. De mate waarin open en eerlijk met medewerk(st)ers en hun belangen wordt omgegaan afgewogen ten opzichte van het organisatiebelang. b. Duidelijk kunnen aangeven waarom bepaalde werkzaamheden moeten gebeuren en op welke wijze. c. Het vermogen en de wil om een probleem vanuit verschillende gezichtspunten en van een zekere afstand te beschouwen, maar tevens gerichte aandacht aan relevante details te schenken. Kernbegrippen: evenwichtig relativeren, nuanceren. d. De wijze van omgaan met kritiek op de eigen persoon en de wijze van kritiek leveren aan de medewerk(st)ers. e. In hoeverre en op welke wijze worden medewerk(st)ers gestimuleerd bij de uitvoering van het werk.

  • 2

    De wijze van inschatten van politieke en/of bestuurlijke ontwikkelingen c.q. gevoeligheden. Met name de wijze waarop hierop wordt ingespeeld, hetzij in een advies, hetzij in opstelling.

  • 3

    De houding, benadering en de wijze van omgaan met burgers, bestuurders en collega's belast met andere taken.

  • 4

    De wijze van zorgvuldig en kostenbewust werken.

  • 5

    Flexibel en creatief kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen, andere taken en het inbrengen van nieuwe ideeën.

  • 6

    De wijze van aanpak en organisatie van de werkzaamheden, het stellen van prioriteiten, de wijze van afwegen van alternatieven en het maken van keuzes. Dit geldt voor de eigen taken en verantwoordelijkheden, maar ook voor sturing van de besluitvorming en werkzaamheden binnen het organisatie- onderdeel. Dit leidt in samenhang met de overige criteria tot adequate bewaking van kwantiteit en kwaliteit.

  • 7

    De wijze waarop men een bijdrage levert aan teamprestatie en teamverband onder andere door de vaardigheid van overleg.