Organisatie | Goes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | 50.1 Regeling functiebeschrijving en -waardering |
Citeertitel | Regeling functiebeschrijving en -waardering gemeente Goes |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 125 Ambtenarenwet
Bezoldigingsregeling gemeente Goes 1993
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2017 | Onbekend | 01-01-2007 Onbekend | Onbekend |
50.1 Regeling functiebeschrijving en -waardering
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Bij de toepassing van deze regeling wordt artikel 1:2:1 in acht genomen.
Alle bij de gemeente voorkomende generieke en specifieke functies worden beschreven en gewaardeerd volgens de methode van functiewaardering, die als bijlagen bij deze regeling zijn gevoegd.
Artikel 1 is van toepassing op alle functies waarvoor de bezoldiging van gemeentewege wordt vastgesteld met uitzondering van:
Artikel 3 Opstellen functiebeschrijvingen
Generieke en specifieke functiebeschrijvingen worden opgesteld voor taken die duurzaam worden verricht. Ze worden op de volgende momenten opgesteld:
Een functiebeschrijving wordt alleen opgesteld of gewijzigd als het college daarvoor toestemming heeft verleend.
Artikel 4 Procedure opstellen functiebeschrijving
Het afdelingshoofd informeert, nadat het college heeft ingestemd met het opstellen of wijzigen van een functiebeschrijving, de beleidsmedewerker P&O over de gewenste nieuwe beschrijving of de gewenste wijziging van een bestaande functiebeschrijving.
De beleidsmedewerker P&O stelt een advies op of en zo ja hoe de gewenste nieuwe beschrijving of wijziging, in het functieboek moet worden opgenomen en bespreekt dit met het(de) afdelingshoofd(en).
De beleidsmedewerker P&O legt het advies inclusief de mening van het(de) afdelingshoofd(en) voor aan het MT ter bespreking.
De gemeentesecretaris neemt een besluit en stelt namens het college, de nieuwe beschrijving of wijziging vast. Wanneer de nieuwe of gewijzigde beschrijving afwijkt van hetgeen gesteld is in het voorstel aan het college om een functiebeschrijving op te stellen, wordt de functiebeschrijving aan het college voorgelegd.
De vastgestelde functiebeschrijving wordt aan de waarderingscommissie voorgelegd ter waardering.
Artikel 5 De waarderingscommissie
Er is een waarderingscommissie.
Deze commissie bestaat uit de volgende leden:
Voor het lid onder b. wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.
De commissieleden genoemd in het 2e lid onder b en c, worden door het college benoemd voor een periode van 4 jaar.
De waarderingscommissie heeft tot taak advies uit te brengen over de waardering van beschreven functies en behandelt een waarderingszaak in voltallige vergadering.
Leden van de waarderingscommissie als bedoeld in dit artikel kunnen geen lid zijn van de bezwaren- of bezwaarschriftencommissie.
Het college is bevoegd functies aan te wijzen en na overleg met de commissie voor Georganiseerd Overleg te bepalen dat de waardering van deze functies zal plaatsvinden door een externe deskundige. In dit geval vindt geen waardering door de waarderingscommissie plaats.
De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar. De leden zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit de stukken of de beraadslagingen bekend is geworden.
Artikel 6 De analyse van de waardering
Aan de hand van de vastgestelde functiebeschrijving stelt de waarderingscommissie binnen twee maanden na ontvangst van de beschrijving een analyse op, welke uitmondt in een waarderingsadvies. Uit dit advies blijkt:
Nadat het waarderingsadvies is vastgesteld, bepaalt de waarderingscommissie, op basis van de bij deze regeling behorende conversietabel (bijlage 3), de aan de functie verbonden functieschaal.
Artikel 7 Vaststelling, beschrijving en waarderingsadvies
De functiebeschrijving en het waarderingsadvies worden voorgelegd aan de gemeentesecretaris.
Binnen 30 dagen na het voorleggen van de functiebeschrijving en het waarderingsadvies aan de gemeentesecretaris, stelt deze namens het college, de waardering van de functie en de daaraan verbonden functieschaal vast.
Artikel 8 Toewijzing en inschaling
De gemeentesecretaris besluit, namens het college, aan welke ambtenaar/ambtenaren een bestaande, nieuwe of gewijzigde functiebeschrijving wordt toegewezen en hoe de betrokken ambtenaar/ambtenaren worden ingeschaald.
Artikel 9 Bekendmaking, toewijzing en inpassing
De gemeentesecretaris maakt, namens het college, schriftelijk zijn besluit (als bedoeld in artikel 8) aan de betrokken ambtenaar/ambtenaren, het/de afdelingshoofd(en) en het/de sectorhoofd(en), bekend.
Aan de betrokkenen genoemd in lid 1 wordt meegedeeld, dat binnen 6 weken na de datum van de bekendmaking van het in lid 1 bedoelde besluit, een bezwaarschrift kan worden ingediend bij het college.
Het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 9, tweede lid, moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.
Dit formulier wordt op verzoek uitgereikt door de afdeling P&O.
Het college legt, alvorens een beslissing te nemen, het bezwaarschrift voor aan de bezwaarschriftencommissie.
Zolang de Verordening commissie bezwaarschriften nog niet in werking is getreden en/of de voorzitter en de leden van de rechtspositionele kamer van de bezwaarschriftencommissie niet zijn benoemd, wordt het bezwaarschrift door het college voorgelegd aan de bezwarencommissie als bedoeld in bijlage 4.
Artikel 12 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist het college in de geest van deze regeling.
Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling functiebeschrijving en -waardering gemeente Goes".
De 71ste wijziging van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten komt te vervallen.
Artikel 15 Inwerkingtreding en slotbepalingen
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2007.
De bepalingen van hoofdstuk 50.1, zoals deze luidden vóór 1 januari 2007 zijn van toepassing op de functies bij de gemeentelijke brandweer met uitzondering van de bepalingen omtrent de behandeling van een bezwaarschrift. Een bezwaarschrift betrekking hebbend op een functie bij de gemeentelijke brandweer zal derhalve conform artikel 10 worden behandeld.
De bezwaarschriften in het kader van de invoering van het organiek generieke functieboek en die bekend zijn gemaakt op 27 maart 2007 aan betrokkenen, worden behandeld door de bezwarencommissie als bedoeld in bijlage 4 van deze regeling.
De bijlagen 1 tot en met 4 maken deel uit van deze regeling.
Artikel 1 lid 1 sub g en bijlage 4 komen te vervallen op het moment dat de Verordening commissie bezwaarschriften én de leden van de rechtspositionele kamer van de bezwaarschriftencommissie, als bedoeld in de Verordening commissie bezwaarschriften, zijn benoemd, onverlet het bepaalde in het derde lid.
1.1 Uitgangspunt bij de bepaling van het functieniveau is de indeling van de functies in vijf hoofdgroepen. Met behulp van vijf criteria, de secundaire factoren, wordt binnen de hoofdgroepen I t/m V de nodige verfijning verkregen (d.i. tweetrapssytematiek). Als basis voor de verfijning gelden de niveaubepalende werkzaamheden (dit zijn die werkzaamheden die blijkens de functiebeschrijving het niveau van de hoofdgroep bepalen)
1.2 De hoofdgroepindeling is gebaseerd op het werk en denkniveau, dat wil zeggen: het minimale niveau dat nodig is om de functie op normaal goede wijze te vervullen. De begrippen werken en denken zijn uiteraard niet in tegenstellende zin bedoeld. Het woord 'werkniveau' alleen zou toereikend zijn geweest. De toevoeging geeft slechts aan dat het niveau van denken (in en ten behoeve van het werk) een belangrijke rol speelt bij de hoofdgroepindeling.
1.3 In de karakteristieken van de hoofdgroepen is het algemeen werk en denkniveau verwoord, dat als basis dient voor de indeling van de functie in de desbetreffende hoofdgroep. Hierbij kan als indicatie worden gehanteerd de voor de werkzaamheden van belang zijnde opleiding. Wanneer in de advertentietekst een te hoge opleiding wordt gevraagd, kan dit conform constante jurisprudentie consequenties hebben voor de indeling van een functionaris in een salarisschaal. Het mag duidelijk zijn dat het niet gaat om officiële kwalificaties van de persoon, maar om de functie eisen. Bij de werving van personeel zullen in de advertentietekst opleidingen dienen te worden vermeld, die direct aansluiten bij het beoogde werk en denkniveau. De wijze waarop het onder beroepsvorming vermelde kennisniveau is verkregen, bijvoorbeeld door opleiding, vorming, ervaring of anderszins, is van geen belang.
1.4 Bij het algemeen werk- en denkniveau gaat het om een ondeelbaar begrip. Hierbij kan het opleidingsaspect wel eens te veel aandacht krijgen. Vooropgesteld dat reële opleidingseisen een zeer bruikbare indicatie verschaffen, kijkt de functiewaarderingsdeskundige bij het bepalen van de hoofdgroep niet alleen naar de vereiste opleiding, zoals aangegeven in de functiebeschrijving, maar zoekt hij/zij aansluiting bij de omschreven karakteristiek (d.w.z. aard/ karakter van de werkzaamheden). Wanneer bijvoorbeeld voor een leidinggevende functie geen MBO wordt gevraagd, maar VMBO, eventueel aangevuld met langdurige speciale cursussen, dan zou door de functiewaarderingsdeskundige een indeling in hoofdgroep III overwogen kunnen worden wanneer het een duidelijke kaderfunctie betreft en in de functie een beroep wordt gedaan op kwaliteiten als bijvoorbeeld het vermogen tot organiseren, coördineren, meedenken en verdergaand specialisme in een breder verband. Kernvraag voor de indeling is: wat zijn het karakter en het gehalte van de betreffende functie? Het is vervolgens dan ook de functiewaarderingsdeskundige die bij het bepalen van de hoofdgroepindeling en de score voor functionele vorming een advies geeft over de kennis en ervaring die minimaal noodzakelijk is, waarbij het kortste opleidingstraject wordt gekozen, om de functie naar behoren te kunnen uitoefenen.
1.5 Hoofdgroep en functionele vorming zijn niet van elkaar te scheiden; ze geven het totale werk en denkniveau weer, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een en ander houdt in dat in geval van bezwaar en beroep tegen de score voor functionele vorming en/of tegen de hoofdgroepindeling zowel de hoofdgroepindeling als de score voor het gezichtspunt functionele vorming moet worden beoordeeld, eventueel herzien en vastgesteld.
1.6 Bij het honoreren van een bezwaarschrift tegen de hoofdgroepindeling en/of de functionele vorming moet de score voor de secundaire factoren handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden opnieuw worden bezien (op grond van de niveaubepalende werkzaamheden).
1.7 Onder opleidingsniveau, voor zover dit betrekking heeft op de hoofdgroepindeling, wordt verstaan de totale theoretische opleiding, inclusief de tijd die in de regel nodig is om de opgedane kennis in de praktijk te leren toepassen. De tijd die nodig is om bedoelde kennis operationeel te maken, wordt bij de bepaling van de score voor functionele vorming buiten beschouwing gelaten. Het aantal jaren dat men reeds een functie vervult alsmede de studie voor het op peil houden van vakkennis worden bij de functiewaardering eveneens buiten beschouwing gelaten.
1.8 Om op het aangegeven niveau te kunnen functioneren is in de zin van het ODRP functiewaarderingssysteem (OFS)© de volgende, niet mee te tellen relevante werkervaring (d.i. inwerkperiode) nodig:
Zie ook in bijlage 2, onder functionele vorming.
Voorbeeld Na het behalen van een HBO diploma (bijvoorbeeld HTO/HEO) heeft men in de regel nog drie jaar nodig om het geleerde in de praktijk te leren toepassen. Bij parttime opleidingen is dit in de regel korter; de relevante werkervaring wordt namelijk reeds tijdens de opleiding verkregen.
De kwalificatiestructuur binnen het Middelbaar Beroepsonderwijs bestaat sinds de Wet Educatie Beroepsonderwijs (1996) uit vier niveaus. Deze kwalificatieniveaus laten zich binnen het functiewaarderingssysteem als volgt vertalen:
1.9 Vervanging bij ziekte, verlof, vakantie of andere tijdelijke afwezigheid wordt niet bij de functiewaardering betrokken. Het maakt hierbij geen verschil of vervanging als hiervoor bedoeld in de functiebeschrijving is opgenomen. Ook langdurige vervanging speelt geen rol bij functiewaardering. De functiewaardering is in dat geval nog steeds gebaseerd op de organieke beschrijving. Bij langdurige vervanging geeft CAR/UWO een oplossing door een bezoldigingsmaatregel ten gunste van de vervanger. Indien (meestal door een leidinggevende) structureel taken worden afgestoten, zoals bijvoorbeeld bij een gemeentesecretaris naar een adjunct secretaris, wordt in dat geval de organieke beschrijving aangevuld met dat taakonderdeel. In de functiewaardering wordt dit taakonderdeel dan wel meegewogen.
1.10 In bijzondere situaties waarin het systeem niet of niet goed toepasbaar is, kan het bestuursorgaan een aanvullende interpretatie geven. Deze interpretatie mag niet in strijd zijn met de tekst van het systeem. Zij dient, indien zij algemene geldigheid heeft, overeenkomstig de daarvoor geldende procedure te worden vastgesteld en in het waarderingssysteem te worden opgenomen.
Werkzaamheden die in het algemeen worden gevormd door op zichzelf staande dan wel in eenvoudige combinatie voorkomende, afzonderlijke handelingen en gekenmerkt worden door een routinematig karakter en een belangrijke fysieke component. De benodigde vaardigheid kan worden verkregen door routine, door training of scholing in de werksituatie en/of een bedrijfsopleiding. Indeling in deze hoofdgroep impliceert 0 jaar kennis-/ervaringvermeerdering (=inwerkperiode) die dus niet wordt meegeteld bij functionele vorming.
Toelichting Te denken valt aan:
Opmerking: als basis voor een MBO opleiding op niveau 1 geldt hoofdgroep I. Indien voor een functie een MBO opleiding op niveau 1 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming (zie verder bijlage 2 onder functionele vorming).
Werkzaamheden die een vaardigheid en bekwaamheid vereisen, die in belangrijke mate worden bepaald door routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen en door ervaringskennis bij deze toepassing. In de functie treden eigen oordeel, handelingskeuze of gedragsbepaling op ter realisering van gestelde taken. De benodigde vaardigheid kan worden verkregen door onder meer een afgeronde vaktechnische scholing op het hoogste VMBO niveau en/of routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen. Indeling in deze hoofdgroep impliceert 1 jaar kennis-/ervaringvermeerdering (=inwerkperiode) die dus niet wordt meegeteld bij functionele vorming.
Toelichting Te denken valt aan werkzaamheden:
Opmerking: indien voor een functie een HAVO niveau wordt geadviseerd, dan komt het verschil met VMBO niveau tot uitdrukking in de score voor functionele vorming. Als basis voor een HAVO niveau geldt hoofdgroep II met 3 punten voor functionele vorming (gebaseerd op 3,6 jaar aanvullende schoolopleiding, conform constante jurisprudentie 2 jaar dagopleiding na VMBO en 1,6 jaar thuisstudie). Een MBO opleiding op niveau 2 wordt gelijkgesteld aan een VMBO-opleiding. Indien voor een functie een MBO opleiding op niveau 2 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep II. Als basis voor een MBO opleiding op niveau 3 geldt hoofdgroep II. Indien voor een functie een MBO opleiding op niveau 3 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming (zie verder bijlage 2 onder functionele vorming).
Werkzaamheden waarvoor een praktische vaardigheid is vereist, die mede berust op theoretische kennis en op breder inzicht in de technische, organisatorische, economische en/of maatschappelijke samenhang. De werkzaamheden als zodanig zijn in het algemeen nog bepaald tot een vrij nauw afgebakend werkgebied of takenpakket, maar vereisen eigen analyse, interpretatie, conceptie en aanpak c.q. optreden en gedragsbepaling. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen door een afgeronde, middelbare vaktechnische scholing (MBO niveau 4). Als basis voor een MBO opleiding op niveau 4 geldt hoofdgroep III. Indien voor een functie een MBO opleiding op niveau 4 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep III (zie verder bijlage 2 onder functionele vorming). Indeling in deze hoofdgroep impliceert 2 jaar kennis-/ervaringvermeerdering (=inwerkperiode) die dus niet wordt meegeteld bij functionele vorming.
Toelichting Te denken valt aan werkzaamheden:
Werkzaamheden waarvoor praktisch inzicht en praktijkkennis is vereist van theoretische grondslagen enerzijds en een oriëntatie buiten het eigen vakgebied anderzijds. Het arbeidsveld of vakgebied als zodanig is meestal nog begrensd, maar raakt aan andere terreinen en vakrichtingen waarop moet worden ingespeeld. Werkzaamheden waarbij veelal in direct samenspel met beleidsfunctionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene beleidslijnen en/of richtlijnen wordt deelgenomen aan de beleidsvoorbereiding, hooggekwalificeerde uitvoerende en/of controlerende werkzaamheden op een afzonderlijk terrein van overheidszorg, management of beheer dan wel wetenschap en techniek. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen middels afronding van hogere vaktechnische scholing (HBO Bachelorniveau). Indeling in deze hoofdgroep impliceert 3 jaar kennis-/ervaringvermeerdering (=inwerkperiode) die dus niet wordt meegeteld bij functionele vorming.
Toelichting Te denken valt aan:
Opmerking: als basis voor een HBO Bacheloropleiding geldt hoofdgroep IV Indien voor een functie een HBO Masteropleiding (voormalig Post HBO) wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming (zie verder bijlage 2 onder functionele vorming). Het Universitair Bachelorniveau wordt in dit systeem niet als een volledige wetenschappelijke studie gezien; de basis is derhalve hoofdgroep IV. Indien voor een functie een Universitair Bacheloropleiding wordt geadviseerd, dan komt het verschil met een HBO Bacheloropleiding tot uitdrukking in de score voor functionele vorming (zie verder bijlage 2 onder functionele vorming).
NB. Voor het begrip "beleid" verwijzen wij naar de toelichting in bijlage 2 onder keuzemogelijkheden.
Werkzaamheden waarbij de vereiste bekwaamheid vooral de kwaliteit van analytisch, synthetisch methodisch denken betreft, alsmede creativiteit en onafhankelijke oordeelsvorming. De werkzaamheden omvatten onder andere het uitwerken van beleidsideeën (prognose, planning, onderzoek), het ontwikkelen van beleidslijnen op een breed terrein en op lange termijn. Daarnaast betreft het standpuntbepaling en belangenbehartiging in contacten met maatschappelijke groeperingen, in commissies enz., ook internationaal, in het (mede) geven van richting aan de ontwikkeling van grote technische of maatschappelijke projecten. Werkzaamheden in de sfeer van bestuur en beleid op onderscheiden terreinen van overheidszorg/bedrijfsvoering/(toegepaste) wetenschapsbeoefening. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen middels afronding van een wetenschappelijke studie (Universitair Masterniveau). Indeling in deze hoofdgroep impliceert 4 jaar kennis-/ervaringvermeerdering (=inwerkperiode) die dus niet wordt meegeteld bij functionele vorming.
Toelichting Te denken valt aan:
1. Secundaire factoren Na de indeling in hoofdgroepen I t/m V, kan met de zogenaamde secundaire factoren (verfijningscriteria) tot de gewenste differentiatie worden gekomen. Als criteria worden gehanteerd:
Voor elk van deze criteria is een score van 1, 2, 3 of 4 punten mogelijk, met dien verstande dat voor het criterium leidinggeven ook score 0 mogelijk is. De som van de behaalde scores is bepalend voor de plaats binnen de hoofdgroep in de conversietabel.
2. Functionele vorming Functionele vorming omvat de minimale theoretische en praktische kennis die de functie verlangt, uitgaande boven het werk- en denkniveau dat bepalend is geweest voor de hoofdgroepindeling. Dit wordt ook wel functiegerichte kennisvermeerdering genoemd. De functionele vorming wordt binnen de hoofdgroepen I t/m V uitgedrukt in het totaal benodigde aantal jaren school- en praktijkopleiding en omvat ook de normale te achten studie thuis. Ter benadering van de waardering kunnen fictieve opleidingen worden geconstrueerd. Uitdrukkelijk wordt hier nog eens herhaald dat in de hoofdgroepindeling kennisvermeerdering (d.i. inwerkperiode) is meegenomen die dus bij het criterium functionele vorming niet meetelt. In bijlage 1 is weergegeven hoeveel jaren relevante werkervaring al in de hoofdgroep is meegenomen. De telling van de extra jaren benodigde scholing en/of ervaring loopt parallel aan de jaren voor functionele vorming, die bij de scores is vermeld.
* = deze inwerkperiode betreft het aantal jaren praktijkervaring dat is meegenomen in de hoofdgroep (zie bijlage 1).
Indien de aanvullende kennis meer dan 7 jaar bedraagt, wordt de functie ingedeeld in de naasthogere hoofdgroep, als regel, met 1 punt voor functionele vorming.
Bij functionele vorming mogen alleen die aspecten worden meegenomen, waarvan mag worden verwacht dat deze in de beroepsopleiding (hoofdgroep) niet of nauwelijks zijn behandeld en die door het volgen van een aanvullende studie c.q. praktijkopleiding (praktijkervaring als kennisvermeerdering) eigen moeten worden gemaakt.
Bij zowel de hoofdgroepindeling als functionele vorming, worden opleidingen gehanteerd die geen discussie opleveren over het niveau van de opleiding en die passen binnen de structuur van het kennisaspect van het functiewaarderingssysteem. Opleidingen waarover discussie kan ontstaan en waarvoor algemeen gangbare en erkende alternatieve opleidingen aanwezig zijn worden in principe niet gebruikt. De algemeen gangbare en erkende opleiding wordt gehanteerd.
3. Zelfstandigheid. De zelfstandigheid in de functie komt tot uitdrukking in de gezichtspunten handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden. Beide gezichtspunten worden gezamenlijk gehanteerd onder het kenmerk zelfstandigheid. De onderstaande tabel wordt gebruikt voor de bepaling van de totaalscore voor het kenmerk zelfstandigheid (handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden).
door voorschriften en gedragsregels liggen werkmethoden en -volgorde vast | ||||
werkmethoden en werkvolgorde liggen niet vast. Keuze uit meerdere, wel bekende oplossingen | ||||
In het waarderingsrapport dient de kolom en rij-ingang te worden gemotiveerd.
3.1 Handelingsvrijheid Het gaat hierbij om de mogelijkheid die de functie biedt beslissingen naar eigen inzicht te nemen. Deze mogelijkheid wordt onder meer beperkt door toezicht, controle, toetsing, beoordeling door of namens de leiding, een en ander afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Deze controle/ toetsing/beoordeling kan plaatsvinden door onder meer de direct leidinggevende, een hogere leidinggevende, een namens de leiding met controle/ toetsing/beoordeling belaste functionaris, al dan niet in het kader van een bepaalde procedure of werkproces, een in een procedure of werkproces ingebrachte zelfcontrole of systeemcontrole.
De frequentie van deze controle/toetsing/beoordeling wordt mede als maatstaf gehanteerd voor het bepalen van de score. Voor de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking komen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).
Score 4 wordt gegeven indien de werkzaamheden zodanig van aard zijn dat er sprake is van een groot aantal onzekere factoren die door de functionaris in de afweging moeten worden betrokken, terwijl de inbreng in de beleidsadvisering en/of besluitvorming doorslaggevend is. Onzekere factoren zijn bijvoorbeeld het inschatten van ontwikkelingen op lange termijn, waarbij alleen de praktijk kan uitwijzen of de inschatting de juiste is geweest. Dit zal veelal pas na verloop van jaren mogelijk zijn.
3.2 Keuzemogelijkheden Het gaat hierbij om de mate waarin de organisatie en de (aard van de) werkzaamheden de functionaris de mogelijkheid bieden tot het ontwikkelen van initiatieven, het bewandelen van andere wegen dan de gebruikelijke en het oplossen van zich voordoende problemen naar eigen inzicht. Deze keuzen kunnen worden beperkt door wetgeving, jurisprudentie, voorschriften, richtlijnen (bijvoorbeeld NEN bladen, vakvoorschriften, overheidsvoorschriften en/of richtlijnen, veiligheidsvoorschriften etc.), instructies, werkafspraken e.d. Bij de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking worden genomen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).
Onder beleid wordt verstaan: het formuleren van doelstellingen en de weg die moet worden gegaan om de doelstellingen te bereiken. Kenmerken van beleidsontwikkeling zijn: het ontwikkelen van een visie geldend voor de langere termijn, op een breed terrein en grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines.
4. Leidinggeven Leidinggeven is het richting geven aan de activiteiten van functionarissen die hiërarchisch direct of indirect ondergeschikt zijn of zich in een situatie bevinden, die daarmee vergelijkbaar is teneinde de gestelde doelen te bereiken. Het leidinggeven kenmerkt zich in beginsel door de aanwezigheid van een gezagssituatie, waarbij de medewerkers zich (uiteindelijk) hebben te voegen naar hetgeen de leidinggevende juist of noodzakelijk acht. Bij leiding geven wordt onderscheid gemaakt naar het echelon van leiding geven. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
Het ontbreken van een hiërarchische tussenlaag wordt bij functiewaardering soms als een nadeel ervaren voor die functionarissen die structureel c.q. voor een langere periode met coördinerende werkzaamheden zijn belast en daar een substantieel deel van hun werktijd aan besteden. Onder coördinerende werkzaamheden worden onder meer verstaan het daadwerkelijk coördineren van de dagelijkse werkzaamheden met verantwoordelijkheid voor het eindresultaat en daarmee met de bevoegdheid om collega's en derden te instrueren (al dan niet in projecten), te controleren en hun werkzaamheden te bepalen en regelen inclusief planning en verdelen van werkzaamheden, het signaleren van problemen, het optreden als klankbord en als eerste aanspreekpunt.
Bij functioneel leidinggeven is er geen sprake van een hiërarchische relatie, terwijl de functionaris daadwerkelijk met een aantal leidinggevende taken wordt belast. Om voor functioneel leidinggeven in aanmerking te komen dient aan alle navolgende voorwaarden te worden voldaan:
Tot het functioneel leidinggeven wordt ook gerekend formeel projectleiderschap, voor zover dit gedurende 2 à 3 jaar minimaal 25% van de werktijd vergt en voor zover de projectleider verantwoordelijk is voor het eindproduct.
Bovendien dient projectleiderschap het leidinggeven aan een aantal projectmedewerkers te omvatten. In dit geval bestaat er overigens geen hiërarchische relatie met de personen aan wie leiding wordt gegeven.
Bij dit gezichtspunt ligt, met uitzondering van functioneel leidinggeven, de nadruk op de aanwezigheid van een hiërarchische verhouding. Mentorschap, kameroudste, eerste medewerk(st)er e.d. worden bij dit gezichtspunt niet gewaardeerd. Het samenwerken van een aantal medewerkers, waarbij een van deze personen optreedt als eerste man/vrouw/voorman (bijvoorbeeld vakman ten opzichte van assistenten, chauffeur ten opzichte van bijrijders/beladers, fitter ten opzichte van grondwerker(s), wordt niet bij dit gezichtspunt gewaardeerd. Indien een functionaris als eerste aanspreekpunt structureel met coördinerende werkzaamheden is belast, kan dit bij functioneel leidinggeven worden gewaardeerd.
Het leidinggeven aan ingehuurd personeel zonder eigen leiding, één en ander met een vrijwel permanent karakter, wordt gelijkgesteld met het leidinggeven op 3e echelon of functioneel leidinggeven. Bij fluctuaties in aantallen (bijvoorbeeld werken met seizoenkrachten) wordt in principe uitgegaan van het jaargemiddelde.
Dergelijke vrijwilligers worden meegenomen als waren zij in dienst van de organisatie. In het algemeen zal er sprake zijn van leidinggeven conform het 3e echelon.
Wanneer er sprake is van meerdere aspecten van leidinggeven binnen een functie (bijvoorbeeld leidinggeven op het 2e echelon en projectleiding) wordt er uitgegaan van het aspect van leidinggeven met de hoogste score (in het voorbeeld dus leidinggeven op het 2e echelon). Scores worden niet bij elkaar opgeteld
5. Contact Hierbij komen tot uitdrukking de aard van de contacten en de eisen die derhalve aan de contactvaardigheid in de functie worden gesteld met betrekking tot personen met wie de functionaris in een niet hiërarchische verhouding staat. Ervaringskennis op het terrein van de menselijke verhoudingen, kennis van mentaliteit, levensgewoonten, sociale omstandigheden, levensbeschouwelijke invloeden met betrekking tot bepaalde (groepen) personen e.d. worden als kennis aangemerkt en derhalve gewaardeerd in de hoofdgroep en functionele vorming. Bezinning op de wijze waarop gerezen moeilijkheden in de contactverhoudingen moeten worden aangepakt of voorkomen, alsmede overwegingen welke gedragslijn te volgen, worden in het gezichtspunt 'keuzemogelijkheden' en/of 'zelfstandigheid' gewaardeerd.
Score 4 voor dit gezichtspunt wordt bereikt indien naast het feit dat geen machtsmiddel aanwezig is in een gesprek op dat moment een zwaarwegende beslissing moet worden genomen EN er sprake is van volledige zelfstandigheid (geen min of meer gelijkwaardige of eerder aanspreekbare persoon aanwezig is), waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor een beslissing waarop niet kan worden teruggekomen (of alleen met ernstig afbreuk van het vertrouwen in de gesprekspartner of organisatie, of met hoge kosten enz.).
Er is een bezwarencommissie, bestaande uit de volgende leden:
De leden van de bezwarencommissie kiezen uit hun midden een voorzitter, niet behorend tot het bestuursorgaan van de gemeente Goes. Voor de onder a en b genoemde leden wordt door het betreffende orgaan een plaatsvervanger aangewezen.
De bezwarencommissie behandelt een bezwaar in voltallige vergadering.
Leden van de bezwarencommissie kunnen geen lid zijn van de waarderingscommissie als bedoeld in artikel 5 van de regeling functiebeschrijving en -waardering gemeente Goes.
De voorzitter van de bezwarencommissie wijst een functionaris van de afdeling P&O aan, die optreedt als secretaris van de commissie en die als zodanig belast is met de secretariaatswerkzaamheden. De secretaris heeft geen stemrecht.
De leden van de bezwarencommissie hebben ieder een gelijke stem inzake het uit te brengen advies.
De vergaderingen van de bezwarencommissie zijn niet openbaar. De leden zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit de stukken of de beraadslagingen bekend is geworden.
De bezwarencommissie hoort, de indiener(s) van het bezwaarschrift en een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan. Indien de bezwarencommissie dit wenst hoort zij tevens:
De personen genoemd onder a t/m c worden ook gehoord als zij hier zelf om verzoeken.
De indiener van het bezwaarschrift kan zich daarbij doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een raadsman.
De commissie is bevoegd schriftelijk inlichtingen in te winnen.
Leden van één van de commissies als bedoeld in de artikel 5 en 10 van de regeling functiebeschrijving en waardering gemeente Goes, kunnen niet tevens optreden als raadsman van de indiener van het bezwaarschrift.
Artikel 3 Stukken bezwarencommissie
Alle op de zaak betrekking hebbende stukken worden ten minste een week voor de behandeling in de bezwarencommissie door de secretaris van de commissie in afschrift aan de leden en aan betrokkenen toegezonden.
De secretaris van de commissie zorgt voor de verslaglegging van de behandeling in de commissie.
De leden van de commissie ontvangen het verslag binnen twee weken na de vergadering van de commissie.
Binnen een week na de toezending van het verslag kunnen de commissieleden opmerkingen maken inzake de verslaglegging.
De bezwarencommissie brengt binnen 30 dagen na de vergadering een met redenen omkleed advies uit aan het college. Zij stelt haar advies bij meerderheid van stemmen vast. Indien het advies niet unaniem is, wordt ook het minderheidsadvies bijgevoegd.
Het advies van de bezwarencommissie heeft voor het college een bindend karakter, tenzij het college zwaarwegende argumenten hebben om van dit advies af te wijken.
Artikel 6 De beslissing op het bezwaar
Het college beslist binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het college kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan.
De beslissing als bedoeld in lid 1 wordt aan de indiener van het bezwaarschrift bekend gemaakt. Tevens wordt de beslissing medegedeeld aan de in artikel 2 lid 1 van bijlage 4, genoemde personen, voor zover zij niet de indiener van het bezwaarschrift zijn.
De beslissing als bedoeld in lid 1 omvat mede het advies van de bezwarencommissie en een verslag van het horen als bedoeld in artikel 4 van bijlage 4.