Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dinkelland

Verordening inburgering gemeente Dinkelland 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDinkelland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering gemeente Dinkelland 2011
CiteertitelVerordening inburgering gemeente Dinkelland 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, artt. 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, 24f en 35
  2. Besluit inburgering, art. 4.27, derde lid
  3. Regeling inburgering
  4. Algemene wet bestuursrecht
  5. Gemeentewet, art. 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-201101-01-2013Nieuwe regeling

12-07-2011

Dinkelland Visie 21 juli 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Dinkelland 2011

De raad van de gemeente Dinkelland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 juni 2011;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering, artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering, de Regeling inburgering, de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen

de ‘Verordening inburgering gemeente Dinkelland 2011’.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit op grond van deze verordening is betrokken;

    • d.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • e.

      gemeente : gemeente Dinkelland.

  • 2.

    De overige begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende besluiten en regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen en instrumenten:

    • a.

      schriftelijk materiaal bij de organisaties en op plaatsen waar (potentiële) inburgeraars komen;

    • b.

      het Zorgloket;

    • c.

      een intake om de inburgeringsplicht te kunnen vaststellen en om te kunnen bepalen of en welke voorziening wordt aangeboden;

    • d.

      digitale informatieverstrekking via de website van de gemeente;

    • e.

      regelmatige voorlichting aan de doelgroep over de wet en de daarop berustende regelingen.

  • 3.

    Het college stelt een informatieplan op waarin een plan van aanpak en uitvoering is opgenomen over de wijze waarop informatieverstrekking plaatsvindt.

  • 4.

    Het college beoordeelt eenmaal per twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Aanbod inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Verplicht aanbod

Op grond van de artikel 19, eerste lid, onder a. en b. van de wet biedt het college in ieder geval de volgende voorzieningen aan:

  • a.

    een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • b.

    een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige die geestelijke bedienaar is.

Artikel 4 Aanwijzing doelgroepen

  • 1.

    De volgende groepen inburgeringsplichtigen kan het college bij voorrang een voorziening aanbieden

    • a.

      uitkeringsgerechtigden met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van andere sociale zekerheidswetten of met een re-integratietraject;

    • b.

      opvoeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

  • 2.

    Aan overige groepen inburgeringsplichtigen kan het college ook een voorziening aanbieden.

Artikel 5 Samenstelling en afstemming voorziening

  • 1.

    Met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren stemt het college de voorziening af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening hierop wordt afgestemd.

  • 3.

    Een voorziening ten behoeve van de inburgeringsplichtige kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      onafhankelijke diagnosestelling;

    • b.

      trajectbegeleiding;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding;

    • d.

      maatschappelijke oriëntatie;

    • e.

      interculturalisatie;

    • f.

      vrijwilligerswerk;

    • g.

      vervolgadvies.

Artikel 6 Procedure aanbieding voorziening

  • 1.

    Het college doet schriftelijk het aanbod als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de wet.

  • 2.

    Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 3.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de voorziening worden verbonden.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na de dagtekening van dit aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 Voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Indien een inburgeringsplichtige een schriftelijk verzoek indient om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de wet, begeleidt het college de inburgeringsplichtige bij de vormgeving van de persoonlijke inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf.

  • 2.

    Het college keurt het verzoek van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (gecombineerde) voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget goed, indien de voorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf, dat voldoet aan de volgende vereisten:

      1- het ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      2- het beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie of een vergelijkbaar keurmerk;

      3 - het beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s en/of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Het college keurt het verzoek van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget goed, indien de taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf, dat voldoet aan de volgende vereisten:

      1- het ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      2- het beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie of een vergelijkbaar keurmerk;

      3- het beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s en/of taalkennisvoorzieningen.

  • 4.

    Na goedkeuring door de inburgeringsplichtige en vaststelling door het college van de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, sluit het college ten behoeve van de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf, voor zover het inburgeringsbedrijf voldoet aan de in het tweede en derde lid vermelde vereisten.

Artikel 8 Inning eigen bijdrage inburgeringsplichtige

  • 1.
    • a.

      De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen door de inburgeringsplichtige aan de gemeente betaald.

    • b.

      Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige vast.

  • 2.

    Indien het college de eigen bijdrage verrekent met algemene bijstand die aan de inburgeringsplichtige wordt verleend, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    Het college kan, indien een inburgeringsplichtige aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft deelgenomen en/of daarvoor is geslaagd, een bonus toekennen ter hoogte van maximaal de aan de inburgeringsplichtige opgelegde eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen en beschikking

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende, aan de voorziening te verbinden verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan een onafhankelijke diagnosestelling;

  • c.

    het deelnemen aan (voortgangs)gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente;

  • d.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II binnen een door het college te bepalen termijn;

  • e.

    het melden indien, door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden, niet aan één of meer van de bij beschikking opgelegde verplichtingen kan worden voldaan.

Artikel 10 Inhoud besluit vaststelling voorziening

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    de duur van de voorziening;

  • c.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • d.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • e.

    de mogelijkheid van sancties;

  • f.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • g.

    ingeval van een oudkomer de datum waarop de handhavingstermijnen van de inburgeringsplicht als bedoeld in de artikel 26 van de wet aanvangen.

Artikel 11 Handhavingsbesluit

Ingeval van weigering van een aanbod wordt voor een inburgeringsplichtige oudkomer bij beschikking vastgelegd:

  • a.

    de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 26 van de wet aanvangt;

  • b.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald.

Hoofdstuk 4 Bestuurlijke boete

Artikel 12 Afstemming hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    De hoogte van de bestuurlijke boete als bedoeld in de artikelen 13 en 14 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van deze verordening indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 13 Vaststelling hoogte bestuurlijke boetes

  • 1.
    • a.

      De bestuurlijke boete bedraagt voor de duur van één maand tien procent van de bijstandsnorm zoals deze voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden, als de inburgeringsplichtige belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek als bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

    • b.

      De bestuurlijke boete op grond van dit lid bedraagt per overtreding maximaal het in artikel 34, aanhef en onder a. van de wet vermelde bedrag.

  • 2.
    • a.

      De bestuurlijke boete bedraagt twintig procent van de voor de inburgeringsplichtige toepasselijke bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

    • b.

      De bestuurlijke boete op grond van dit lid bedraagt per overtreding maximaal het in artikel 34, aanhef en onder b. van de wet vermelde bedrag.

  • 3.
    • a.

      De bestuurlijke boete bedraagt veertig procent van de voor de inburgeringsplichtige toepasselijke bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of niet binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onder a. en b. van de wet verlengde termijnen het inburgeringsexamen heeft behaald.

    • b.

      De bestuurlijke boete op grond van dit lid bedraagt per overtreding maximaal het in artikel 34, aanhef en onder c. van de wet vermelde bedrag.

Artikel 14 Vaststelling hoogte bestuurlijke boetes bij herhaling van de overtrading

  • 1.
    • a.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid van deze verordening bedraagt twintig procent van de voor de inburgeringsplichtige toepasselijke bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

    • b.

      De bestuurlijke boete op grond van dit lid bedraagt per overtreding maximaal het in artikel 34, aanhef en onder a. van de wet vermelde bedrag.

  • 2.
    • a.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen als bedoeld in artikel 13, tweede lid van deze verordening bedraagt veertig procent van de voor de inburgeringsplichtige toepasselijke bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

    • b.

      De bestuurlijke boete op grond van dit lid bedraagt per overtreding maximaal het in artikel 34, aanhef en onder b. van de wet vermelde bedrag.

     

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt per overtreding het in artikel 34, aanhef en onder d. van de wet vermelde bedrag indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijnen het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Aanbieding voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 15 Aanwijzing doelgroepen

  • 1.

    Aan de volgende groepen vrijwillige inburgeraars kan het college bij voorrang een voorziening aanbieden:

    • a.

      uitkeringsgerechtigden met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van andere sociale zekerheidswetten of met een re-integratietraject;

    • b.

      opvoeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

  • 2.

    Aan overige groepen vrijwillige inburgeraars kan het college ook een voorziening aanbieden.

Artikel 16 Samenstelling en afstemming voorziening

  • 1.

    Met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren stelt het college de samenstelling van de voorziening in overleg met de vrijwillige inburgeraar vast en stemt het college de voorziening af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Een voorziening ten behoeve van de vrijwillige inburgeraar kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      onafhankelijke diagnosestelling;

    • b.

      trajectbegeleiding;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding;

    • d.

      maatschappelijke oriëntatie

    • e.

      interculturalisatie;

    • f.

      vrijwilligerswerk;

    • g.

      vervolgadvies.

Artikel 17 Voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Indien een vrijwillige inburgeraar een schriftelijk verzoek indient om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als bedoeld in artikel 24a, tweede lid van de wet, begeleidt het college de inburgeringsplichtige bij de vormgeving van de persoonlijke inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf.

  • 2.

    Het college keurt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (gecombineerde) voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget goed, indien de voorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om de vrijwillige inburgeraar voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf, dat voldoet aan de volgende vereisten:

      1- ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      2- het beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie of een vergelijkbaar keurmerk;

      3- het beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s en/of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Het college keurt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget goed, indien de taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om de vrijwillige inburgeraar de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf, dat voldoet aan de volgende vereisten:

      1- ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      2- het beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie of een vergelijkbaar keurmerk;

      3- het beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s en/of taalkennisvoorzieningen.

  • 4.

    Na goedkeuring door de vrijwillige inburgeraar en vaststelling door het college van de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, sluit het college ten behoeve van de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf, voor zover het inburgeringsbedrijf voldoet aan de in het tweede en derde lid vermelde vereisten.

Artikel 18 Inning eigen bijdrage vrijwillige inburgeraar

  • 1.
    • a.

      De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 24e, eerste lid van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen door de vrijwillige inburgeraar aan de gemeente betaald.

    • b.

      Het college legt in de overeenkomst tot vaststelling van de voorziening de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage door de vrijwillige inburgeraar vast.

  • 2.

    De vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen en die op last van het college, dan wel op last van een andere instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid van de wet, een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid van de wet dient te volgen, is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3.

    Het college kan, indien een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft deelgenomen en/of daarvoor is geslaagd, een bonus toekennen ter hoogte van maximaal de aan de vrijwillige inburgeraar opgelegde eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en overeenkomsten vrijwillige inburgeraars

Artikel 19 Opleggen van verplichtingen

Het college kan met de vrijwillige inburgeraar in de overeenkomst als bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet één of meer van de volgende, aan de voorziening te verbinden verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan een onafhankelijke diagnosestelling;

  • c.

    het deelnemen aan (voortgangs)gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente;

  • d.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II binnen een door het college te bepalen termijn;

  • e.

    het melden indien, door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden, niet aan één of meer van de in de overeenkomst opgenomen verplichtingen kan worden voldaan.

Artikel 20 Inhoud overeenkomst

De overeenkomst als bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet met de vrijwillige inburgeraar bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    de duur van de voorziening;

  • c.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • d.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • e.

    de mogelijkheid van sancties;

  • f.

    indien van toepassing, de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 21 Sancties bij niet of in onvoldoende mate nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college de vrijwillige inburgeraar de volgende sancties opleggen:

  • a.

    een boete overeenkomstig de bestuurlijke boetes die het college oplegt indien een inburgeringsplichtige de verplichtingen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening niet of in onvoldoende mate nakomt;

  • b.

    een boete overeenkomstig de bestuurlijke boetes die het college oplegt indien een inburgeringsplichtige de verplichtingen als bedoeld in artikel 14 van deze verordening bij herhaling niet of in onvoldoende mate nakomt.

Hoofdstuk 7 Vaststelling identiteit

Artikel 22 Vaststelling identiteit inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Het college stelt de identiteit van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Uitvoering verordening

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd om nadere besluiten te nemen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, afwijken van het in deze verordening bepaalde en ter zake op individuele gronden een nadere beslissing nemen.

Artikel 25 Verslaglegging

Het college brengt eenmaal per twee jaar verslag uit aan de raad met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 1 augustus 2011.

  • 2.

    Met ingang van de in het eerste lid vermelde datum vervalt de bij besluit van 17 april 2007 vastgestelde Verordening inburgering gemeente Dinkelland.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Dinkelland 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 12 juli 2011.

De griffier, De voorzitter,

Mr. O.J.R.J. Huitema, Mr. R.S. Cazemier

1. Algemene toelichting

De Wet inburgering (hierna de wet) regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de wet de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn in deze verordening zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Taken gemeente

Gemeenten krijgen in de wet een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Gemeenten hebben voorts de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal.

In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen, een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Gemeenten moeten ook de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

Analoog hieraan ligt het voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst zoals deze met de vrijwillige inburgeraar wordt overeengekomen wordt nagekomen en, indien dat niet het geval is, zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de wet gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen (artikel 8 en 24f van de wet).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid en artikel 23, derde lid van de wet).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

  • 4.

    Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid van de wet).

  • 5.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f van de wet).

  • 6.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid van de wet).

    Ad 1 Regels over de informatieverstrekking

    De artikelen 8 en 24f van de wet bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat hierbij om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet en informatie over het aanbod van voorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

    Ad 2 Regels met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen

    Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria, die in de verordening worden vastgelegd.

    Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het éénmaal kostenloos afleggen van dat examen.

    Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale (gecombineerde) voorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die, met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving, mede voorziet in activiteiten die, in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd.

    Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid van de wet).

    De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet).

    De wet draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

    • -

      De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onder a van de wet).

    • -

      De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onder a van de wet).

    • -

      De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de voorziening (artikel 19, vijfde lid, onder b van de wet).

    • -

      De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld.

    Deze rechten en plichten dienen in ieder geval betrekking te hebben op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet).

    Ad 3 Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

    Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen op grond van de Wi kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn de bedragen vastgelegd die per overtreding ten hoogste als bestuurlijke boete kunnen worden opgelegd.

    De artikelen 13 en 14 van de verordening bieden, in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen, het kader bij de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen.

    De boetes en de hoogte hiervan zijn in afstemming met de op 24 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Dinkelland 2009 bepaald. Deze afstemming met de maatregelenverordening geldt ook voor het handhavingsbeleid op het terrein van inburgering. Dit laatste komt tot uiting in de wijze waarop in de artikelen 13 en 14 van deze verordening de handhaving op de nakoming van de aan de inburgering verbonden verplichtingen vorm is gegeven.

    Ad 4 Het vaststellen van een voorziening zonder het eerst doen van een aanbod

    In deze verordening is géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 19a van de wet biedt om het college de bevoegdheid te geven de voorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan.

    In de afgelopen jaren hebben alle inburgeringsplichtigen in overleg het door de gemeente gedane aanbod aanvaard. Er is daarom geen noodzaak invulling te geven aan het bepaalde in artikel 19a van de wet. Gelet hierop wordt in deze verordening het bestaande aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening overeenkomstig het aanbod vaststelt, als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

    Ad 5 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

    De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn in deze verordening zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de wet wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II of een taalkennisvoorziening toeleidt.

    Artikel 24d van de wet regelt dat, indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst.

    In artikel 24a, vijfde lid van de wet is bepaald dat de gemeenteraad in een verordening in ieder geval regels stelt over:

    • -

      de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd;

    • -

      de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening.

    Op grond van artikel 24e van de wet is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid van de wet vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid van de wet moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid van de wet).

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid van de wet). Artikel 24f van de wet draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

    Ad 6 Het persoonlijk inburgeringsbudget

    Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid van de wet kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, indien de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

    Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. De persoon dient daartoe een verzoek te doen aan het college.

    De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden, dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid van het Besluit inburgering). Om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget moet de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid van het Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma op de mate van geschiktheid om de persoon voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en, in het geval van een taalkennisvoorziening, of deze geschikt is om de persoon kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

    Bij toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget krijgt de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus en/of voor overige daaraan binnen het inburgeringsprogramma gerelateerde trajecten gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

    In de artikel 19, vijfde lid en artikel 24a, vijfde lid van de wet is vastgelegd dat gemeenten in de verordening regels moeten opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid wordt het begrip ‘voorziening’ in de verordening gebruikt. In het eerste lid, onder d. is vastgelegd dat een voorziening een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook op deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die uit de wet voortvloeien. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

De artikelen 8 en 24f van de wet schrijven voor dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars, terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van de wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot voorzieningen ten aanzien van inburgeringsplichtigen. Artikel 2 vormt de uitwerking van deze verplichting.

Ingevolge de wet kunnen gemeenten ervoor kiezen om, voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, in de verordening alleen de kaders vast te stellen. In de voorliggende verordening is hier niet voor gekozen, daar de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars breed wordt ingezet. In het tweede lid van dit artikel is dit nader uitgewerkt.

In het derde lid van dit artikel is geregeld dat het college een informatieplan opstelt waarin een plan van aanpak en uitvoering is opgenomen over de wijze waarop informatieverstrekking plaatsvindt. Dit spreekt verder voor zich.

In het vierde lid van dit artikel is de wijze van verantwoording van het college aan de raad over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars geregeld.

Hoofdstuk 2 Aanbod inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Verplicht aanbod

In artikel 19, eerste lid van de wet is vastgelegd dat het college in ieder geval aan de in dit artikel vermelde groepen inburgeringsplichtigen een aanbod moet doen.

Artikel 4 Aanwijzing doelgroepen

Op grond van artikel 19, vijfde lid, aanhef en onder a. van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en de criteria die daarbij worden gehanteerd.

Dit artikel vormt de uitwerking daarvan en regelt de groepen inburgeringsplichtigen waaraan het college bij voorrang een voorziening kan aanbieden. In het tweede lid is geregeld dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groepen die in het eerste lid van dit artikel met name zijn genoemd.

Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de in dit artikel vermelde groepen aan deze aanwijzing recht kunnen ontlenen op het krijgen van een aanbod, aanbod, is in dit artikel vastgelegd dat het college aan de desbetreffende groepen bij voorrang een voorziening kan aanbieden.

Artikel 5 Samenstelling en afstemming voorziening

In artikel 19, vijfde lid, aanhef en onder b van de wet is bepaald dat in de verordening regels dienen te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de voorziening.

Dit artikel omvat de kaders waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening vaststelt.

Bij de bepaling van de passendheid van een voorziening spelen de volgende factoren een rol:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale inburgeringsvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt bij ministeriële regeling geregeld. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden, naar eigen inzicht vorm te geven.

Ingeval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt daarbij is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

In artikel 20, eerste lid van de wet is bepaald dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening), indien een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die:

  • -

    bijstandsgerechtigd is (of een voorziening op grond van de Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling ontvangt); en

  • -

    verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden.

Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel voorziet hierin.

Indien onder deze omstandigheden geen re-integratievoorziening aan de inburgeringsplichtige is aangeboden, kan het college geen inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan deze persoon aanbieden, gelet op het wettelijke vereiste in deze specifieke situatie van een combinatie van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening).

Op grond van artikel 20, tweede lid van de wet is het college verantwoordelijk voor het aan de desbetreffende personen onder de gegeven omstandigheden kunnen aanbieden van de gecombineerde voorziening.

Ingevolge het bepaalde in artikel 19, lid 4 van de wet dient ervoor te worden zorg gedragen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van de inburgeringsplichtige tot arbeidsinschakeling. De inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening dient op grond hiervan te worden afgestemd op de aan de persoon aangeboden re-integratievoorziening.

Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van overige sociale zekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, dienen met de verantwoordelijke uitvoerders van deze overige socialezekerheidswetten of -regelingen (zoals het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, eigenrisicodragers of overheidswerkgevers als bedoeld in artikel 21 van de wet) terzake nadere afspraken te worden gemaakt.

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die, als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, door het college aan inburgeringsplichtigen kunnen worden aangeboden. In artikel 19, derde lid van de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die naar het inburgeringsexamen toe leidt en het éénmaal kostenloos afleggen van dat examen.

Voor de inburgeringsplichtige die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 (asielgerechtigde oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening. Dit is in artikel 19, zesde lid van de wet geregeld.

Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college, als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, aan inburgeringsplichtige, kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan hierbij worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Het inburgeringsexamen omvat een praktijkgericht deel, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. De inzet van duale trajecten vervult daarbij een belangrijke rol.

Artikel 6 Procedure aanbieding voorziening

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste en tweede lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op deze wijze kan er geen enkele onduidelijkheid ontstaan over de vraag of het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Bij de toepassing van het derde lid is het van belang dat het aanbod inhoudelijk dezelfde strekking heeft als de uiteindelijke beschikking zoals in het vijfde lid bedoeld. Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot toekenning (vaststelling) van de voorziening, die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd. De beschikking moet vervolgens weer dezelfde inhoud hebben als het aanbod zoals in het derde lid bedoeld.

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat, als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, dit schriftelijk door de inburgeringsplichtige aan de gemeente wordt medegedeeld. Als uitwerking van het vierde lid is het meest praktisch dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal het gedane aanbod daarop moeten worden aangepast.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Is dat het geval, dan zal de inburgeringsplichtige zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de desbetreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald.

Het ligt voor de hand dat de gemeente in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt (een besluit op grond van artikel 26 van de van de wet), waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige oudkomer het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Het verdient aanbeveling dat het college deze handelswijze vastlegt in beleidsregels, zodat voor belanghebbenden vooraf duidelijk is (of zou kunnen zijn), wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een voorziening.

Artikel 7 Voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid van de wet kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, als de inburgeringsplichtige daarom schriftelijk verzoekt.

Op grond van artikel 19, vijfde lid van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget door een inburgeringsplichtige en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget aan de desbetreffende persoon.

In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld:

  • -

    het verzoek moet schriftelijk worden ingediend;

  • -

    het college begeleidt de inburgeringsplichtige bij de vormgeving van de persoonlijke inburgering en de keuze voor een inburgeringsbedrijf.

Op grond van artikel 4.27, tweede lid van het Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het gekozen inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma of een taalkennisvoorziening goedkeurt.

De eerste eis is, dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-/beroepsopleiding op niveau 1 of 2.

De tweede eis is, dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende in de verordening gestelde vereisten:

  • -

    ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • -

    ·beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie of een vergelijkbaar keurmerk;

  • -

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

Artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Het vierde lid van dit artikel voorziet hierin.

Artikel 8 Inning eigen bijdrage inburgeringsplichtige

Op grond van artikel 23, derde lid van de wet moeten in de verordening regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige en de mogelijkheid van betaling in termijnen door de inburgeringsplichtige. De hoogte van de eigen bijdrage is in de wet vastgelegd en bedraagt € 270,00. Ingevolge artikel 23, tweede lid van de wet kan dit bedrag bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

In het eerste lid wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige de eigen bijdrage in ten hoogste tien termijnen dient te betalen.

Artikel 24, eerste lid van de wet maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk, dat het college de eigen bijdrage met deze uitkering verrekent. Indien tot verrekening wordt overgegaan, moet dat in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening worden vastgelegd.

Indien de inburgeringsplichtige een uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ontvangt, kan het college, op basis van artikel 24, tweede lid van de wet, het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV. In dat geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente en wordt dus niet in deze verordening geregeld. Omtrent de wijze van overmaking van de bedragen aan de gemeente dienen werkafspraken te worden gemaakt.

Gemeenten hebben de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus, indien een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft deelgenomen en/of daarvoor geslaagdis. Dit kan in de overeenkomst worden opgenomen. Gedacht kan hierbij worden aan al dan niet gelijktijdige restitutie bij deelname aan en/of slagen voor het inburgeringsexamen of staatsexamen van (een deel van) de op grond van de wet verschuldigde eigen bijdrage bij die personen op wie de betaling van deze eigen bijdrage van toepassing is.

Gemeenten hebben de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus, indien een inburgeringsplichtige aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen heeft deelgenomen en/of daarvoor geslaagdis. Dit kan in de beschikking worden opgenomen. Gedacht kan hierbij worden aan al dan niet gelijktijdige restitutie bij deelname aan en/of slagen voor het inburgeringsexamen of staatsexamen van (een deel van) de op grond van de wet door de inburgeringsplichtige verschuldigde eigen bijdrage.

Onder ‘algemene bijstand’ als bedoeld in het tweede lid wordt, voor de toepassing van deze verordening, een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand respectievelijk een voorziening op grond van de Wet investeren in jongeren begrepen.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen en beschikking

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid van de wet dat bepaalt, dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld.

Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. In de toekenningsbeschikking van de inburgeringsvoorziening dienen deze verplichtingen te worden vastgelegd.

Artikel 10 Inhoud besluit vaststelling voorziening

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking dienen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig te worden vermeld.

De inburgeringsplichtige is, op grond van artikel 23, eerste lid van de wet, verplicht zijn medewerking aan de uitvoering van de voorziening te verlenen. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de belanghebbende (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid van de wet). Gelet hierop hoeft in de beschikking van deze termijn alleen melding te worden gemaakt.

In de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling dient plaats te vinden (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Indien een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige oudkomer wordt vastgesteld, dan moet - op grond van het bepaalde in de artikelen 22, tweede lid en 26 van de wet - in de desbetreffende beschikking ook de dag worden opgenomen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Binnen de in de wet gestelde termijnen moet de desbetreffende oudkomer ná deze datum het inburgeringexamen hebben behaald.

Het college kan bij inburgeringsplichtige oudkomers zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat).

De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen, bij het uitgangspunt van de wet dat de betrokken persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 11 Handhavingsbesluit

Het college kan, op grond van artikel 26 van de wet, een inburgeringsplichtige een beschikking opleggen waarbij sprake is van handhaving zonder aanbod. Hierbij gaat hierbij om inburgeringsplichtige oudkomers die de gemeente op grond van eigen beleid wil handhaven.

Het besluit tot het opleggen van de inburgeringsplicht is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking tot inburgering zullen de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige oudkomer nauwkeurig moeten worden vermeld. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige oudkomer duidelijk zijn omschreven en aan de belanghebbende (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

Ook van de gevolgen van het niet nakomen van opgelegde verplichtingen in het kader van de inburgering zal de inburgeringsplichtige oudkomer door middel van de beschikking (of in een bijlage bij de beschikking) vooraf in kennis moeten zijn gesteld om de handhaving daarvan in overeenstemming met deze verordening mogelijk te maken.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige oudkomer het inburgeringsexamen moet hebben behaald, is in artikel 7, eerste lid van de wet vastgelegd. Gelet hierop hoeft in de beschikking van deze termijn alleen melding te worden gemaakt.

In dit artikel is geregeld dat, ingeval van weigering van een aanbod, voor een inburgeringsplichtige oudkomer bij beschikking wordt vastgesteld:

  • -

    de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 26 van de wet aanvangt;

  • -

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald.

Hoofdstuk 4 Bestuurlijke boete

Artikel 12 Afstemming hoogte bestuurlijke boete

Bij elke overtreding moet de bestuurlijke boete worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreding de overtreder kan worden verweten. Bovendien dient daarbij ook zonodig rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid van de wet). Deze bepaling brengt met zich mee dat bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten worden nagegaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het tweede lid van dit artikel is vastgelegd dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de verordening, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 13 Vaststelling hoogte bestuurlijke boetes

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boetes vast te stellen die voor verschillende overtredingen door inburgeringsplichtigen in het kader van de uitvoering van de wet kunnen worden opgelegd.

In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boetes vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen.

In deze verordening is gekozen voor het toepassen van boetepercentages. Het betreffen percentages van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde of van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand. Voor de hoogte van de percentages is aansluiting gezocht bij de op 24 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Dinkelland 2009.

De boetebedragen waarnaar in dit artikel wordt verwezen (de in artikel 34 van de wet vermelde bedragen) zijn, per overtreding, maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Voor de vaststelling van de hoogte van de boete(s) is de individuele afstemming zoals vastgelegd in artikel 12 van deze verordening bepalend.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of -regeling.

Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat in dat geval géén bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Voor de toepassing en vaststelling van sancties bij inburgeringsplichtigen die niet uitkeringsgerechtigd zijn (de vrijwillige inburgeraars) en die de overeengekomen verplichtingen niet of onvoldoende nakomen, wordt verwezen naar (de toelichting op) artikel 21 van deze veordening.

Artikel 14 Vaststelling hoogte bestuurlijke boetes bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt de gemeente de mogelijkheid om, bij herhaling van de overtreding, een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 13 mogelijk is. De maximumbedragen van de op grond van dit artikel op te leggen (hogere) boetes zijn gelijk aan de maximumbedragen zoals deze voor de verschillende overtredingen in artikel 34 van de wet zijn opgenomen.

In het eerste en tweede lid van dit artikel is bepaald dat, om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, binnen een termijn van 12 maanden na de eerste overtreding sprake moet zijn van het zich schuldig maken aan dezelfde overtreding. In het derde lid is, voor de bepaling van de termijn van herhaling van de overtreding, aangesloten bij de terzake in artikel 33 van de wet vermelde termijnen. Het in dit artikel bepaalde houdt in dat, als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, een bestuurlijke boete wordt opgelegd. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 13, vierde lid van de verordening. Op grond van artikel 32 van de wet moet in de boetebeschikking een nieuwe termijn worden vastgesteld waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van dit artikel het mogelijk dat een hogere boete wordt vastgesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 34, aanhef en onder d. van de wet bedraagt het wettelijk maximum van deze boete € 1.000,00. Ook in dit geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen, waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan op grond van het derde lid van dit artikel wederom een hogere bestuurlijke boete worden opgelegd. De maximumboete van € 1.000,00 bij herhaalde toepassing van dit derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Hoofdstuk 5 Aanbieding voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 15 Aanwijzen van de doelgroepen

Op grond van artikel 24a, vijfde lid, aanhef en onder a. van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan vrijwillige inburgeraars en de criteria die daarbij worden gehanteerd.

Dit artikel vormt de uitwerking daarvan en regelt de groepen vrijwillige inburgeraars waaraan het college bij voorrang een voorziening kan aanbieden. In het tweede lid is geregeld dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan vrijwillige inburgeraars die niet behoren tot de groepen die in het eerste lid van dit artikel met name zijn genoemd.

Om te voorkomen dat vrijwillige inburgeraars die behoren tot de in dit artikel vermelde groepen aan deze aanwijzing recht kunnen ontlenen op het krijgen van een aanbod, is in dit artikel vastgelegd dat het college aan de desbetreffende groepen bij voorrang een voorziening kan aanbieden.

Artikel 16 Samenstelling en afstemming voorziening

In artikel 24a, vijfde lid, aanhef en onder b van de wet is bepaald dat in de verordening regels dienen te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening.

Zie verder de toelichting bij artikel 5 van de verordening die, met inachtneming van het terzake bepaalde in § 3 van de wet, voor wat betreft vrijwillige inburgeraars op dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 17 Voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 24a, tweede lid van de wet kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, als de vrijwillig inburgeraar daarom schriftelijk verzoekt.

Op grond van artikel 24a, vijfde lid van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget door een vrijwillige inburgeraar en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget aan de desbetreffende persoon.

Zie verder de toelichting bij artikel 7 van de verordening die, met inachtneming van het terzake bepaalde in § 3 van de wet, voor wat betreft vrijwillige inburgeraars op dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 18 Inning eigen bijdrage vrijwillige inburgeraar

Op grond van artikel 24e, eerste lid van de wet is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen, een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage is in de wet vastgelegd en bedraagt € 270,00. Ingevolge artikel 23, tweede lid van de wet kan dit bedrag bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

In artikel 24f van de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen door de vrijwillige inburgeraar. In het eerste lid, onder a. van artikel 18 is vastgelegd dat de eigen bijdrage in ten hoogste tien termijnen door de vrijwillige inburgeraar aan de gemeente kan worden betaald. In het eerste lid, onder b. van artikel 18 is geregeld dat het college in de overeenkomst tot vaststelling van de voorziening de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage door de vrijwillige inburgeraar vastlegt.

Op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen en die op last van het college, dan wel op last van een andere instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid van de wet, een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid van de wet dient te volgen, geen eigen bijdrage verschuldigd. Dit is in overeenstemming met het terzake bepaalde in artikel 24e, derde lid van de wet.

Gemeenten hebben de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus, indien een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft deelgenomen en/of daarvoor geslaagdis. Dit kan in de overeenkomst worden opgenomen.

Gedacht kan hierbij worden aan al dan niet gelijktijdige restitutie bij deelname aan en/of slagen voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen van (een deel van) de op grond van de wet verschuldigde eigen bijdrage bij die personen op wie de betaling van deze eigen bijdrage van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en overeenkomsten vrijwillige inburgeraars

Artikel 19 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college op grond van het bepaalde in artikel 9 van deze verordening in de beschikking kan opnemen waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld. Zie verder de toelichting bij artikel 9 die, met inachtneming van het terzake bepaalde in § 3 van de wet, voor wat betreft vrijwillige inburgeraars op dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 20 Inhoud overeenkomst

In dit artikel is geregeld dat de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar op basis van de toekenning van een voorziening dezelfde onderwerpen bevat als de inhoud van het besluit tot vaststelling van een voorziening voor inburgeringsplichtigen zoals vastgelegd in artikel 10 van deze verordening. Uitzondering hierop vormt het bepaalde onder g. van artikel 10. Zie verder de toelichting bij artikel 10 die, met inachtneming van het terzake bepaalde in § 3 van de wet, voor wat betreft vrijwillige inburgeraars op dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

De term ‘indien van toepassing’ onder f. heeft betrekking op de vrijwillige inburgeraar die zelfstandig in de algemene kosten van het bestaan kan voorzien en op wie het bepaalde in artikel 24e, eerste lid van de wet (het zijn van uitkeringsgerechtigde) op grond daarvan niet van toepassing is.

Artikel 21 Sancties bij niet of in onvoldoende mate nakoming van de overeenkomst

In artikel 24f van de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de niet-nakoming van de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar. Met inachtneming hiervan zijn in dit artikel de sancties opgenomen die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen zoals neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt. De in het artikel onder a. en b. vermelde sancties komen overeen met de boetebepalingen voor inburgeringsplichtigen zoals vermeld in de artikelen 13 en 14 van deze verordening.

Hoofdstuk 7 Vaststelling identiteit

Artikel 22 Vaststelling identiteit inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 24f van de wet draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. In artikel 27 van de wet is bepaald dat het college de identiteit van de inburgeringsplichtigen vaststelt. Dit artikel is een uitwerking hiervan en spreekt verder voor zich.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Uitvoering verordening

Dat een college is belast met de uitvoering van de verordening zoals vastgelegd in het eerste lid van dit artikel is wettelijk bepaald. Met inachtneming van het gemeentelijke mandaatbesluit kan het college deze bevoegdheid mandateren aan gemeenteambtenaren, zulks onder eventueel nader door het college te stellen regels en onder behoud van de verantwoordelijkheid van het college van de door de gemeenteambtenaren terzake namens het college genomen besluiten.

Voor een juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsbesluiten moeten worden genomen. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel heeft het college de bevoegdheid om dergelijke besluiten te nemen, in gevallen waarin de verordening niet voorziet. Het spreekt voor zich dat de gemeenteraad, bij toepassing van dit lid, van de vaststelling door het college van de nadere besluiten in kennis wordt gesteld.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan op grond van dit artikel, in niet krachtens deze verordening voorziene situaties en voor zover toepassing van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, op individuele basis naar bevind van zaken handelen en beslissen. Aan het desbetreffende van de verordening afwijkende besluit van het college dient een op de individuele situatie afgestemde motivering ten grondslag te liggen.

Artikel 25 Verslaglegging

De termijn van twee jaar zoals in dit artikel vastgelegd stemt overeen met het bepaalde in artikel 2, vierde lid van deze verordening, waarbij is geregeld dat het college eenmaal per twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars beoordeelt en daarover aan de raad rapporteert.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Op grond van de aard en strekking van deze verordening, kan geen terugwerkende kracht aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden gegeven.

Alvorens een verordening algehele werking verkrijgt, dient, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding, in voldoende mate mededeling van de vaststelling door de gemeenteraad van de desbetreffende verordening (i.c. melding hiervan in Dinkelland Visie) te worden gedaan.

Met inachtneming van het vorenstaande is de datum van inwerkingtreding van deze verordening op 1 augustus 2011 gesteld.

Gelijktijdig met de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de op 17 april 2007 door de gemeenteraad vastgestelde Verordening inburgering gemeente Dinkelland. Het tweede lid van dit artikel voorziet hierin.

Artikel 27 Citeertitel

Het jaartal 2011 (het jaar van besluitvorming van deze nieuwe verordening) is aan de titel van deze verordening toegevoegd om deze te kunnen onderscheiden van de ‘Verordening inburgering gemeente Dinkelland’, zoals deze op 17 april 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld.