Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Beleid bijzondere bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNuenen, Gerwen en Nederwetten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid bijzondere bijstand
CiteertitelBeleid bijzondere bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleid bijzondere bijstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012Nieuw beleid

03-11-2011

Rond de Linde, 1 maart 2012

Onbekend
01-01-201201-01-2015Nieuw beleid

03-11-2011

Rond de Linde, 1 maart 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid bijzondere bijstand

1. Inleiding

 

Tijdens de begrotingsbehandeling op 3 november 2011 heeft de gemeenteraad van Nuenen c.a. een amendement aangenomen om “de normering voor het minimabeleid te verhogen naar 110% van het sociaal minimum”. Daarom is het nodig het beleid Bijzondere Bijstand te herschrijven.

 

Daar waar in dit stuk de term Wet werk en bijstand of WWB wordt gehanteerd, dient men vanaf 1 januari 2013 Wet werken naar Vermogen (Wwnv) te lezen.

 

Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan, heeft recht op bijzondere bijstand (artikel 35 lid 1 WWB).

Onder algemene bijstand wordt verstaan de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

2. Verstrekkingsvormen bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand kan verstrekt worden:

  • 1.

    om niet; dat wil zeggen dat de cliënt de bijzondere bijstand niet hoeft terug te betalen.

  • 2.

    als lening; hierbij dient de verstrekte bijstand terugbetaald te worden. Dit is renteloos.

  • 3.

    in de vorm van een borgstelling voor een lening bij de Stadsbank. Indien de cliënt deze lening afbetaalt in termijnen, met een bedrag dat het voor de cliënt geldende maximale aflossingsbedrag te boven gaat, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt in de meerkosten.

 

3. Noodzakelijke kosten

Welke kosten in aanmerking komen hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld (individualiseren).

Uitgangspunt van de Wet werk en bijstand (WWB) is dat als er geen noodzaak bestaat voor bepaalde kosten, deze kosten dan ook niet vergoed worden.

 

Bijzondere bijstand is in beginsel niet naar kostensoort begrensd. Wel geeft de wet in artikel 14 aan welke kosten in elk geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend mogen worden te weten:.

  • 1.

    De voldoening van alimentatieverplichtingen;

  • 2.

    De betaling van een boete;

  • 3.

    Geleden of toegebrachte schade;

  • 4.

    Vrijwillige premiebetaling in het kader van een publieke verzekering;

  • 5.

    Kosten van medische handelingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

 

Bepalend is dat er sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen en die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Het betreft hier dus bij uitstek een kwestie van maatwerk; een landelijke normering van de bijzondere inkomensaanvulling is niet aan de orde.

 

Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand krachtens de WWB ontvangt. Ook degene die uit een andere bron dan deze wet beschikt over een inkomen dat niet toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten, kan een beroep op bijzondere bijstand doen.

 

Uitgaande van dit maatwerkprincipe past het dus niet dat bijzondere bijstand wordt verleend aan personen bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten in het voorliggende geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Er dient dus een toetsing aan de omstandigheden van het individuele geval plaats te vinden.

 

 

4. Voorliggende voorziening (artikel 15 WWB)

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met voorliggende voorzieningen. Hieronder wordt verstaan elke voorziening buiten de WWB waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Voorbeelden zijn hiervan verzekeringen, inkomensloket (“Stadsbank”), de huurtoeslag en andere toeslagen, maar ook de zorgverzekeraar. Voor wat betreft de laatste geldt als minimum zowel de basisverzekering als de basis van de aanvullende basisverzekering.

Dit betekent concreet dat vergoedingen op grond van de basisverzekering en de aanvullende basisverzekering in ieder geval als voorliggende voorziening wordt gezien en dat hierbij bij de beoordeling van de hoogte van de uitkering rekening mee wordt gehouden. Cliënten dienen hiervan op de hoogte gesteld te worden.

Zoals bekend zijn de meeste cliënten van Sociale Zaken aangesloten bij de collectieve ziektekostenverzekering.

 

Voor de bepaling van de noodzaak van medische kosten wordt in bepaalde gevallen advies gevraagd aan de GGD.

Wanneer binnen een voorliggende voorziening besloten is dat een bepaalde voorziening niet noodzakelijk wordt geacht, kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Een voorbeeld hiervan zijn vrij verkrijgbare medicijnen die niet door het ziekenfonds vergoed worden. Hiervoor kan men dus ook geen bijzondere bijstand aanvragen.

Indien echter budgettaire overwegingen een rol spelen om bepaalde kosten niet in de voorliggende voorzieningen op te nemen, kan wel bijzondere bijstand worden aangevraagd.

 

5. Rechthebbenden

De alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijk kosten van het bestaan. Voorts moet het dan zo zijn dat deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Hierbij zijn artikel 31, tweede lid WWB (middelen die niet tot de middelen van de belanghebbend worden gerekend) en artikel 34 lid 2 (het vrij te laten vermogen) niet van toepassing.

 

6. Draagkracht, vermogen en inkomen

De draagkracht in het inkomen kan worden beïnvloed indien er sprake is van hoge woonkosten indien er geen recht is op (volledige) huurtoeslag.

 

Vermogen

Indien er vermogen is boven het vrij te laten vermogen dient dit volledig te worden ingezet.

Bijzondere bijstand in woninginrichting en vervanging duurzame gebruiksgoederen behoort in principe tot de algemene bestaanskosten, waarvoor dus geen recht op bijzondere bijstand bestaat. De cliënt zal verwezen worden naar het Inkomensloket voor een lening (waarvoor de gemeente borg kan staan).

Indien in uitzonderingsgevallen toch bijzondere bijstand wordt verstrekt in woninginrichting of vervanging duurzame gebruiksgoederen dan wordt ook rekening gehouden met het vrij te laten vermogen en met de toegekende Langdurigheidstoeslag. Indien de cliënt dan op zijn/haar bankrekening(en) een vermogen heeft dat hoger is dan de voor hem/haar geldende bijstandsnorm inclusief toeslagen, dan zal –in dit geval- met het bedrag boven norm + toeslag voor 100% rekening gehouden worden.

 

Inkomen

Draagkracht is het gedeelte van het inkomen dat de cliënt bij een aanvraag voor bijzondere bijstand zelf moet inzetten ter bekostiging van de gevraagde kosten. Als het inkomen maximaal op 110 % van het bijstandsniveau ligt (landelijke norm inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging), dan is er geen draagkracht in het inkomen. Als het inkomen de 110% overtreft moet het inkomen geheel of gedeeltelijk worden ingezet afhankelijk van het soort bijzondere bijstand.

 

Bij de vaststelling van het inkomen op jaarbasis wordt uitgegaan van :

 

  • -

    Bij regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten: de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt;

 

  • -

    Bij niet regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten: de som van de inkomsten over de 12 maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. Als niet het hele peiljaar inkomsten zijn genoten, dan moet het gemiddelde worden genomen van de maanden waarin wel inkomsten zijn ontvangen.

 

Personen die in een inrichting verblijven

De bepalingen omtrent bijzondere bijstand , met inbegrip van bovenstaande draagkrachtregels, zijn nu ook formeel van toepassing op personen die ter verpleging of verzorging in een inrichting verblijven. Vanaf 1 januari 1997 vallen verzorgingstehuizen onder de AWBZ. Het vermogen telt niet meer mee bij de vaststelling van de eigen bijdrage. Ook is de berekening van de eigen bijdrage gewijzigd. De vrijlatingen in het inkomen zijn verruimd. Dit betekent dat individueel een onderzoek naar de draagkracht moet plaatsvinden.

 

7. Draagkrachtpercentage

Het draagkrachtpercentage bedraagt 35% voor kosten die naar hun aard bijzonder zijn zoals bijvoorbeeld medische kosten, noodzakelijke scholing.

Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% voor kosten die naar hun aard algemeen zijn zoals bijvoorbeeld toeslagen voor levensonderhoud, woonkostentoeslag, kosten voor privé-kinderopvang en in heel bijzondere gevallen kosten voor inrichting.

 

8. Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor een periode van een jaar, aanvangend op de eerste dag van de kalendermaand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend. Voor een nieuwe bijstandsaanvraag binnen de vastgestelde periode van een jaar geldt de eerder vastgestelde draagkracht. De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van een jaar aansluitend op het tijdstip waarop de voorgaande periode is verstreken.

Indien er sprake is van bijzondere bijstand met een incidenteel karakter wordt de draagkracht op jaarbasis ineens verrekend.

Indien er sprake is van bijzondere bijstand met een periodiek karakter wordt de draagkracht op maandbasis berekend.

De vastgestelde draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode herzien als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven.

 

 

9. Bijzondere bijstand bepaalde kostensoorten

In diverse kosten kan bijzondere bijstand verstrekt worden. Voor een opsomming van deze kosten, alsmede de uitvoeringsregels, verwijzen wij naar het bij de gemeente Nuenen c.a. gehanteerde beleid van Stimulansz.