Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels waarschuwing of matiging boete sociale zekerheidswetten gemeente Wijchen |
Citeertitel | Beleidsregels waarschuwing of matiging boete sociale zekerheidswetten gemeente Wijchen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-09-2013 | nieuwe regeling | 03-09-2013 Wegwijs, 11-09-2013 | 13/5378 |
Beleidsregels waarschuwing of matiging boete sociale zekerheidswetten gemeente Wijchen.
Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen,
Gelet op 18a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige (IOAZ), vast te stellen:
Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZ-schriftelijke waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid.
In deze regeling wordt verstaan onder:
Belanghebbende: de inwoner van de gemeente Wijchen die een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ontvangt of heeft aangevraagd;
Boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a eerste lid van de Wet werk en bijstand, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 eerste lid van de Wet werk en bijstand, artikel 13 van de van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 13 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing
In plaats van een boete kan een schriftelijke waarschuwing worden gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering, tenzij:
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Indien het college heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 3, verlaagt het college het boetebedrag met 50%.
Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt ook ( gedeeltelijk) afgezien wegens (uitzonderlijk) zeer dringende redenen. Onder zeer dringende redenen wordt verstaan als er in de individuele situatie van belanghebbende op het moment waarop over de oplegging van een boete moet worden besloten, sprake is van zo ernstige financiële en/of sociale omstandigheden dat een oplegging van verdere lasten in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht.
Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. De regering is van mening dat uitkeringsinstanties en gemeenten in het algemeen onvoldoende scherp zijn op de naleving van de plichten van uitkeringsgerechtigden.
De regering heeft de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving aangenomen en per 1 januari 2013 ingevoerd. Met de bedoeling om verschillende wetten op het gebied van de sociale zekerheid te harmoniseren en tegelijkertijd aan te scherpen.
Voor de gemeente gaat het om de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
De grootste wijzigingen zijn: de introductie van een bestuurlijke boete in de WWB, IOAW en IOAZ, en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht (de inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering).
In de nieuwe wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten.
Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Het gaat onder meer om het volgende:
Dit is uitgewerkt in deze beleidsregels.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing
De gemeente heeft de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Het college van de gemeente Wijchen kiest ervoor om gebruik te maken van deze bevoegdheid.
In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:
De gemeente heeft het gegronde vermoeden dat de belanghebbende opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als belanghebbende aangeeft geen zin te hebben gehad om op een gemaakte afspraak te verschijnen die is gemaakt in verband met het geven van nadere inlichtingen en informatie.
Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hier geldt dus een recidivetermijn van twee jaar, terwijl voor het vaststellen van een recidiveboete (dus de tweede schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag) een termijn van vijf jaar van toepassing is.
Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, in de vorm van een beschikking, waartegen bezwaar mogelijk is.
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
In artikel 18a van de WWB (en artikel 20a van de IOAW en 20a van de IOAZ) is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Als er geen benadelingsbedrag is, dan bedraagt de boete € 150,00. Is er wel sprake van een benadelingsbedrag, dan is de boete gelijk aan dat bedrag, met een minimum van € 150,00.
Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb (Algemene wet bestuursrecht) afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals bijvoorbeeld een plotselinge ziekenhuisopname.
Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Het college van de gemeente Wijchen heeft situatie d en e toegevoegd. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:
In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:
De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
Bovenstaande betekent wel dat het wenselijk is dat de gemeente de belanghebbenden bij aanvang van de uitkering goed op de hoogte stelt van de inlichtingenplicht, en de zaken die er onder vallen.
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid en bijzondere
Omstandigheden De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels.
Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken. Tevens is het mogelijk tot het (gedeeltelijk) afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens zeer dringende redenen.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
De datum van inwerkingtreding van de beleidsregels is de dag na publicatie. De citeertitel behoeft geen verdere toelichting.