Organisatie | Noordwijkerhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013 |
Citeertitel | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2012 | 01-01-2015 | Onbekend | 07-02-2013 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Noordwijkerhout;
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek van 20 december 2012;
gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen;
gelet op artikel 147 lid 1 en artikel 108 lid 2 Gemeentewet, artikel 35 lid 1 onderdeel b en artikel 20 lid 2 IOAW, alsmede artikel 35 lid 1 onderdeel b en artikel 20 lid 1 IOAZ;
overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen over de aan de bijstand verbonden verplichtingen en het verlagen van de bijstand;
vast te stellen de volgende Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur een verplichting als bedoeld in artikel 13 lid 2 en lid 4 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdraagt.
De duur of hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond waarvan dezelfde of een zwaardere maatregel wordt opgelegd.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 8 Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel
Het dagelijks bestuur kan bij een maatregelwaardige gedraging volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien sprake is van een gedraging als bedoeld in artikel 11 de eerste of tweede categorie, tenzij het niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 11 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel
In afwijking van lid 1 onder c legt het dagelijks bestuur, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 11 lid 3 onder a dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.
Hoofdstuk 3. Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen
Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen medewerkers werkzaam bij de ISD Bollenstreek, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, verlaagt het dagelijks bestuur, onverminderd artikel 4 lid 1, de uitkeringsnorm met:
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 februari 2013.
De griffier, De voorzitter,
drs. E.A. Jellema drs. G. Goedhart
TOELICHTING OP DE MAATREGELVERORDENING IOAW en IOAZ ISD BOLLENSTREEK 2013
Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringeninkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 heeft de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid gekregen rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz 2004.
Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit ook van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet dus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico. Daardoor wordt de gemeente ook gevorderd om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen. Deze verordening voorziet daarbij in het maatregelenbeleid voor de IOAW en IOAZ.
Inwerkingtreding Wet aanscherping handhaving en sanctioneren SZW-wetgeving (Fraudewet)
Met ingang van 1 januari 2013 is de Fraudewet van kracht. Met deze wet wordt de boete geïntrodu-ceerd als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Daardoor vervalt de maatregel die hiervoor werd opgelegd. De wijziging van deze verordening houdt verband met het wegvallen van de mogelijkheid om een maatregel op te leggen bij schending van de inlichtingenplicht.
Er is voor gekozen om de maatregelenverordening IOAW en IOAZ zo veel mogelijk analoog aan de WWB maatregelenverordening op te stellen. Hierbij moet worden opgemerkt dat, in afwijking van de WWB, de IOAW en IOAZ in een aantal situaties de mogelijkheid creëren om de uitkering (gedeeltelijk) blijvend te weigeren.
Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.
Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.
De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.
In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.
Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.
Daar de in artikel 20 lid 2 IOAW opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel, enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20 lid 1 IOAZ en artikel 20 lid 2 IOAW. Daarbij wordt opgemerkt dat de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 lid 1 IOAW/IOAZ nu is uitgezonderd als maatregelwaardige gedraging. Bij schending van de inlichtingenplicht voorziet de Fraudewet nu in een verplichting tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.
Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel
Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 kalendermaand. Door de duur van de maatregel in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maatregel wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd.
Bij recidive kan de duur of de hoogte van de maatregel verdubbeld worden. De keus tussen een verdubbeling van de standaardtermijn of een verdubbeling van de hoogte gedurende de standaardtermijn kan ondermeer afhangen van de persoonlijke (financiële) omstandigheden van de belanghebbende. Zo zal bij een gezin met kinderen, anders dan bij bijvoorbeeld een thuisinwonende jongere, de “straf” eerder gezocht worden in de duur van de verlaging dan in de verdubbeling van de hoogte.
In artikel 8 lid 5 is verduidelijkt dat het geven van een waarschuwing of het afzien van een maatregel op grond van dringende redenen niet meetelt voor de recidive.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
Onder meer op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dit artikel aan dat de beschikking tot het opleggen van een maatregel tenminste dient te bevatten:
Artikel 7 Horen van belanghebbende
Op grond van afdeling 4.1.2. van de Awb is in een aantal gevallen het horen van de belanghebbende verplicht bij het voorbereiden van beschikkingen. Deze hoorplicht geldt echter niet bij de voorbereiding van beschikkingen die betrekking hebben op een financiële aanspraak (artikel 4:12 Awb, behalve bij subsidies). Niettemin wordt uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding in dit artikel het horen van de belanghebbende voordat een verlaging wordt opgelegd in beginsel voorgeschreven.
Lid 2 bevat een aantal uitzonderingen op deze hoorplicht. De onderdelen a. en b. staan ook genoemd inartikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8 Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel
Als er sprake is van bijvoorbeeld een niet tijdige registratie bij het UWV Werkbedrijf of het verlengen daarvan of van een andere gedraging (niet zijnde het verzaken van de inlichtingenplicht) die niet geleid heeft tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kan in plaats van een maatregel ook een waarschuwing worden opgelegd. Deze waarschuwing wordt schriftelijk gegeven.
Als eerder binnen 24 maanden een (schriftelijke) waarschuwing is gegeven, volstaat een waarschuwing niet meer. Een schriftelijke waarschuwing is evenwel geen maatregel. Dat wil zeggen dat bij herhaling van de gedraging in principe een maatregel wordt opgelegd zonder toepassing van de recidivemaatregel.
Als er geen verwijt gemaakt kan worden, blijft de maatregel achterwege. In dat geval is het ook niet nodig om een beschikking te sturen omdat er geen sprake is van een verwijtbare gedraging.
Een andere reden om af te zien van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit is het nodig dat de maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden is geregeld dat het dagelijks bestuur geen maatregel oplegt voor gedragingen die langer dan 12 maanden geleden hebben plaatsgevonden.
Als het dagelijks bestuur van oordeel is dat sprake is van dringende redenen, kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel. In dat geval meldt het dagelijks bestuur dit schriftelijk aan de belanghebbende.
Verduidelijkt is dat het geven van een waarschuwing of het afzien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen niet meetelt voor recidive.
Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak
Het verlagen van de uitkering kan in beginsel op twee manieren:
Het dagelijks bestuur hoeft in dat geval niet over te gaan tot herziening van de uitkering en het teveel betaalde bedrag aan uitkering terug te vorderen.
Om die reden is in dit artikel vastgelegd dat de maatregel wordt opgelegd in de maand volgende op het bekendmaken van de maatregel. Dit is anders als de uitkering nog niet betaald is. In dat geval wordt de uitkering verlaagd in de nog te betalen maand. In dat geval moet de uitkering wel worden herzien en teruggevorderd. De verlaging wordt toegepast op de norm in de maand waarin de verlaging plaatsvindt.
Artikel 10 Samenloop van gedragingen
Soms doen zich gelijktijdig meerdere verwijtbare gedragingen voor. In dat geval geldt in beginsel een cumulatie van maatregelen. Hier kan ten gunste van belanghebbende van worden afgeweken indien bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid dat met zich meebrengt.
Artikel 11 Indeling in categorieën
Ten opzichte van de WWB-maatregelenverordening zijn in deze bepaling geen gedragingen opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de IOAW en IOAZ de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk opgenomen.
Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel
In lid 2 is uitwerking gegeven aan de binnen de IOAW geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren. Hier is ervoor gekozen om op de uitkering dan blijvend een maatregel te leggen ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid. Alsdan kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor een aanvulling in het kader van de WWB.
Binnen het kader van de WWB zal dan moeten worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de IOAW en IOAZ kent de WWB een beperkte vermogensvrijlating en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre het maatregelwaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.
Artikel 13 en 14 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid / Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid
In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ biedt om de uitkering (tijdelijk en/of blijvend geheel of gedeeltelijk) te weigeren volledig uitgewerkt.
Dringende redenen in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontslagredenen zoals misleiding van de werkgever enz.
Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen
Bij het vaststellen van de maatregel in de situatie dat een uitkeringsgerechtigde zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:
Voor het bepalen van verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad. In dit verband is het relevant een onderscheid te maken tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld.
Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering).
Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratieagressie. Het zal duidelijk zijn dat de mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld in beginsel groter is dan bij frustratiegeweld.
Het opleggen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het dagelijks bestuur legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie.