Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijkerhout

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijkerhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-02-201201-01-2015Onbekend

07-02-2013

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Noordwijkerhout;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek van 20 december 2012;

gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen;

gelet op artikel 147 lid 1 en artikel 108 lid 2 Gemeentewet, artikel 35 lid 1 onderdeel b en artikel 20 lid 2 IOAW, alsmede artikel 35 lid 1 onderdeel b en artikel 20 lid 1 IOAZ;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen over de aan de bijstand verbonden verplichtingen en het verlagen van de bijstand;

besluit:

vast te stellen de volgende Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      de IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5 lid 1 IOAW/IOAZ;

    • e.

      uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5 lid 4 IOAW/IOAZ;

    • f.

      maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20 lid 2 IOAW en artikel 20 lid 1 IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20 lid 1 IOAW en artikel 20 lid 2 IOAZ;

    • g.

      inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    • h.

      belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • i.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur een verplichting als bedoeld in artikel 13 lid 2 en lid 4 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdraagt.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel 1 kalendermaand.

Artikel 5 Recidive

De duur of hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond waarvan dezelfde of een zwaardere maatregel wordt opgelegd.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • 1.

    de reden van de maatregel;

  • 2.

    de duur van de maatregel;

  • 3.

    het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd;

  • 4.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het dagelijks bestuur of een door hem ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ

    • d.

      het dagelijks bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 8 Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan bij een maatregelwaardige gedraging volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien sprake is van een gedraging als bedoeld in artikel 11 de eerste of tweede categorie, tenzij het niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging door het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 4.

    Indien het dagelijks bestuur afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5.

    Een besluit tot afzien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen als bedoeld in lid 3, alsmede een besluit om een schriftelijke waarschuwing te geven als bedoeld in lid 1, zijn geen besluiten waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 5.

Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de volgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 4 lid 1 niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 4 lid 1wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      15% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      30% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      50% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 onder c legt het dagelijks bestuur, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 11 lid 3 onder a dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 3. Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 13 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 4 lid 1 legt het dagelijks bestuur, met in achtneming van artikel 20 lid 4 IOAW/ IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 14 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 4 lid 1 legt het dagelijks bestuur blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen medewerkers werkzaam bij de ISD Bollenstreek, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, verlaagt het dagelijks bestuur, onverminderd artikel 4 lid 1, de uitkeringsnorm met:

  • a.

    60% gedurende 1 maand bij verbaal geweld;

  • b.

    100% gedurende 1 maand bij (dreigend) fysiek geweld en/of vernielingen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking van deze verordening.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Maatregelenverordening IOAW, IOAZ ISD Bollenstreek 2012’ ingetrokken.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 februari 2013.

De griffier, De voorzitter,

drs. E.A. Jellema drs. G. Goedhart

TOELICHTING OP DE MAATREGELVERORDENING IOAW en IOAZ ISD BOLLENSTREEK 2013

ALGEMEEN

Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringeninkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 heeft de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid gekregen rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz 2004.

Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit ook van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet dus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico. Daardoor wordt de gemeente ook gevorderd om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen. Deze verordening voorziet daarbij in het maatregelenbeleid voor de IOAW en IOAZ.

Inwerkingtreding Wet aanscherping handhaving en sanctioneren SZW-wetgeving (Fraudewet)

Met ingang van 1 januari 2013 is de Fraudewet van kracht. Met deze wet wordt de boete geïntrodu-ceerd als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Daardoor vervalt de maatregel die hiervoor werd opgelegd. De wijziging van deze verordening houdt verband met het wegvallen van de mogelijkheid om een maatregel op te leggen bij schending van de inlichtingenplicht.

Er is voor gekozen om de maatregelenverordening IOAW en IOAZ zo veel mogelijk analoog aan de WWB maatregelenverordening op te stellen. Hierbij moet worden opgemerkt dat, in afwijking van de WWB, de IOAW en IOAZ in een aantal situaties de mogelijkheid creëren om de uitkering (gedeeltelijk) blijvend te weigeren.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.

Onder c. de IOAW/IOAZ

Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnorm

De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. maatregel

In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.

Onder g. inkomen

Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder h. belanghebbende

Daar de in artikel 20 lid 2 IOAW opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel, enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20 lid 1 IOAZ en artikel 20 lid 2 IOAW. Daarbij wordt opgemerkt dat de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 lid 1 IOAW/IOAZ nu is uitgezonderd als maatregelwaardige gedraging. Bij schending van de inlichtingenplicht voorziet de Fraudewet nu in een verplichting tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 kalendermaand. Door de duur van de maatregel in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maatregel wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd.

Artikel 5 Recidive

Bij recidive kan de duur of de hoogte van de maatregel verdubbeld worden. De keus tussen een verdubbeling van de standaardtermijn of een verdubbeling van de hoogte gedurende de standaardtermijn kan ondermeer afhangen van de persoonlijke (financiële) omstandigheden van de belanghebbende. Zo zal bij een gezin met kinderen, anders dan bij bijvoorbeeld een thuisinwonende jongere, de “straf” eerder gezocht worden in de duur van de verlaging dan in de verdubbeling van de hoogte.

In artikel 8 lid 5 is verduidelijkt dat het geven van een waarschuwing of het afzien van een maatregel op grond van dringende redenen niet meetelt voor de recidive.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

Onder meer op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dit artikel aan dat de beschikking tot het opleggen van een maatregel tenminste dient te bevatten:

  • -

    de reden van de maatregel

  • -

    de periode waarover de maatregel plaatsvindt

  • -

    het percentage en het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd

  • -

    als afgeweken wordt van de standaard maatregel wordt dit gemotiveerd in het besluit.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

Lid 1

Op grond van afdeling 4.1.2. van de Awb is in een aantal gevallen het horen van de belanghebbende verplicht bij het voorbereiden van beschikkingen. Deze hoorplicht geldt echter niet bij de voorbereiding van beschikkingen die betrekking hebben op een financiële aanspraak (artikel 4:12 Awb, behalve bij subsidies). Niettemin wordt uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding in dit artikel het horen van de belanghebbende voordat een verlaging wordt opgelegd in beginsel voorgeschreven.

Lid 2

Lid 2 bevat een aantal uitzonderingen op deze hoorplicht. De onderdelen a. en b. staan ook genoemd inartikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8 Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel

Lid 1

Als er sprake is van bijvoorbeeld een niet tijdige registratie bij het UWV Werkbedrijf of het verlengen daarvan of van een andere gedraging (niet zijnde het verzaken van de inlichtingenplicht) die niet geleid heeft tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kan in plaats van een maatregel ook een waarschuwing worden opgelegd. Deze waarschuwing wordt schriftelijk gegeven.

Als eerder binnen 24 maanden een (schriftelijke) waarschuwing is gegeven, volstaat een waarschuwing niet meer. Een schriftelijke waarschuwing is evenwel geen maatregel. Dat wil zeggen dat bij herhaling van de gedraging in principe een maatregel wordt opgelegd zonder toepassing van de recidivemaatregel.

Lid 2

Als er geen verwijt gemaakt kan worden, blijft de maatregel achterwege. In dat geval is het ook niet nodig om een beschikking te sturen omdat er geen sprake is van een verwijtbare gedraging.

Een andere reden om af te zien van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit is het nodig dat de maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden is geregeld dat het dagelijks bestuur geen maatregel oplegt voor gedragingen die langer dan 12 maanden geleden hebben plaatsgevonden.

Lid 3 en 4

Als het dagelijks bestuur van oordeel is dat sprake is van dringende redenen, kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel. In dat geval meldt het dagelijks bestuur dit schriftelijk aan de belanghebbende.

Lid 5

Verduidelijkt is dat het geven van een waarschuwing of het afzien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen niet meetelt voor recidive.

Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak

Lid 1 en 2

Het verlagen van de uitkering kan in beginsel op twee manieren:

  • 1.

    met terugwerkende kracht door middel van een herziening van de uitkering

  • 2.

    door middel van verlaging van het uitkeringsgedrag in de eerstvolgende maanden Het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode.

Het dagelijks bestuur hoeft in dat geval niet over te gaan tot herziening van de uitkering en het teveel betaalde bedrag aan uitkering terug te vorderen.

Om die reden is in dit artikel vastgelegd dat de maatregel wordt opgelegd in de maand volgende op het bekendmaken van de maatregel. Dit is anders als de uitkering nog niet betaald is. In dat geval wordt de uitkering verlaagd in de nog te betalen maand. In dat geval moet de uitkering wel worden herzien en teruggevorderd. De verlaging wordt toegepast op de norm in de maand waarin de verlaging plaatsvindt.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

Soms doen zich gelijktijdig meerdere verwijtbare gedragingen voor. In dat geval geldt in beginsel een cumulatie van maatregelen. Hier kan ten gunste van belanghebbende van worden afgeweken indien bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid dat met zich meebrengt.

Artikel 11 Indeling in categorieën

Ten opzichte van de WWB-maatregelenverordening zijn in deze bepaling geen gedragingen opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de IOAW en IOAZ de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel

Lid 2

In lid 2 is uitwerking gegeven aan de binnen de IOAW geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren. Hier is ervoor gekozen om op de uitkering dan blijvend een maatregel te leggen ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid. Alsdan kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor een aanvulling in het kader van de WWB.

Binnen het kader van de WWB zal dan moeten worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de IOAW en IOAZ kent de WWB een beperkte vermogensvrijlating en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre het maatregelwaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.

Artikel 13 en 14 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid / Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ biedt om de uitkering (tijdelijk en/of blijvend geheel of gedeeltelijk) te weigeren volledig uitgewerkt.

Dringende redenen in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontslagredenen zoals misleiding van de werkgever enz.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

Bij het vaststellen van de maatregel in de situatie dat een uitkeringsgerechtigde zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.

Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:

  • a.

    verbaal geweld (schelden);

  • b.

    discriminatie;

  • c.

    intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

  • d.

    zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • e.

    mensgericht fysiek geweld;

  • f.

    combinatie van agressievormen.

Voor het bepalen van verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad. In dit verband is het relevant een onderscheid te maken tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld.

Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering).

Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratieagressie. Het zal duidelijk zijn dat de mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld in beginsel groter is dan bij frustratiegeweld.

Het opleggen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het dagelijks bestuur legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 17 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.