Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota horecabeleid Midden-Delfland 2010 |
Citeertitel | Nota horecabeleid Midden-Delfland 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-2010 | Nieuwe regeling | 16-02-2010 Gemeenteblad, 2010, 1 | Geen |
Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland en de burgemeester van Midden-Delfland;
Overwegende dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot ondermeer de toepassing van wet- en regelgeving met betrekking tot horeca-aangelegenheden en aanpalende zaken als coffeeshops, seksinrichtingen en evenementen;
Dat met toepassing van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd;
Dat de ingebrachte zienswijze, behoudens enkele redactionele wijzigingen, niet tot wijziging van het voorgenomen beleid heeft geleid;
Vast te stellen de Nota horecabeleid Midden-Delfland 2010, zoals deze aan dit besluit is gehecht.
Hoofdstuk 1. Inleiding en leeswijzer
Horecabedrijven zijn belangrijk binnen de gemeente Midden-Delfland. Ze leveren een meerwaarde voor de kwaliteit van de dorpen, hebben een belangrijke sociale functie en zijn van economische betekenis. Daarbij draagt de horeca bij aan de toeristisch recreatieve functie van onze gemeente en zorgen terrassen bij horecabedrijven voor sfeer en gezelligheid.
Naast de vele positieve aspecten heeft de horeca in onze gemeente soms ook een keerzijde. Horecabedrijven kunnen door de aard van hun bedrijfsactiviteiten overlast voor de omgeving veroorzaken. Zo kan de aanwezigheid van horecabedrijven de openbare orde verstoren of kan de kwaliteit van het woon- en leefklimaat nadelig worden beïnvloed.
Behalve in de reguliere horeca wordt er ook alcohol geschonken in bijvoorbeeld verenigingsgebouwen en sportkantines. We willen dat zo veel mogelijk reguleren. We willen daarmee voorkomen dat (bijvoorbeeld) verenigingen oneerlijke concurrentie met de horeca aangaan.
Het schenken van alcohol kan leiden tot alcoholmisbruik en maatschappelijke problemen. De gemeente Midden-Delfland heeft daarom in het kader van haar gezondheidsbeleid een aantal acties geformuleerd. Deze zullen in het licht van de integraliteit van ons horecabeleid deels in deze nota worden opgenomen.
Met deze nota willen we dus in de eerste plaats de kwaliteit van de leefomgeving borgen, maar tegelijkertijd oneerlijke concurrentie tegengaan en alcoholmisbruik beperken en voorkomen. Als de gemeente Midden-Delfland geen horecabeleid vaststelt, kan dat leiden tot onduidelijkheid bij de horeca en de inwoners van onze gemeente. Ook ligt dan niet vast hoe de gemeente haar sturende en handhavende bevoegdheden op dit gebied zal gebruiken. Door nieuw horecabeleid vast te stellen wordt aan deze situatie een einde gemaakt. Het in deze nota beschreven horecabeleid is niet vrijblijvend. Het vormt ons toetsingskader voor het verlenen van vergunningen, ontheffingen en toestemmingen, alsmede voor de handhaving op dit gebied. In deze nota inventariseren wij de bestaande horeca niet en geven wij geen richting aan welke horeca binnen onze gemeentegrenzen nog gewenst is of gesaneerd moet worden. Dat soort horecabeleid regelen wij via (planologische) beleidsdocumenten zoals de Gebiedsvisie en de Visie op Vitale Dorpen, welke documenten wij in deze nota nog wel benoemen.
In het licht van deze nota merken we op dat de gemeente Midden-Delfland voor coffeeshops en voor seksinrichtingen een zogenaamd nulbeleid voert. Coffeeshops en seksinrichtingen worden in deze gemeente niet toegestaan en zullen geen (horeca)vergunning krijgen. Het karakter van de gemeente, een landelijke gemeente met drie dorpskernen en buurtschappen, laten dergelijke activiteiten niet toe. Het tast het woon- en leefklimaat van dorpskernen en buurtschappen aan Ze hebben bovendien een negatieve waarde in het typische groene deels recreatieve buitengebied, of anders gezegd ze passen het specifieke woon- en leefklimaat (in de meest ruime zin van het woord) van het buitengebied aan. Bovendien zijn er in de dorpskernen geen onroerende zaken te vinden, waarin coffeeshops of seksinrichtingen zich zouden kunnen vestigen, die op voldoende afstand (750 meter) van scholen of club- en verenigingsruimten gelegen zijn. We gaan in deze nota daarom verder niet in op coffeeshops en seksinrichtingen.
In hoofdstuk 2 gaan we in op ons streefbeeld voor de komende jaren. Belangrijke toetsstenen voor ons nieuwe horecabeleid zijn de Gebiedsvisie Midden-Delfland en de Visie op de Vitale Dorpen. Daaruit vloeit voort dat we streven naar hoogwaardige en kleinschalige horeca. We richten ons nu (en in de toekomst) op behoud door beheer. Er moet dus ruimte blijven voor dynamiek.
In hoofdstuk 3 beschrijven we delen uit ons gemeentelijke gezondheidsbeleid dat gericht is op andere maatschappelijke (neven) effecten van het schenken van alcohol. In deze nota zullen we wat betreft alcoholmatiging en evenementen verwijzen naar eerder ontwikkeld beleid van de gemeente op deze terreinen. Voor het onderwerp alcoholmatiging zullen we in het licht van de integraliteit van deze nota delen uit ons alcoholmatigingsbeleid overnemen.
In hoofdstuk 4 gaan we in op het juridische kader van ons horecabeleid. We kiezen ervoor om zo veel mogelijk aan te sluiten bij al bestaande regelgeving. Dit biedt dit de gemeente de meeste instrumenten en sturingsmogelijkheden. Daardoor kunnen ongewenste bijeffecten van de aanwezigheid van horecabedrijven worden voorkomen. De gemeente wil geen extra regels in het leven roepen. Daarmee zou de gemeente de administratieve lastendruk voor de ondernemers extra verhogen. Daar waar mogelijk wil de gemeente de administratieve lastendruk juist verminderen.
In de slotparagraaf van deze nota gaan we even in op eventuele financiële consequenties van ons horecabeleid
Hoofdstuk 2. Streefbeeld horeca Midden-Delfland
In de Gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 en de Visie op de Vitale Dorpen is vastgelegd hoe de gemeente en haar inwoners de toekomst zien van het Midden–Delfland gebied. Uit die documenten komt een belangrijke notie naar voren. De gemeente en haar inwoners willen niet simpelweg de huidige situatie conserveren, maar met willen met hun tijd meegaan. In de beide nota’s wordt dat samengevat met de woorden: Behoud door ontwikkeling. De huidige waarden van het landschap en de dorpen willen we meenemen naar de toekomst en moeten worden doorontwikkeld.
In het Streefbeeld Vitale dorpen (voor het jaar 2025) is dat als volgt geformuleerd: “de dorpen zijn dorpen. Ondanks alle druk van buitenaf hebben de dorpen in Midden-Delfland de kenmerkende karakteristieken van de dorpen kunnen behouden. Dorpen zoals dorpen bedoeld zijn: rust, warmte, kleinschaligheid. Dorpen, die elk vanuit hun eigen aard en kwaliteiten zijn doorontwikkeld”.
“In de dorpen is een sterke sociale samenhang aanwezig. Ze vormen geen eilanden, maar zijn met elkaar verweven, ze zijn verweven door en met het prachtige open en groene gebied en het water en ze zijn verweven met de omliggende gemeenten. Het leven in de dorpen is afgestemd op de groene en open omgeving en de mogelijkheden die de omgeving biedt. De dorpen hebben zich doorontwikkeld, met de tijd mee. De dorpen in Midden-Delfland zijn eigentijdse dorpen.
Hoogwaardige kleinschalige horeca
Gedurende het totstandkomingproces van de Visie op de Vitale dorpen is uitgebreid nagedacht en gesproken over het ondernemersklimaat en de rol en de vorm van de horeca in het Midden-Delfland gebied. Uiteindelijk werd dat als volgt geformuleerd:
“Het ondernemersklimaat bruist in Midden-Delfland, niet alleen op het gebied van zorg en wellness, maar ook op het vlak van andere creatieve beroepen.
“Vele creatieve en innovatieve 1- en 2-pitters geven een extra draai aan het ondernemerschap in Midden-Delfland. De dorpen bieden immers uitstekende mogelijkheden voor starters.”
“Typerend voor de bedrijvigheid in de dorpen is dat deze vooral kleinschalig is, gericht op de menselijke schaal. De horecagelegenheden en delicatessenzaken doen het uitstekend en profiteren mee van het nieuwe elan van de dorpen. Ook bieden veel particulieren overnachtingsmogelijkheden voor toeristen, zoals bijvoorbeeld kamers op basis van logies met ontbijt, het zogenaamde bed- en breakfast. De nieuwe dynamiekheeft er ook voor gezorgd dat voor de mensen die ‘gebonden’ zijn aan de dorpen er voldoende (‘winkel’) voorzieningen zijn zodat men voor dagelijkse benodigdheden het dorp niet meer uit hoeft.”
De ondernemers in de dorpen gaan bovendien spaarzaam om met het milieu en gebruiken de natuur als inspiratiebron voor hun eigen activiteiten. Je proeft ook hun verbondenheid met het buitengebied. In winkels en horecagelegenheden zijn streekeigen producten te koop. De dorpen maken dankbaar gebruik van hun (eco)toeristische aantrekkingskracht en er zijn volop gelegenheden om de ‘toerist’ even vast te houden en te verwennen, hetzij voor een dag of meerdere dagen. Kleinschalige horecagelegenheden, wellness-voorzieningen en enige bed- en breakfasts: pure verwennerij voor wie even wil genieten.
Naast hun belangrijke relatie met de groene omgeving vervullen ondernemers ook een kernrol in het sociale leven van de Midden-Delflanders. Via het ondersteunen en mee organiseren van tal van evenementen, vrijwilligerswerk, etc. maar ook het betrekken van de inwoners van de dorpen bij hun eigen werkzaamheden, vormen ze een belangrijke spil in het sociale leven.
De uit het verleden overgebleven grootschalige bedrijven bevinden zich aan de randen van de dorpen. Het is mogelijk gebleken om deze te behouden, hen de nodige groei toe te staan zonder de openheid van het gebied onder druk te zetten. (Streefbeeld Vitale Dorpen)
Midden-Delfland is hoofdstad Citta Slow van Nederland. Citta Slow sluit naadloos aan bij de Gebiedsvisie en de Visie op de Vitale Dorpen. (Kleinschalige) horeca kan hier een belangrijke rol spelen door het bieden van kwaliteit en bijvoorbeeld door het verwerken van streekproducten in hun menu’s.
Uit de Gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 en de Visie op de Vitale Dorpen vloeit duidelijk voort waar we naar streven. We streven naar hoogwaardige en kleinschalige horeca en willen de kwaliteit van het buitengebied en de dorpen zo goed mogelijk bewaken. Ons streefbeeld die uit deze visies voortvloeien wordt geacht in deze nota geïntegreerd te zijn. Dit zal ook gelden zodra nieuwere visies zijn vastgesteld, voor zover daar een streefbeeld voor de horeca af te leiden is (dit zou bijvoorbeeld een definitief vastgestelde visie op ’t Woudt kunnen zijn). Anders gezegd, ons horecabeleid is dus mede gerelateerd aan het planologische beleid (neergelegd in visies en officiële plannen) dat onze gemeente nastreeft. Het is daarbij echter niet de bedoeling om horeca dat niet in het streefbeeld past per definitie te weren als een vigerend bestemmingsplan deze horeca wel toelaat.
Daar willen wij als hoofdlijn van denken over het streefbeeld nog het volgende aan toevoegen. Daar waar in de buitengebieden of in de dorpen (ondersteunende) horeca aanwezig is (bijvoorbeeld op campings, horeca in buurtschap ’t Woudt en boerderijen met ontvangstruimten zoals De Paardestal), willen wij de exploitant de mogelijkheid bieden minimaal ook licht alcoholische drank te schenken. Daar waar visies of plannen dat nog belemmeren worden deze geacht hiermee te zijn aangevuld respectievelijk dienen deze te worden aangepast.
Dit alles onverminderd de toets naar de gevolgen voor het woon- en leefklimaat als bedoeld in artikel 2:28, lid 3, van de APV.
Regulering horeca/ deregulering
Horeca kan alleen worden vergund, indien beleids- of bestemmingsplannen dat mogelijk maken. Als dat zo is zullen we dit soort horeca niet alleen faciliteren, maar ook zullen wij moeten reguleren en handhaven. Immers wij willen mogelijk ongewenste bijeffecten van de horeca in ons gebied zo veel mogelijk voorkomen.
De huidige wet - en regelgeving biedt ons daarvoor de meest geschikte instrumenten. Al de door onze bestuursorganen in het kader van deze nota te nemen beslissingen, zoals bijvoorbeeld vergunningverlening, -intrekking of wijziging van vergunningen of het opleggen van handhavingssancties, worden getoetst aan die regelgeving, maar – voor zover de wet- en regelgeving dat toelaat - ook aan de hierboven beschreven visies.
Gelet op de grote hoeveelheid regels op dit gebied kan de administratieve lastendruk voor de horecaondernemers hoog oplopen. In ons beleid zullen we daarom alleen de hoogstnoodzakelijke regels opnemen, ten einde grip te houden op de aspecten openbare orde, veiligheid, volksgezondheid, woon- en leefklimaat. Daar waar mogelijk zullen we het aantal regels beperkt houden.
In het volgende hoofdstuk beschrijven we delen uit ons gemeentelijke gezondheidsbeleid dat gericht is op andere maatschappelijke (neven) effecten van het schenken van alcohol en leggen we relaties naar het horecabeleid. In het dan volgende hoofdstuk gaan we eerst in op de regels en het juridische kader van ons Horecabeleid. In het laatste hoofdstuk van deze nota gaan we vervolgens in op de handhaving van ons beleid.
Hoofdstuk 3. Gemeentelijk beleid in relatie tot alcoholmisbruik
Landelijk is er veel aandacht voor alcoholmisbruik, vooral onder jongeren. Ook in Midden-Delfland is het alcoholgebruik hoog. 73% van de jongeren tussen de 12 –19 jaar heeft ooit alcohol gedronken (regionaal 69%); 50% van de jongens drinkt op een avond meer dan 5 glazen. De helft van de jongeren die weleens drinken doet dat thuis, samen met anderen of bij anderen thuis.
Recent hebben wij in het kader van ons gezondheidsbeleid een aantal speerpunten geformuleerd. Eén van de speerpunten is het terugdringen van het alcoholmisbruik. Om dat alcoholmisbruik terug te dringen hebben wij een Notitie Alcoholmatiging en een actieprogramma geschreven. In het licht van de integraliteit van ons horecabeleid nemen wij de doelstellingen en acties uit die alcoholnotitie (kort) over in deze nota.
Is het drinken door jongeren lange tijd als “gewoon” gezien, de laatste jaren ontstaat er een groeiend inzicht dat vooral jongeren over het algemeen te vroeg, te vaak en te veel drinken. En hoe jonger het individu hoe groter de kans op latere schade. Uit recent onderzoek is gebleken dat ouders te tolerant gedrag vertonen ten aanzien van het alcoholgebruik van hun kinderen. Dit heeft een ongunstig effect op het beginnen met drinken van alcohol.
Het uiteindelijke doel van ons actieprogramma is het terugdringen van schadelijk alcoholgebruik bij jongeren. Dit zal op korte termijn (binnen 4 jaar) echter lastig te meten zijn: een jongere van 15 jaar die nu heeft meegedaan aan het jongerenonderzoek, wordt bij het volgende epidemiologische onderzoek ondervraagd in het kader van het volwassenenonderzoek en niet meer in het kader van het jongerenonderzoek. Of er een tendens ontstaat die laat zien dat het alcoholgebruik afneemt, zal daarom pas op langere termijn te zien zijn.
In de nota gezondheidsbeleid zijn de volgende doelstellingen rondom alcoholgebruik geformuleerd:
Problemen bij ouderen als gevolg van overmatig alcoholgebruik worden gesignaleerd en er wordt adequaat hulp geboden.
In ons gezondheidsbeleid maken we inzichtelijk welke partijen er bij het alcoholmatigingsbeleid betrokken zijn of gaan worden. Alcoholmatigingsbeleid vraagt een integrale aanpak. In samenwerking met de GGD Zuid-Holland West, de afdeling preventie van Brijder Verslavingszorg en Politie Haaglanden zullen er diverse activiteiten op het gebied van voorlichting, preventie en handhaving gaan plaatsvinden. Daarbij zal ook nadrukkelijk de samenwerking met verenigingen, ondernemers en maatschappelijke organisaties in de gemeente worden gezocht.
Zo zullen: (verschillende doelgroepen):
Acties en activiteiten rondom bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs en horeca zullen een regionaal karakter hebben. Hiervoor gaan de jongeren vooral voor naar buurgemeenten. Enkele activiteiten vinden (deels) al plaats (bijvoorbeeld de trainingen aan jongerenwerkers en de projecten op het voortgezet onderwijs), anderen zullen nieuw ingezet gaan worden. Vooral de voorlichtende activiteiten zullen niet alleen op jongeren gericht zijn, maar vooral op ouders en het alcoholgebruik van volwassenen. Zij hebben tenslotte een voorbeeldfunctie naar de jeugd toe.
In overleg met Brijder Verslavingszorg zullen voorlichtingsavonden voor jongeren en ouderavonden voor ouders van die jongeren pas ingepland worden nadat er een startbijeenkomst is georganiseerd waarbij een zo breed mogelijk scala aan maatschappelijke organisaties (sport- en jeugdverenigingen, kerken, onderwijs, jongerenwerk, politie) en een aantal ouders zal worden uitgenodigd. Doel van deze bijeenkomst is vooral om draagvlak voor het alcoholmatigingsbeleid te creëren. Als er draagvlak bij de organisaties is, kunnen zij dit ook binnen hun organisatie uitdragen. Hierdoor kan er op termijn een sfeer ontstaan dat te veel alcohol drinken “not done” is (zoals dat in de afgelopen jaren ook bij roken is gebeurd). Dit wil niet zeggen dat er voor die bijeenkomst geen voorlichtingsavond of iets dergelijks georganiseerd zou kunnen worden, het is echter voor de succesfactor van het actieprogramma van belang dat een dergelijke avond gericht is op bijvoorbeeld ouders die op voorhand aangeven aanwezig te zullen zijn. Een bijeenkomst met lage opkomst kan ertoe leiden dat het moeilijker wordt om draagvlak te creëren.
Al de door onze bestuursorganen in het kader van deze nota te nemen beslissingen, zoals bijvoorbeeld vergunningverlening, het wijzigen van vergunningen op grond van artikel 1.6 van de APV, of het opleggen van handhavingssancties, worden getoetst aan die regelgeving, maar – voor zover de wet- en regelgeving dat toelaat - ook aan de hierboven beschreven visies.
In het volgende hoofdstuk gaan we eerst in op de regels en het juridische kader van ons Horecabeleid. In het laatste hoofdstuk van deze nota gaan we vervolgens in op de handhaving van ons beleid.
Hoofdstuk 4. Juridisch kader horecabeleid
Voor horecabedrijven geldt een complex wettelijk regime. De horeca moet voldoen aan voorschriften op het gebied van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening, het milieu en sociaalhygiënische omstandigheden.
Wij sluiten zo veel mogelijk aan bij dat wettelijke regime omdat wij denken dat de huidige regelgeving een belangrijk instrument is om de kwaliteit van onze dorpen en ons buitengebied te handhaven. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het wettelijke regime. Eerst gaan we in op landelijke wet- en regelgeving. Daarna volgt een uiteenzetting over de belangrijkste lokale regels.
De Drank- en Horecawet geeft regels aan overheden en aan verstrekkers van alcohol. Achtergrond van de wet is de volksgezondheid. De wet probeert misbruik van alcohol tegen te gaan. Verder ziet de wet toe dat oneigenlijke concurrentie van sportkantines ten opzichte van de reguliere horeca wordt voorkomen. Artikel 3 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat men voor het bedrijfsmatig verstrekken en schenken van alcoholhoudende drank een vergunning nodig heeft. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen de commerciële horeca en het schenken in verenigingskantines. Voor de ondersteunende horeca bij vereniging - en sportkantines en culturele instellingen gelden specifieke regels. Voor de verkoop van sterke drank voor nuttiging elders (slijterij) moet men ook een vergunning op grond van artikel 3 hebben.
Voor de verkoop van zwakalcoholhoudende drank in een levensmiddelenwinkel is op dit moment geen vergunning vereist. Buiten levensmiddelenwinkels en slijterijen is het verboden om alcohol te verkopen. In de wet zijn vooral kwalitatieve eisen voor ondernemers en leidinggevenden opgenomen in artikel 8 en daarnaast gelden er inrichtingseisen waaraan een horeca-inrichting of slijterij moet voldoen opgenomen in het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet. Indien wordt voldaan aan de in de wet gestelde eisen, dan moet de drank–en horecavergunning worden afgegeven.
Eisen voor alle horecabedrijven(lokaliteiten):
Extra eisen voor het slijtersbedrijf:
Uit de wet vloeien allerlei verboden zoals hieronder enkele zijn vermeld:
Specifieke regels voor sportkantines en andere niet-commerciële inrichtingen
In de Drank- en Horecawet zijn voor het verkrijgen van een drank- en horecavergunning specifieke voorschriften opgenomen voor sportkantines en andere niet-commerciële inrichtingen. Dit zijn rechtspersonen die zich richten op activiteiten “van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.” Zo zijn deze op grond van de Drank- en Horecawet verplicht om met huisregels (bestuursreglement) te werken waarin onder andere moet worden opgenomen op welke tijden alcohol wordt geschonken. Voorkomen moet worden dat deze instellingen zich schuldig maken aan paracommercie (oneerlijke concurrentie). Paracommercie wordt door de Drank- en Horecawet verboden.
Als deze rechtspersonen buiten hun hoofddoelstellingen horecadiensten aanbieden is er sprake van paracommercie. Via het vergunningstelsel kan het college van burgemeester en wethouders waken tegen mogelijke oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in de Drank- en Horecawet en kan het college voorwaarden en beperkingen opleggen.
De gemeente Midden-Delfland streeft er naar te voorkomen dat paracommerciële instellingen bijeenkomsten houden van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen.
Naast de regels voor commerciële instellingen gelden er een aantal extra regels voor paracommerciële instellingen:
Gedurende tijden dat alcohol geschonken wordt dient een leidinggevende in het bezit van het diploma Sociale Hygiëne aanwezig te zijn of een “barvrijwilliger” van tenminste 18 jaar die door het bestuur is geïnstrueerd. Van de geïnstrueerde barvrijwilligers moet een lijst aanwezig zijn in de inrichting.
Overtreding van regels kan uiteindelijk leiden tot intrekking van de vergunning.
Ontheffingsmogelijkheid voor het schenken van zwakalcoholhoudende drank bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard
In de Drank- en Horecawet is in artikel 35 een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor de verstrekking van zwak -alcoholhoudende dranken bij bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard. Voor het schenken van sterke drank bestaat er geen ontheffingsmogelijkheid. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (bijvoorbeeld een festival, culturele manifestaties, enz.) en voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Aan deze ontheffing kunnen specifieke voorschriften worden verbonden zoals:
b. Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet
In dit Besluit zijn eisen opgenomen die, op grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet, in het belang van de sociale hygiëne aan horecabedrijven worden gesteld. Het betreft in dezen o.a. de onderverdeling van de inrichting in lokaliteiten, minimale maten, aanwezigheid van toiletvoorzieningen etc. Naast de eisen zoals deze in dit Besluit voor horeca-inrichtingen gelden, is ook het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening van belang. Hierin zijn algemene bouwtechnische- / veiligheidseisen met betrekking tot bouwwerken opgenomen.
c. Wet Milieubeheer/ Activiteitenbesluit
De Wet Milieubeheer is uitgewerkt in het Activiteitenbesluit. Dit besluit beoogt gevaar, schade en hinder vanuit de horeca-inrichting te voorkomen en milieubelasting zoveel mogelijk te beperken. U kunt bij milieubelasting bijvoorbeeld denken aan geluidsoverlast, afvalstoffen of stankoverlast.
Vrijwel alle horeca-inrichtingen in onze gemeente vallen onder het Activiteitenbesluit. Het besluit bevat een groot aantal standaard voorschriften waar de horeca-inrichtingen aan moeten voldoen. Op grond van dit besluit wordt bijvoorbeeld gekeken of het horecapand aan geluidswerende eisen moet voldoen of dat de ondernemer maatregelen moet nemen tegen stankoverlast. De afhandeling en handhaving van dit besluit vindt mede plaats door de Milieudienst van de gemeente Westland, waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten.
Als het gaat om horeca-inrichtingen speelt – indien er sprake is van overlast - de geluidsbelasting van de omgeving vaak een grote rol. We stippen de geluidsoverlast daarom even extra aan.
’s Avonds en ’s nachts mag er nauwelijks muziekgeluid hoorbaar zijn op straat of in aangrenzende woningen. Een afzonderlijk uitgevoerd akoestisch onderzoek naar de geluidsisolatiewaarde van het gebouw waarin de horecaonderneming is gevestigd levert inzicht op over de mate waarin aan de geldende geluidnormen kan worden voldaan. Er kan een akoestisch onderzoek worden opgelegd bij nieuwe bedrijven of n.a.v. klachten. Het Activiteitenbesluit biedt daarnaast de mogelijkheid om nadere eisen op te leggen. Deze nadere eisen kunnen bestaan uit:
Duidelijk zal zijn dat de eigenaar en de exploitant verantwoordelijk zijn voor het correct naleven van de regels.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om voor de gemeente bestemmingsplannen vast te stellen. Binnen de gemeente Midden-Delfland geldt vanzelfsprekend ook een aantal bestemmingsplannen. In de bestemmingsplannen wordt aangegeven waar er wel – en waar er geen bedrijven met een horecabestemming gevestigd mogen zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen lichte horeca, middelzware horeca en zware horeca conform de staat van inrichtingen.
Algemene Plaatselijke VerordeningMidden-Delfland 2010 (APV)
De APV is een belangrijke bron voor regulering van de horeca. Daar waar de Drank- en horecawet volksgezondheid als achtergrond heeft, stoelt de APV meer op openbare orde en veiligheid, woon- en leefklimaat, verkeer en diverse overige aspecten van de huishouding der gemeente. Hierna gaan we op de belangrijkste regels in.
In hoofdstuk 2 van de APV (openbare orde) is in afdeling 8 het toezicht op openbare inrichtingen geregeld. In paragraaf 1 van deze afdeling is het toezicht op horecabedrijven gereguleerd. In artikel 2.28 is bepaald dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Een exploitatievergunning is persoons- en locatiegebonden en daardoor niet overdraagbaar.
De betrokkenheid van omwonenden en andere belanghebbenden bij de vestiging en wijziging van een horecabedrijf kan groot zijn. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de inschatting die men maakt of een horecabedrijf inbreuk maakt op het woon- of leefklimaat. In verband hiermede wordt een vergunningaanvraag of een verzoek om wijziging van een vergunning als volgt behandeld:
indien dit leidt tot ingrijpende reacties van belanghebbenden zal niet direct tot vergunningverlening worden overgegaan, maar zal eerst zienswijze van belanghebbenden (dat is dus ook de aanvrager) op een voorgenomen besluit (voorgenomen vergunning) worden gevraagd. Dit geschiedt ook in geval van een vestiging of wijziging van horecabedrijf, waarvan door de burgemeester wordt ingeschat dat de impact aanzienlijk is. Eventueel ingebrachte zienswijzen worden betrokken in de definitieve besluitvorming. Bij het inwinnen van zienswijzen gaat de voorkeur uit voor het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht;
De burgemeester weigert in beginsel de exploitatievergunning als vestiging van het horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
De burgemeester kan de vergunning ook weigeren wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het te vestigen horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Om dit te kunnen beoordelen kan van de aanvrager een ondernemersplan worden gevraagd. Bij een onderneming die eenvoudig van aard is (bijvoorbeeld een pannenkoekenhuis), zullen er minder gegevens nodig zijn dan bij een meer gecompliceerd gebruik (zoals een buurthuis of evenementenhal) of bij een “zwaardere” onderneming als een discotheek. In het laatste geval is een uitgebreid ondernemingsplan noodzakelijk waarbij aspecten aan de orde komen als aantal gelijktijdig aanwezige bezoekers, doelgroep, geluid, beveiliging in en om de inrichting, komen en gaan van doelgroepen, parkeren, verkeersafwikkeling en bedrijfsleiderschap.
Voorts zal de vergunning worden geweigerd, indien het bevoegde bestuursorgaan, op grond van een toets van de aanvraag op grond van de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, daartoe aanleiding ziet.
Intrekken en wijzigen vergunning/vervallen vergunning
De APV geeft in artikel 1:6 aan, wanneer een vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd. Deze intrekking of wijziging zal plaatsvinden, indien het bevoegde bestuursorgaan, op grond van een toets op grond van de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, daartoe aanleiding ziet.
Verder geeft artikel 2:28B nog enkele mogelijkheden weer waarop een exploitatievergunning ”automatisch” vervalt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het verstrekken van een nieuwe vergunning voor dezelfde inrichting, of wanneer de inrichting niet meer door de ondernemer op wiens naam de vergunning is gesteld wordt geëxploiteerd of wanneer de inrichting langer dan 13 weken feitelijk gesloten is.
Exploitatievergunningen en terrassen
Mogelijke terrasbepalingen (voorwaarden en beperkingen) zijn opgenomen in de exploitatievergunning van het horecabedrijf.
Deregulering exploitatievergunningen
Een nieuwe horeca-exploitant krijgt in de toekomst een vergunning voor onbepaalde tijd. De burgemeester kan die exploitatievergunning op grond van artikel 1.6 van de APV wijzigen (van deze wijzigingsbevoegdheid zal ondermeer gebruik worden gemaakt, als (toekomstig) landelijk, provinciaal, of regionaal beleid daar aanleiding voor zal geven. Denk bijvoorbeeld zoals thans het anti-rookbeleid of het alcoholmatigingsbeleid wordt uitgerold) of intrekken. Daarnaast heeft hij nog tal van andere wettelijke mogelijkheden (in de APV en gemeentewet) om handhavend op te treden. Onder de oude regels moet de horeca exploitant, na eerst een vergunning voor één jaar te hebben ontvangen, elke drie jaar een nieuwe vergunning aanvragen. Dat bracht onnodige lastendruk met zich mee. Dus op grond van deze nota ontstaat er lastenverlichting voor ondernemer en gemeentelijke organisatie zonder verlies van grip op aspecten als openbare orde, veiligheid en leefbaarheid.
Indien er evenwel naar het oordeel van de burgemeester vooraf aanwijzingen of bedenkingen zijn bij een aanvraag om een exploitatievergunning, al dan niet ingegeven door reacties van belanghebbenden, door het ondernemersplan of gegevens over het gedrag van exploitant of personeel, kan hij een “proefvergunning” afgeven. Dat is een volledige exploitatievergunning die niet geldt voor onbepaalde tijd, maar voor een door de burgemeester vastgestelde proefperiode. Als de proefperiode succesvol verloopt, kan de exploitant rekenen op een verlenging van de vergunning voor onbepaalde tijd. Is er sprake van een minder succesvol verloop met verbetermogelijkheden, dan kan ook eerst een nieuwe proefperiode met bijstelling van vergunningvoorwaarden volgen.
Vrijstelling exploitatievergunning mogelijk
In artikel 2.28 is bepaald dat het verbod om zonder vergunning een horecabedrijf te exploiteren niet geldt niet voor door de burgemeester vast te stellen beleidsregels die horecabedrijven aanduiden, welke begrepen worden onder het begrip ondergeschikt horecabedrijf.
In bijlage 1 van deze nota treft u een limitatief overzicht aan van horecabedrijven, die begrepen zijn onder begrip ondergeschikt horecabedrijf. De burgemeester kan dit overzicht tussentijds actualiseren, zonder deze beleidsnota opnieuw te moeten vaststellen. Het overzicht wordt dan wel naar de betrokken raadscommissie ter informatie gezonden.
In artikel 2:29 zijn de sluitingstijden van de horeca in Midden-Delfland geregeld. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
Op grond van artikel 2:29 lid 2, kan de burgemeester door middel van beleidsregels afwijkende sluitingstijden vaststellen voor te onderscheiden categorieën horecabedrijven en het daartoe behorend terras. Verder kan de burgemeester op grond lid 3 van dat artikel door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras. Dit wordt als volgt uitgewerkt
Op grond van het tweede lid van artikel 2:29 van de APV worden hierbij voor (sport)verenigingen met horeca de volgende sluitingstijden vastgesteld:
Onder (sport)verenigingsactiviteit wordt bedoeld de hoofdactiviteit van de vereniging (voetbalwedstrijd of –training in geval van een voetbalvereniging en toneelspelen of repeteren in geval van een toneelvereniging etc.). Met een(sport)verenigingsactiviteit wordt dus niet bedoeld bijkomende club- en verenigingsactiviteiten zoals bijvoorbeeld het organiseren van disco´s, bingo`s etc. Voor dergelijke activiteiten gelden aparte regels.
Op grond van het derde lid van artikel 2:29 kunnen door de burgemeester in de exploitatievergunning afwijkende tijden (afwijkend van sluitingstijden als bedoeld in artikel 2:29, leden 1 en 2 van de APV 2010) worden opgenomen:
indien dat blijkens een gemotiveerd verzoek van de exploitant voor de hoofdactiviteiten van zijn horecabedrijf dringend gewenst is, en voorts de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde en veiligheid of het milieu niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed en bovendien het bestemmingsplan of planologische visies een dergelijke hoofdactiviteit buiten de algemene sluitingstijden ondersteunt.
In de exploitatievergunningen zal een voorschrift worden opgenomen, dat horeca-exploitanten bij bijzondere gelegenheden vier keer per jaar mogen afwijken van de reguliere sluitingstijden. Ze mogen dan een uur langer openblijven. Een exploitant moet daartoe tijdig (de schriftelijke melding moet twee werkdagen vóór de dag waarop de afwijking van de sluitingstijd plaatsvindt bij de gemeente zijn ontvangen) een schriftelijke melding doen aan de burgemeester. De burgemeester kan na ontvangst van de melding, de afwijking van de sluitingstijden verbieden in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu.
De burgemeester kan voor een bij de horecagelegenheid behorend terras in de exploitatievergunning een ander sluitingsuur vaststellen, afgestemd op de specifieke omstandigheden. Ook hier geldt weer de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde en veiligheid, of het milieu als toetsingsgronden.
Sommige verenigingen willen in hun accommodatie naast de hoofdactiviteit clubactiviteiten organiseren, zoals een discoavond, bingo etc. In de exploitatievergunning zal hiervoor een voorschrift worden opgenomen, waardoor:
Daarbij zal worden bepaald dat en dergelijke clubactiviteit 10 werkdagen voor de dag waarop de activiteit aanvangt schriftelijk bij de burgemeester moet worden gemeld. De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding, de activiteit en de afwijking van de sluitingstijden verbieden in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu. Tijdens een dergelijke activiteit blijven alle overige bepalingen en voorschriften van toepassing.
Op grond van artikel 2:30 heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor één of meer horecabedrijven in geval van bijzondere omstandigheden of indien hij dat uit oogpunt van openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid nodig acht een tijdelijk sluitingsuur vast te stellen of tijdelijke sluiting (een tijdelijke sluiting komt al vrij snel in beeld na een vechtpartij, (vuur)wapengebruik, aantreffen van (vuur)wapens in de inrichting, aantreffen of gebruik van hard- of softdrugs in of nabij de inrichting, maar ook indien de leefbaarheid in een wijk of gedeelte daarvan als gevolg van een incident onder druk is komen te staan) te bevelen.
Aan de exploitatievergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
In ieder geval zal in een voorschrift worden opgenomen welke verantwoordelijke personen er altijd in de horeca-inrichting ten tijde van de opening aanwezig dienen te zijn.
Op grond van artikel 2:48 is het verboden op aangewezen openbare plaatsen of op/ of aan het aangewezen openbaar water alcoholhoudende drank te eten of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Het bepaalde geldt niet voor horecabedrijven of bijbehorende terrassen.
Evenementenvergunningen worden verstrekt op grond van artikel 2.24 APV. De beleidsregels op basis van artikel 2.24 zijn vastgelegd in de nota evenementenbeleid Midden-Delfland. Tijdens evenementen heeft men, buiten de horeca-inrichtingen, een ontheffing nodig van de burgemeester (artikel 35 Drank- en Horecawet) om zwakalcoholhoudende drank tegen betaling of bedrijfsmatig te verstrekken. Een horecaondernemer kan te maken krijgen met het evenementenbeleid, zodra hij op of aan de straat een evenement (mee) wil organiseren of een activiteit in zijn horecabedrijf organiseert wat niet behoort tot de normale exploitatie van zijn bedrijf.
Alcoholmatiging/evenementenbier
Bij alle vergunningplichtige buitenevenementen en inpandige evenementen (buiten het normale gebruik) zal de burgemeester in het kader van alcoholmatiging nadere voorschriften verbinden aan de evenementenvergunning. Deze voorschriften vloeien voort uit het vigerende alcoholmatigingsbeleid waarover hiervoor in Hoofdstuk 3 aandacht is besteed. Onderdeel daarin is dat er in plaats van het reguliere bier evenementenbier of bier met een lager percentage alcohol moet worden geschonken. Deze laatst bedoelde bepaling zal vooral worden toegepast bij zich daarvoor lenende grootschalige evenementen waarvoor een organisator ook daadwerkelijk evenementenbier kan afnemen. Deze alinea is behalve onderdeel van het horecabeleid tevens een aanvulling op het vigerende evenementenbeleid.
In de voortaan te verlenen exploitatievergunningen zal een bepaling worden opgenomen er toe strekkende, dat de burgemeester de exploitant bijzondere voorschriften kan opleggen met betrekking tot het gebruik van plastic glazen, grootte van de glazen, telkens afruimen van tafels en andere ordende maatregelen, die slechts gelden ten tijde van een evenement, indien bij het uitblijven van deze voorschriften vrees zal zijn voor de verstoring van de openbare orde, veiligheid en leefbaarheid.
e. Bouwverordening Midden-Delfland en de Brandbeveiligingsverordening
Het juridisch kader van brandveiligheid wordt gevormd door de Woningwet, de Bouwverordening, het Bouwbesluit en de Brandbeveiligingsverordening op grond van de Brandweerwet 1985. Tevens speelt het Gebruiksbesluit een rol. Hieronder volgt een korte toelichting op deze wetten. Op grond van artikel 2 Woningwet zijn in het Bouwbesluit voorschriften gegeven omtrent het (brandveilig) bouwen. Ook staan er regels in omtrent de vereiste staat van bestaande gebouwen. De Veiligheidsregio Haaglanden adviseert bouw- en woningtoezicht over de vereiste brandtechnische voorzieningen van een nieuw te bouwen of te verbouwen gebouw en controleert deze tijdens de bouw. Het niveau van de brandtechnische eisen voor de staat van bestaande gebouwen in het Bouwbesluit is laag (er is sprake van een economisch niveau dat met brandveiligheid niets te maken heeft). Daarom heeft de gemeente een eigen beleid opgesteld. In dit beleid staan voorschriften die ertoe leiden dat het brandveiligheidsniveau voor bestaande bouw zoveel mogelijk aansluit bij het niveau voor nieuwbouw. Op grond van artikel 8 van de Woningwet geeft de Bouwverordening Midden-Delfland voorschriften omtrent het brandveilig gebruik van bouwwerken. In het Gebruiksbesluit staat beschreven hoe de regelgeving op het gebied van brandveiligheid wordt gehandhaafd.
De legesverordening geeft aan voor welke vergunningen en ontheffingen een vergoeding (leges) verschuldigd is. Voor de exploitatievergunning geldt dat deze al dient te worden voldaan vóór het in behandelingen nemen van de vergunning. Dit zal in de praktijk ook zo worden toepast.
In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op het toezicht en op de handhaving van het horecabeleid.
Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving
Een strikte aanpak van horecabedrijven die zich niet aan de regels houden is van belang voor de openbare orde en veiligheid en een goed woon- en leefklimaat. Hierna beschrijven we hoe we die handhaving ter hand nemen.
Voor een effectieve en efficiënte handhaving is een integrale benadering en samenwerking tussen de regiopolitie Haaglanden, het Openbaar Ministerie, de gemeentelijke afdelingen, de toezichthouders, de milieudienst, de Voedsel- en Warenautoriteit en de Veiligheidsregio Haaglanden noodzakelijk. Verder zal gebruik worden gemaakt van de faciliteiten die het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) kan bieden. Dit onder de regie van de gemeente. De kracht van de wijze van handhaving schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingsmiddelen. Een goede communicatie tussen de gemeente als regisseur en bovengenoemde partners is daarom van essentieel belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig, als na elkaar worden toegepast, hoewel in het algemeen geldt dat het strafrecht het uiterste middel is. Omdat de gemeente een regierol heeft, wordt van alle partijen verwacht dat zij ten minste van (dreigende) overtredingen adequaat schriftelijk wordt geïnformeerd en voorts dat van controlebezoeken e.d. ongeacht het resultaat (geen nieuws is ook nieuws) daarvan een rapportage wordt opgesteld en naar de gemeente wordt gezonden.
Eerst zullen we kort ingaan op een aantal juridische handhavingsmiddelen.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen en strafrechtelijke handhavingsmiddelen.
De landelijke en plaatselijke wetten/ regels die verbods- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen overtredingen van die bepalingen als een strafbaar feit. Het hanteren van strafrechtelijke handhavingsmiddelen is geen aangelegenheid van een gemeentelijk bestuursorgaan. De opsporingsambtenaar schrijft in dat geval een proces-verbaal uit. Het Openbaar Ministerie beslist over de strafvervolging.
Bij de handhaving van ons horecabeleid kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
Een overtreding zal volgens het navolgende stappenplan worden afgewikkeld.
De exploitant respectievelijk de horecaondernemer wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.
Tweede overtreding (Herhaling van de eerste overtreding)
Het bevoegde bestuursorgaan kan bestuursdwang toepassen, een dwangsom opleggen of – indien en zodra de wetgeving dat toelaat – een bestuurlijke boete opleggen. Als de dwangsom wordt verbeurd of een boete wordt opgelegd dan wordt deze geïnd. Laat het bestuursorgaan de bestuursdwang, de dwangsom of het opleggen van een boete gelet op de aard of omvang van de overtreding achterwege dan wordt de exploitant/ondernemer nogmaals schriftelijk gewaarschuwd.
Derde of volgende overtreding (Herhaling van de eerste en tweede overtreding etc.)
Het bevoegde bestuursorgaan kan bestuursdwang toepassen, een dwangsom opleggen, een – indien en zodra de wetgeving dat toelaat – een bestuurlijke boete opleggen of de vergunning, ontheffing of toestemming intrekken.
In bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van het bevoegde bestuursorgaan, kan de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders van het vorenstaande stappenplan afwijken en meer passende maatregelen treffen. Dit kan zich ook voordoen indien er sprake is van meerdere, al dan niet gelijktijdig plaatsvindende, overtredingen van verschillend karakter of aard.
In bijzondere omstandigheden, zulks te zijner beoordeling, kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid, of leefbaarheid, onmiddellijke tijdelijke sluiting bevelen (bijvoorbeeld na een vechtpartij, (vuur)wapengebruik en aantreffen van (vuur)wapens in de inrichting, aantreffen of gebruik van hard- of softdrugs, maar ook indien de leefbaarheid in een wijk of gedeelte daarvan als gevolg van een incident onder druk is komen te staan. De tijdelijke sluiting kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op artikel 2:30 van de APV) of kan hij zelfs direct al tot intrekking van de exploitatievergunning overgaan (bijvoorbeeld indien de exploitant ophoudt van goed gedrag te zijn of bijvoorbeeld indien blijkt dat een horeca-inrichting deel uit maakt of betrokken is bij een crimineel circuit).
In elke fase van het voormeld stappenplan, kan het bevoegde bestuursorgaan een bestaande vergunning of ontheffing aanpassen.
Strafrecht is het uiterste middel. De opsporingsambtenaar kan bij het constateren van een of meerdere overtredingen een proces-verbaal opmaken.
Planning toezicht en handhaving
Naast het reguliere toezicht en handhaving door de gemeente en haar partners, zullen jaarlijks ten minste twee integrale handhavingsacties plaatsvinden. Het reguliere monodisciplinaire toezicht wordt door de gezaghebbers van elke instantie zelf bepaald. Voor de gemeente geldt dat op basis van beschikbare capaciteit (op basis van de huidige beschikbare capaciteit kunnen bijvoorbeeld geen intensieve controles door gemeentepersoneel op specifieke bedrijven plaatsvinden) toezicht plaats vindt via steekproefsgewijze controles en op basis van ingekomen klachten. Wat betreft de ingekomen klachten zal worden aangemoedigd dat de klager zich ook wendt tot de ondernemer(s) die aanleiding tot de klacht zijn, zodat de klachtveroorzaker(s) zijn (hun) eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen.
SLOTPARAGRAAF. FINANCIELE CONSEQUENTIES, OVERGANGSRECHT EN HARDHEIDSCLAUSULE
Ons horecabeleid heeft op korte termijn geen financiële consequenties. Wij verwachten dat de uitvoering binnen de huidige kaders van de begroting kan worden uitgevoerd. Op langere termijn zal de gemeente jaarlijks minder leges ontvangen omdat vergunningen voor onbepaalde tijd zullen worden verstrekt.
Zodra dit horecabeleid door de burgemeester en door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld en gepubliceerd, waarna het direct in werking treedt, zullen dan nog lopende aanvragen voor vergunningen, verlengingen etc. worden afgewikkeld conform het nieuwe beleid, tenzij dit voor de aanvrager tot onevenredig grote bezwaren leidt.
Daar waar in deze nota gesproken wordt over de “burgemeester” moet soms op grond van artikel 3:2 van de APV Midden-Delfland 2010 gelezen worden “het college van burgemeester en wethouders”.
Deze nota geeft het horecabeleid weer zoals dat van toepassing is op de uiteenlopende soorten horecabedrijven in de gemeente Midden-Delfland. Het bevoegde bestuursorgaan kan van dit beleid in bijzondere gevallen afwijken, mits dit in de besluitvorming goed is gemotiveerd.
Vastgesteld op 16 februari 2010 door de burgemeester van Midden-Delfland en het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland.
Limitatief overzicht van horecabedrijven, die begrepen zijn onder het begrip ondergeschikt horecabedrijf. Voor deze horecabedrijven geldt niet het verbod als bedoeld in artikel 2:28 van de APV 2010.