Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Stichtse Vecht

Beleidsregels WWB 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Stichtse Vecht
Officiële naam regelingBeleidsregels WWB 2014
CiteertitelBeleidsregels WWB 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 35
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsregels

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201409-07-2015Nieuwe regeling

03-09-2013

Vechtstroom, 11-09-2013

Beleid

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels WWB 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;

gelet op artikel 35 Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

overwegende dat het college gehouden is aanvullende regels op te stellen inzake de uitvoering van de WWB;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels WWB 2014

Richtlijnen Handboek GripOp WWB (voorheen Handboek Schulinck)

W003 - Afspraken met cliënt over de gevolgen van het niet nakomen/ voortijdig afbreken van een re-integratie

Hiervoor wordt verwezen naar de maatregelen- of afstemmingsverordening, toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen bij dit Handboek.

W008 - Hulpverleningsinstellingen

ZorgInstellingActiviteiten
Schuldhulpverlening en budgetbegeleiding• Kredietbank Nederland • Algemeen Maatschappelijk Werk • Schuldhulpverlening (Daniels & Dekkers)• Minnelijk schuldsaneringtraject • Aanvraag WSNP • Budgetteringsadviezen • Periodieke betalingen • Financieel beheer • Voorlichting • Cursussen
Verslavingszorg• RIAGG • Algemeen Maatschappelijk Werk • Leger des Heils• Psychotherapie • Methadonproject • Dagopvang • Nachtopvang

B142 – Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand

Er geldt een vereenvoudigde aanvraagprocedure in het geval dat een belanghebbende binnen zes maanden na beëindiging een hernieuwd beroep op bijstand doet. Een belanghebbende dient zich opnieuw bij het college te melden, maar het college hanteert een verkort intakeformulier en er worden minder gegevens opgevraagd.

Indien een belanghebbende minder dan 30 dagen voor de datum van melding nog recht op bijstand had, wordt dit recht niet geacht te zijn geëindigd en hoeft geen nieuwe aanvraag te worden gedaan. Dit vloeit voort uit artikel 45 WWB.

B006 – Locatie(s) indienen aanvragen

Alle aanvragen van mensen tot de pensioengerechtigde leeftijd worden ingediend bij de gemeente. Voordat iemand een aanvraag kan doen, dient deze zich eerst telefonisch bij Sociale Zaken te melden. Daarna wordt een aanvraagformulier toegezonden.

B169 – Het kunnen volgen van onderwijs

Hiervoor wordt verwezen naar de afzonderlijke beleidsregel, toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen bij dit Handboek.

B023 – Beleid inzake korten voorlopige teruggave

Ontvangen bedragen aan teruggave en voorlopige teruggave worden gekort, voor zover zij als middel in aanmerking genomen moeten worden en betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend. Zie artikel 31 lid 1 WWB.

Voor zover een voorlopige teruggave in aanmerking moet worden genomen, wordt deze meteen (vanaf aanvang uitkering of de maand januari) op de uitkering gekort omdat de belanghebbende hierover redelijkerwijs kan beschikken. De klant wordt hierover geïnformeerd.

B034 – Procedure maandelijks inleveren ROF/inkomstenverklaring

Cliënten ontvangen maandelijks of periodiek een inkomstenformulier met hierop de periode vermeld waarop het inkomstenformulier betrekking heeft en tevens een inleverdatum. Het formulier zal volledig ingevuld, ondertekend en samen met de benodigde bewijsstukken voor de inleverdatum ingeleverd moeten zijn. De ingevulde formulieren en stukken kunnen ook gescand worden gemaild naar het e-mailadres van Sociale Zaken.

Als het formulier niet tijdig, dus na de uiterste inleverdatum is ingediend, ontvangt de cliënt een termijn van orde. Worden het formulier en de stukken dan nog niet tijdig ingeleverd, dan wordt een hersteltermijn gestuurd. Het rechtop uitkering wordt dan opgeschort. Wordt binnen de gestelde termijn aan de verplichting voldaan en worden het ingevulde en ondertekend formulier met de juiste gegevens tijdig ingeleverd, dan wordt de uitkering betaalbaar gesteld. Worden de stukken niet ontvangen, dan wordt de uitkering beëindigd en mogelijk wordt het recht op bijstand herzien. Tevens wordt dan een boete- onderzoek verricht.

B039 – Beleidsregels huisbezoek

Bij een aanvraag bijstand om levensonderhoud of om bepaalde vormen van bijzondere bijstand kan er een huisbezoek plaatsvinden. Het doel van het huisbezoek is respectievelijk vast te stellen of de woonsituatie en de gezinssituatie gelijk zijn aan hetgeen de aanvrager heeft vermeld op het inlichtingen- of aanvraagformulier, of om de noodzaak van de bijzondere bijstand vast te stellen.

Wanneer daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij een vermoeden van fraude, kan de inkomensconsulent of de controleambtenaar ook tussentijds besluiten een huisbezoek af te leggen.

Huisbezoeken worden afgelegd door de inkomens- of re-integratieconsulent samen met de controleambtenaar. Na het huisbezoek maakt de controleambtenaar een rapportage op, die, wanneer van toepassing, vervolgens in de rapportage van de consulent wordt meegenomen.

Zie voor concrete voorschriften voor het afleggen van huisbezoeken het gemeentelijk "Protocol huisbezoeken" van mei 2013, toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen in dit handboek.

B166 – Waarschuwing i.p.v. bestuurlijke boete

Hiervoor wordt verwezen naar de afzonderlijke “Beleidsregel schending inlichtingenplicht”, zoals opgenomen in de gemeentelijke bijlagen in dit handboek.

B167 – Aanvullende criteria van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid

Hiervoor wordt verwezen naar de afzonderlijke “Beleidsregel schending inlichtingenplicht”, zoals opgenomen in de gemeentelijke bijlagen in dit handboek.

B170 – Nadere regels bewijsopdracht

Geen richtlijn

B060 – Berekening hoogte algemene bijstand bij co-ouderschap

Co-ouderschap wordt slechts dan aanwezig geacht wanneer dit door de rechter is vastgesteld of als beide ouders over het co-ouderschap duidelijke (en langdurige) schriftelijke afspraken hebben gemaakt en deze afspraken daadwerkelijk nakomen. De feitelijke situatie is van belang. Bovendien dient de betreffende ouder minimaal gemiddeld twee volle etmalen per week daadwerkelijk de volledige zorg te hebben over het kind, hetgeen blijkt uit het verblijf van het kind in het gezinsverband van deze ouder. De co-ouderschapregeling is dus niet bedoeld voor de gevallen waarin het kind vrijwel altijd bij de ene ouder verblijft en slechts incidenteel bij de andere ouder. Over elk volledig etmaal wordt de co-ouder dan als alleenstaande ouder aangemerkt.

In geval er sprake is van co-ouderschap, is de zorg per definitie overwegend in gelijke mate verdeeld over beide ouders. Dat impliceert dat de kosten die voor het kind/de kinderen worden gemaakt, ook gelijkelijk over de ouders zijn of zouden moeten zijn verdeeld.

In geval van co-ouderschap moet in principe maatwerk worden toegepast. Echter omdat er van diverse vormen van verdeling sprake kan zijn, waarin ouders bijvoorbeeld afwijken in schoolvakanties, weekenden met feestdagen en dergelijke, kan het consequent toepassen van maatwerk in individuele gevallen voor praktische problemen zorgen. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid en transparantie wordt daarom de stelregel aangehouden dat er in geval van co-ouderschap sprake is van een gelijke verdeling tussen de ouders. Dat betekent dat een co-ouder voor 50% recht heeft op de alleenstaande norm en voor 50% recht heeft op de alleenstaande-oudernorm, ook als dat afwijkt van de afspraken tussen de ouders.

In geval van bijzondere kosten ten behoeve van een kind met co-ouders, bijvoorbeeld de aanschaf van goederen op grond van een minimaregeling, kan er voor dezelfde kosten per kalenderjaar slechts door één van beide ouders een beroep op de regeling worden gedaan.

B062 –Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Bijzondere bijstand dient in beginsel te worden aangevraagd voordat de kosten worden gemaakt, en nadat minimaal een indicatie van de kosten kan worden gegeven. In afwijking hiervan kan bijzondere bijstand worden verleend nadat de kosten zijn gemaakt, mits de aanvraag wordt ingediend binnen drie maanden nadat de kosten zijn ontstaan en de noodzakelijkheid van de kosten alsnog kan worden vastgesteld. In geval van dringende redenen kan hiervan worden afgeweken tot maximaal 12 maanden nadat de kosten zijn ontstaan.

B068 – Adresgegevens zorgverzekeraars

Menzis

Postbus 75000

7500 KC ENSCHEDE

T: 088 – 222 40 40

F: 053 – 485 32 99

www.menzis.nl/gemeente

gemeenten@menzis.nl

B070 – Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering

Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)

 

Voor wie

De gemeente biedt deelname aan een collectieve zorgverzekering bij zorgverzekeraar Menzis aan. Belanghebbenden met een inkomen tot maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen tot de toepasselijke vermogensgrens op grond van artikel 34 lid 3 WWB komen in aanmerking voor deelname aan de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM), bestaande uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering, ook voor een aantal tandheelkundige kosten. 

 

Voordelen

Deelname aan de verzekering vindt plaats tegen gereduceerd tarief; de gemeente heeft collectiviteitskorting op het basispakket bedongen bij de zorgverzekeraar, en vergoedt daarnaast per deelnemer een deel van de kosten van het aanvullende pakket. De deelnemer is hiermee goed verzekerd voor een schappelijke prijs.

Voordeel voor de gemeente is onder meer dat de aanvullende verzekering een aantal vergoedingen bevat, waarvoor geen bijzondere bijstand meer hoeft te worden verstrekt.

Aanmeldingsprocedure

Overstappen naar de collectieve verzekering kan jaarlijks per 1 januari. Wie al een individuele verzekering bij dezelfde zorgverzekeraar heeft, kan ook in de loop van het jaar overstappen naar het collectief. Voor de aanmelding stelt de zorgverzekeraar aanmeldingsformulieren beschikbaar, maar dit kan ook en bij voorkeur digitaal. Belanghebbenden zonder WWB-uitkering, en van wie ook niet op grond van een andere regeling is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voldoen, dienen op verzoek bewijsstukken van inkomen in te leveren.

Individuele zorgverzekering

De belanghebbende heeft een wettelijk recht om zelf een zorgverzekeraar te kiezen. De samenstelling van het pakket van een aanvullende verzekering verschilt per zorgverzekeraar. Hij of zij kan niet worden gedwongen om zich bij een bepaalde verzekeraar te verzekeren. Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om zich aanvullend te verzekeren.

Let op: Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor medische kosten wordt altijd rekening gehouden met de vergoeding die de belanghebbende gekregen zou hebben als ware hij/zij verzekerd middels het gemiddelde aanvullende pakket van de collectieve zorgverzekering. Enige uitzondering hierop is als een belanghebbende een hogere vergoeding krijgt dan uit dat gemiddelde aanvullende pakket: dan wordt natuurlijk rekening gehouden met die hogere vergoeding. Dit wordt verduidelijkt middels onderstaande casuïstiek.

 

Casuïstiek: 

1) Iemand heeft € 150 aan medische kosten. Er is geen aanvullende zorgverzekering. Uit het gemiddelde aanvullende pakket van de CZM zou € 75 worden vergoed. Welk bedrag komt voor BB in aanmerking?

Medische kosten:                                       € 150

Geen aanvullende verzekering:                 €  0

Gem. aanvullende verzekering CZM:         €  75  -

Bedrag BB:                                                €  75

2) Iemand heeft € 150 aan medische kosten. Er is een kleine aanvullende verzekering, die € 50 van de kosten vergoedt. Uit het gemiddelde aanvullende pakket van de CZM zou € 75 worden vergoed. Welk bedrag komt voor BB in aanmerking?

Medische kosten:                                    € 150

Gem. aanvullende verzekering CZM:       €  75  -

Bedrag BB:                                              €  75

3) Iemand heeft € 150 aan medische kosten. Er is een ruime aanvullende verzekering, die € 100 van de kosten vergoedt. Uit het gemiddelde aanvullende pakket van de CZM zou € 75 worden vergoed. Welk bedrag komt voor BB in aanmerking?

Medische kosten:                                    € 150

Aanvullende verzekering:                       € 100  -

Bedrag BB:                                              €   50 

Men wordt geacht de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering, alsmede het verplicht eigen risico, te kunnen voldoen uit een inkomen op bijstandsniveau en de zorgtoeslag.

B073 – Brillen en contactlenzen

De kosten van de (eerste) aanschaf of vervanging van een bril (montuur met glazen) of contactlenzen worden in beginsel aangemerkt als noodzakelijke kosten. 

In aanmerking te nemen kosten

Bij het bepalen van de in aanmerking te nemen kosten wordt rekening gehouden met een vergoeding die verkregen wordt of had kunnen worden via het gemiddelde aanvullende pakket van de collectieve zorgverzekering (Menzis). Binnen deze collectieve regeling heeft Menzis afspraken gemaakt met diverse opticiens, op basis waarvan een belanghebbende onder bepaalde voorwaarden kosteloos aanspraak kan maken op een bril (of contactlenzen).

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van brillenglazen in beginsel aan te merken als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen.

Op basis hiervan kan er in beginsel geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van brillen of contactlenzen. Wel dient er altijd te worden gekeken of er aanleiding is om op individuele gronden van deze richtlijn af te wijken.

[Toelichting: in bijgevoegde link staat meer informatie over het brillenarrangement van Menzis.]

B074 – Overig beleid inzake specifieke medische kosten

Bijkomende kosten die rechtstreeks verband houden met een verstrekking op grond van AWBZ en Zvw, maar die niet geheel door deze verzekeringen worden vergoed, kunnen in aanmerking komen voor bijstandsverlening. Indien op grond van AWBZ of Zvw aanspraak op een verstrekking bestaat, wordt in beginsel de noodzaak van de bijkomende kosten aangenomen. Denk daarbij onder andere aan:

  • ·

    eigen bijdrage in de kosten van een hoortoestel;

  • ·

    batterijen voor een hoortoestel;

  • ·

    meerkosten van orthopedische schoenen

Een voorbeeld van kosten die niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, zijn steunzolen. Hiervoor is in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk, omdat deze kosten met opzet door de wetgever uit de basisverzekering zijn gelaten.

Let op: houd bij het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand en de hoogte ervan rekening met de vergoeding vanuit het gemiddelde aanvullende pakket van de collectieve zorgverzekering van Menzis. Zie voor deze vergoedingssystematiek richtlijn B070.

B078 – Kosten rechtsbijstand

Omschrijving kosten

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat of griffierecht.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.22). Denk in dit verband aan:

  • ·

    Wet op de rechtsbijstand (Wrb) Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan een belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook B7.7.

  • ·

    Wet tarieven burgerlijke zaken (Wtbz) voor de indebetstelling. Zie ook B7.7.

  • ·

    een rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over een rechtsbijstandsverzekering beschikt, is dit een voorliggende voorziening. Is dat niet het geval, dan kan op grond daarvan een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand niet worden afgewezen.

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend. Ook de eigen bijdrage voor verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur (zie B7.7) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):

  • ·

    griffierechten;

  • ·

    kosten voor getuigen en deskundigen;

  • ·

    uittreksels uit de openbare registers;

  • ·

    telegrammen, internationale telex, internationale fax en internationale telefoongesprekken;

  • ·

    rolverrichtingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken.

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • ·

    vertaalkosten. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

  • ·

    reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen, tenzij hij/zij verplicht is om bij de zitting aanwezig te zijn.

  • ·

    de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb. 

Bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verleend (artikel 48 lid 1 WWB). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, kan hiervoor ook bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB; zie ook B9.2). 

Verlaging eigen bijdrage

Wanneer aan een belanghebbende een toevoeging is verleend, is van belang of belanghebbende aanspraak maakt op verlaging van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt verlaagd met € 52,- wanneer een belanghebbende eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen. In beginsel is hiervoor vereist dat het Juridisch Loket belanghebbende in persoon rechtshulp heeft verleend en dit heeft geleid tot een diagnosedocument. Het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand voorziet overigens in uitzonderingen op het systeem dat eerst het Juridisch Loket moet worden geraadpleegd om de eigen bijdrage te verlagen. Wanneer een belanghebbende niet eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, dan heeft dat geen gevolgen voor de hoogte van de bijzondere bijstand. Dat kan alleen als hiervoor een bepaling is opgenomen in de Maatregelverordening, bijvoorbeeld vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Omwille van de kostenbeperking is het dus belangrijk om belanghebbenden, voordat zij rechtsbijstand inschakelen, te wijzen op het Juridisch Loket.

B086 – Verzorging en hulp

De AWBZ, Zorgverzekeringswet en WMO gelden ten aanzien van kosten voor zorg en hulp als voorliggende voorzieningen die in principe passend en toereikend worden geacht.

Als hulp of zorg wordt verleend op grond van deze voorliggende voorzieningen, dan is er een indicatie en staat de noodzaak van de kosten vast. Eigen bijdragen komen in dat geval voor vergoeding in aanmerking. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de eigen bijdrage voor kraamzorg.

Voorliggende voorziening

Sommige zorgverzekeraars hebben in hun aanvullende verzekeringen een vergoeding opgenomen voor de eigen bijdrage van verzorging en hulp. Let daarom goed op of een belanghebbende daarop aanspraak kan maken. Ook hier geldt: hanteer bij de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand de vergoeding die iemand via het gemiddelde aanvullende pakket van Menzis krijgt of zou hebben gekregen (zie ook richtlijn B070).

B097 – Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

Zie hiervoor de beleidsregels zoals toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen bij dit Handboek.

Let op: bij het berekenen van de hoogte van de bijzondere bijstand moet gebruik worden gemaakt van percentages van het netto Wettelijk Minimum Loon (WML).

B100 – Kosten kinderopvang (verwervingskosten)

Het betreft de kosten van kinderopvang die nodig zijn om te kunnen deelnemen aan een noodzakelijke scholing of werkervaringsprojecten dan wel arbeid in loondienst te kunnen verrichten. Ook kan het gaan om de eigen bijdrage in de kosten van de peuterspeelzaal.

Algemeen

Voor de kosten van kinderopvang wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. De Wet kinderopvang (Wk) is een voorliggende voorziening.

Soms kan er geen opvang volgens de Wk plaatsvinden. In dat geval kan vergoeding via bijzondere bijstand een mogelijkheid zijn. Een voorbeeld hiervan is tussenschoolse opvang.

Eigen bijdrage peuterspeelzaal/kinderdagverblijf/VVE-erkende voorschoolse voorziening

De kosten van het gebruik van een peuterspeelzaal komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Het gebruik van een peuterspeelzaal is doorgaans wel wenselijk, echter in de meeste gevallen niet noodzakelijk te noemen. Dit is echter anders waar het de zogenaamde “doelgroepkinderen” betreft. Dit zijn kinderen die op basis van de gemeentelijke doelgroepdefinitie in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) van vier dagdelen per week, dat is minimaal 10 uur per week (o.g.v. de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, Wet OKE). Deze kinderen worden op indicatie van het consultatiebureau doorverwezen naar de peuterspeelzaal, mogelijk ook het kinderdagverblijf. Het gaat hierbij meestal om kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Een groot deel van de kosten komt voor rekening van de gemeente, het restant geldt als eigen bijdrage. Voor deze eigen bijdrage kan in geval van doelgroepkinderen bijzondere bijstand worden verstrekt.

Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Inleiding

Kinderopvang wegens een sociaal-medische indicatie is buiten de Wet kinderopvang gehouden. Dit is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Omdat de Wk geen vermogenstoets kent, wordt het vermogen ook hier buiten beschouwing gelaten. De vergoeding mag daarom niet in de vorm van bijzondere bijstand worden verstrekt; deze wordt uit andere middelen voldaan. Onderstaande informatie is uit praktische overwegingen bij deze richtlijnen toegevoegd.

Indicatiestelling

Voor de indicatiestelling wordt altijd om een verklaring van een deskundige verzocht. Dat kan een verklaring zijn van:

  • ·

    een verpleegkundige van het consultatiebureau/CJG, GGD of thuiszorg;

  • ·

    een arts van het consultatiebureau/CJG;

  • ·

    een huisarts;

  • ·

    een (ortho)pedagoog;

  • ·

    een psycholoog;

  • ·

    een psychiater;

  • ·

    een interne begeleider basisscholen;

  • ·

    een (andere) medisch specialist.

 Deze verklaring in combinatie met de bekende gegevens en het onderzoek van de behandelend consulent zijn voldoende om de noodzaak te beoordelen.

Berekening bijdrage

Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de praktijk zoals die zou zijn als deze doelgroep onder Wk viel, wordt de bijdrage vastgesteld aan de hand van de Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst. De gemeente vergoedt op deze wijze de kosten die belanghebbende van de Belastingdienst in de vorm van kinderopvangtoeslag zou hebben ontvangen, als daarop recht bestond.

Zie hiervoor ook de afzonderlijke beleidsregel, zoals toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen bij dit Handboek.

B146 – Berekening woonkostentoeslag eigenaren

De standaardrekenmethode zoals weergegeven in het Handboek WWB dient te worden gehanteerd.

  • 1.

    Indien een woning in eigendom wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het maximaal subsidiabele bedrag op grond van de Wet op de huurtoeslag dan wel de (Aanpassingswet) Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wijzigingswet Wet op de huurtoeslag en er is geen aanleiding om de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB te weigeren, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden verleend.

  • 2.

    Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld analoog aan de Wet op de huurtoeslag dan wel de (Aanpassingswet) Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wijzigingswet Wet op de huurtoeslag.

  • 3.

    Indien de woonkosten hoger zijn dan het maximaal subsidiabele bedrag op grond van de Wet op de huurtoeslag dan wel de (Aanpassingswet) Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wijzigingswet Wet op de huurtoeslag, kan voor het meerdere bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden verleend gedurende maximaal één jaar.

  • 4.

    Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, wordt de bijzondere bijstand verleend onder de voorwaarde dat zo spoedig mogelijk een woning wordt betrokken waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het maximaal subsidiabele bedrag.

Nota bene: bij de berekening wordt de post ‘zakelijke lasten’ genoemd. Hieronder wordt in elk geval verstaan: rioolrechten, eigenaarsdeel waterschapslasten, erfpachtcanon, premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen), eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting.

B154 – Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

Geestelijke gezondheidszorg is opgenomen in het AWBZ-pakket of de Zvw. Het grootste deel van de kosten wordt vergoed op grond van de AWBZ of de Zvw. Er vindt alleen vergoeding plaats van een deel van de kosten wanneer de huisarts de klant heeft verwezen naar de ggz. Daarmee is de noodzaak van de kosten aangetoond. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de eigen bijdrage, tenzij deze wordt vergoed vanuit het gemiddelde aanvullende pakket van de collectieve zorgverzekering van Menzis (zie richtlijn B070).

V023 – Kinderopvang voor sociaal-medisch geïndiceerden

Betreft een vervallen richtlijn: zie hiervoor richtlijn B100 en de afzonderlijke beleidsregel, toegevoegd aan de gemeentelijke bijlagen bij dit Handboek.

Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Beleidsregels WWB 2014.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 3 september 2013,

De secretaris, De burgemeester